Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Enkele jonge gemotiveerde leerkrachten lanceerden recent een noodkreet in de pers over hun moeilijke zoektocht naar een job in het onderwijs. De werkonzekerheid die bij veel jonge leerkrachten vandaag leeft, is zeker niet nieuw. Vorig jaar lanceerden twee afgestudeerde leerkrachten nog de Facebook-pagina ‘lkr zkt werk’ (leerkracht zoekt werk) omdat ze merkten dat zij en nog veel andere leerkrachten maar moeilijk aan de slag geraken in het onderwijs.
De ervaringen van deze jonge leerkrachten werden ook bevestigd in de cijfers die de VDAB vorig jaar publiceerde. Ook de cijfers die collega Vandenberghe recent bij u heeft opgevraagd, bevestigen dat er ook regionaal problemen zijn. Zo zouden elke zomer 9000, vooral jonge leerkrachten op zoek moeten gaan naar een nieuwe betrekking, terwijl dat aantal daalt tot 2700 doorheen het schooljaar.
Deze getuigenissen en cijfers staan nochtans in contrast met het lerarentekort dat vandaag in sommige regio’s bestaat en dat in de toekomst mogelijk nog zal toenemen. De VDAB spreekt dan ook van een atypische arbeidsmarkt in het onderwijs, waarbij er in veel regio’s een mismatch bestaat tussen de beschikbare werkzoekende leerkrachten voor bepaalde vakken en de openstaande vacatures.
Minister, in een antwoord op een actuele vraag in de plenaire vergadering gaf u aan dat u naar aanleiding van de cijfers van de VDAB een sensibilisatiecampagne plande die gericht is op scholen. Concreet zou u vragen aan de scholen dat ze vacatures doorgeven aan de VDAB zodat werkzoekende leerkrachten sneller zicht zouden krijgen waar er mogelijk opportuniteiten voor een job zijn.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de sensibilisatiecampagne die u aankondigde om scholen aan te moedigen hun vacatures te melden aan de VDAB? Kunt u overigens meegeven hoe de gesprekken lopen met de VDAB en de scholen over deze problematiek? Plant u nog andere maatregelen om jonge, eventueel ook minder jonge, maar gemotiveerde leerkrachten te ondersteunen in hun zoektocht naar een job?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb, zoals aangekondigd, bij het begin van het schooljaar de schooldirecties via Schooldirect van 30 september 2015 en Klasse gesensibiliseerd om hun openstaande vacatures ook via de VDAB te melden. Deze sensibilisering was gekoppeld aan een artikel specifiek over de zoektocht van een jonge leerkracht naar een nieuwe opdracht. Die zei dat het heel moeilijk was omdat er geen centraal punt is, waar te zien is waar er allemaal opdrachten openstaan. Mevrouw Celis, ik heb u al gezegd dat het de lokale scholen en schoolbesturen zijn die de beslissing nemen om de vacatures te publiceren via de VDAB.
Heel recent is er wetenschappelijk onderzoek gebeurd over de aanwerving en opdrachttoewijzing van leraren. Dat was een OBPWO-onderzoek (onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek) ‘Uitdagingen voor het personeelsbeleid: Aanwervingen en opdrachttoewijzingen in Vlaamse basis- en secundaire scholen’ waar je zeer interessant materiaal vindt over hoe scholen daarmee omgaan, zowel in het basisonderwijs als het secundair onderwijs.
Ik leer daaruit dat er door scholen geen standaardprocedures gehanteerd worden voor het rekruteren van leerkrachten. Directeurs gaan anders tewerk naargelang de situatie waarin de leerkracht wordt gezocht, namelijk de lengte van de opdracht, het tijdstip in het schooljaar of de jobinhoud. Als je bijvoorbeeld mensen zoekt om in OKAN-klassen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) te staan of om technische vakken te geven, is het volgens sommige directeurs wel aan te raden om via VDAB te zoeken. In sommige situaties doen ze het dus heel expliciet, in andere doen ze het niet.
In het basisonderwijs heeft de helft van de scholengemeenschappen een eigen lijst of databank van mogelijke kandidaten waarvan zeer dankbaar gebruik wordt gemaakt door de directeurs. In het secundair onderwijs wordt in eerste instantie geput uit de databank van de school. Die bestaat uit spontane sollicitaties, soms aangevuld met afstudeerlijsten van hogescholen.
Andere wervingskanalen, zoals VDAB, worden niet consequent gebruikt. Als deze databank gebruikt wordt, is dit voornamelijk als tweede optie. Het is dus zeer zelden een eerste optie. Ondanks de sensibilisering die we gedaan hebben, zien we dat VDAB en de onderwijswereld elkaar heel zelden als partner aanspreken. Ze ervaren ook niet echt de noodzaak, ook de leerkrachten niet. Ik blijf dus wat zoeken, en luister ook naar jullie, naar de noodzaak om iedereen te verplichten om systematisch alle vacatures bekend te maken via VDAB. Is die noodzaak nu groot of niet? Het wordt niet zo ervaren. Scholen willen er eigenlijk niet toe verplicht worden. Leerkrachten solliciteren vaak heel spontaan bij alle scholen in de regio. Het is echter evident dat het een meerwaarde kan zijn als je het objectief bekijkt. We zien dat, alle inspanningen ten spijt, het niet spontaan gebeurt, behalve in sommige situaties.
Het is evident dat ik daarin verder werk. Ik raad ook iedereen aan om het onderzoek dat bestaat, eens te bekijken omdat je dan inzicht krijgt in waarom men het doet of waarom niet.
Ik verwacht ook niet alle heil van die centrale initiatieven. Ik ga ervan uit dat het aantal gemelde vacatures niet spectaculair zal stijgen. We hebben in september 2015 gezien dat dat effect er niet was. Ik geloof wel heel sterk in lokale samenwerkingsverbanden en -initiatieven op maat, zoals ‘Onderwijstalent’ in Antwerpen. Dat is zeer efficiënt. Daar zie je wel een samenwerking tussen VDAB, AgODi en de stad Antwerpen, en dat is er net op gericht om werkzoekende leraren in hun zoektocht naar een job te ondersteunen, scholen te sensibiliseren om vraag en aanbod maximaal op elkaar af te stemmen. Je ziet dus dat de regionale initiatieven wel efficiënt zijn. Ik denk dat het goed is om daar voluit op in te zetten.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U slaat de nagel op de kop. Het gebruiken van die databank van VDAB gebeurt veel te weinig. We zijn op het juiste moment van het jaar. Mensen spreken mij persoonlijk aan als het over het stedelijk onderwijs gaat. Mensen sturen mails. Mensen beginnen pakken sollicitaties te sturen. Maar het automatisme om via de lijsten van VDAB te gaan kijken, zit zeker nog niet ingebakken. Misschien moeten we er toch over nadenken om alle vacatures verplicht naar VDAB te trancheren, willen we daar enige beweging in krijgen. Ik kan me echt niet voorstellen, als we die richting niet uitgaan, dat er enige verandering in komt.
Deze namiddag kunnen we heel wat tijd besteden aan de lerarenopleiding. Als we zoveel moeite doen om naar sterke leerkrachtenprofielen te gaan en proberen de geschikte en goed gemotiveerde mensen te behouden, en als we dan elk schooljaar opnieuw op het einde van het schooljaar en tijdens de vakantie worden geconfronteerd met de rush naar een volgende job in september, dan moeten we toch proberen om alles te doen wat in de mogelijkheden ligt om naar die lijsten te trancheren. Ik denk dat u zeer duidelijk hebt aangegeven dat u de problematiek kent en probeert te beheersen, waarvoor dank.
De heer De Ro heeft het woord.
Collega’s, ik zou het woord niet nemen, mocht ik vorig jaar deze vraag niet als een actuele vraag hebben gesteld tijdens de plenaire, naar aanleiding van het lanceren van ‘lkr zkt werk’. Minister, toen hebt u gezegd dat het verplichten niet onmiddellijk een eerste optie was. U wilde aanmoedigen, sensibiliseren, en u vond meer transparantie nodig. We zijn nu een jaar verder. Uw antwoord op de vraag van collega Celis is dat er toch nogal wat vacatures zijn die niet de weg vinden naar de transparantie.
Ik zal heel rustig en heel eenvoudig herhalen wat ik vorig jaar gezegd heb. 99,8 procent van de banen in onderwijs worden volledig betaald door de Vlaamse belastingbetaler. Het kan dus niet zijn dat de ene Vlaming de weg wel vindt en de andere de weg niet vindt. De verhalen dat mensen die thuis zijn in een school, omdat er familie werkt of omdat ze er zelf ooit hebben schoolgelopen, meer toegang zouden hebben tot die informatie dan anderen, zou eigenlijk iedereen tegen de borst moeten stuiten. Collega Celis zei dat we moeten nadenken over het verplichten. Ik vind dat dat evident moet zijn.
Eigenlijk hebben we de inrichtende machten nu al jaren de kans gegeven. Vera en ik zijn er zelf een. Wij doen het allebei consequent: Geel en Vilvoorde publiceren alle vacatures, ook tijdelijke vacatures en interims, altijd via VDAB en de eigen website. Wij hebben dus recht van spreken om te zeggen dat het voor ons echt wel overmorgen verplicht mag worden. Of dat dan een erkenningsvoorwaarde moet zijn of op een andere manier moet worden afgedwongen, laat ik in het midden. Als schoolbesturen een beroep doen op de Vlaamse Gemeenschap voor hun financiering en subsidiëring, dan komen daar ook een aantal verplichtingen bij. Een minimumverplichting is dat ze hun vacatures publiceren. Het kan zijn dat dat niet vlot genoeg verloopt en dat die tool bij VDAB gebruiksvriendelijker kan. Daar wil ik begrip voor hebben, we moeten dan maar met VDAB gaan spreken. Maar de ervaring van onze personeelsdienst leert dat dat relatief vlot gaat, dat zo’n vacature heel snel online staat en heel veel mensen kan bereiken.
We hebben hier vorig jaar nog een aantal verhalen gehoord van mensen die echt ongelooflijke inspanningen doen om vacatures te vinden en dan toch zien dat studiegenoten heel snel in die scholen aan de bak komen waar er zogezegd geen vacatures zijn. Zoiets is echt niet meer voor 2016. Alle mogelijke transparantie moet er zijn. Collega’s, misschien moeten we daartoe een parlementair initiatief nemen. Dat zullen wij toejuichen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, de vraag van mijn collega is heel interessant. We moeten die problematiek in het ruimere kader van het personeelsbeleid bekijken. Directeurs hebben heel veel werk en lijden veel tijdverlies met hun personeelsbeleid en aanstellingsprocedures. Men moet met zoveel dingen rekening houden. De ene directeur wordt al beter door de schoolgemeenschap of scholengroep ondersteund dan de andere. Men moet eerst de vastbenoemden aanstellen, dan de TADD’ers (tijdelijke aanstelling van doorlopende duur), dan moet worden bekeken welke tijdelijken er nog vrij zijn, en in het gemeenschapsonderwijs moet men ook nog het onderscheid maken tussen wie op de site van het geïntegreerd onderwijs (gon) heeft getekend en wie niet. En als er dan nog niemand is gevonden, moet er gebeld worden naar VDAB om toch bij afwezigheden de vacatures van leerkrachten te kunnen invullen. Dat zorgt voor heel veel stress en werk. De directeur moet vooral zorgen dat hij geen fouten tegen de wetgeving maakt. Dat gebeurt wel eens door toedoen van de werkdruk en de planlast. Dan moet men zaken na één of twee maanden herroepen, en dat kost heel wat geld aan de scholengemeenschap, die daar dan al dan niet voor verzekerd is.
We zullen het loopbaandebat waarschijnlijk nog verder voeren. Bij de start van het nieuwe schooljaar zijn er negenduizend leerkrachten nog op zoek naar werk. Dat zorgt bij hen voor heel veel stress. Eén op de vier valt na vijf jaar weg. De jonge leerkrachten zijn onzeker want zij weten niet in welke school ze zullen terechtkomen. Als ze dan een interimaanstelling hebben, dan is dat soms in één, twee of drie scholen. Dat is nefast voor een degelijke voorbereiding of om zich de schoolcultuur eigen te maken en het pedagogisch project van de school te leren kennen. Ook de lesvoorbereidingen zorgen voor heel wat stress, om dan nog niet te spreken van alle andere administratieve rompslomp waarmee ze worden geconfronteerd.
Daarom hebben wij het vijfjarige contract voor jonge leerkrachten voorgesteld. We hebben dat vorig jaar al gedaan in het kader van ‘De leerkracht van morgen’. Zo kunnen leerkrachten binnen dezelfde scholengemeenschap gedurende vijf jaar stabiliteit hebben en gecoacht worden, en op die manier de kans krijgen om te groeien en voldoende tijd te hebben om hun lessen voor te bereiden.
Ik kreeg onlangs het verhaal in mijn mailbox van een leerkracht die al zestien jaar in een basisschool lesgeeft. Dat is al geen beginnende leerkracht meer. Zij werkt al veertien jaar binnen eenzelfde schoolbestuur, is heel verliefd op haar vak en doet met veel passie haar job. Maar ze moet nog elk jaar vrezen voor haar job. Zij heeft geen vaste functie, zij heeft nog geen aanspraak kunnen maken op een functie waar zij wel de capaciteit voor heeft. Zij schrijft dat ze nog maar een paar dagen geleden het bericht heeft gekregen dat ze voor één jaar verder kan, maar op het einde van het schooljaar zal ze opnieuw bang moeten afwachten of ze nog een plaats zal hebben. Dat komt door de structuren. Bijvoorbeeld door iemand in ziekteverlof, met ‘pensionitis’, zoals dat in het vakjargon wordt genoemd, die dan een maand voor het einde van het schooljaar plots terugkeert zodat zij haar vakantiedagen niet verliest. Dat is allemaal menselijk, maar dat zorgt bij die mensen voor onzekerheid. Ik maak mij daar dus zorgen over, niet alleen omdat het over beginnende leerkrachten gaat maar ook over leerkrachten die soms heel lang in dienst zijn, die volharden en volhouden. Veertien of zestien jaar, ik vind dat een heel lange periode. Ook zij trekken aan de alarmbel om te zeggen dat zoiets op termijn niet houdbaar is. Zij voelen zich benadeeld. Dat zorgt voor problemen.
Mijn grote zorg bij dit alles is dat er heel wat talent verloren gaat. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die echt gemotiveerd en getalenteerd zijn, die er echt voor gaan, na een aantal jaren ermee ophouden en ergens anders een job zoeken. Mensen met goede capaciteiten kunnen zich snel aanpassen in een andere job. Zo gaat er heel wat talent verloren.
Ik weet dat deze zaken uit het werkveld komen, maar ik vond het belangrijk om de vraag van mevrouw Celis ermee aan te vullen.
De heer De Meyer heeft het woord.
De zorg om jonge leerkrachten maximaal aan het werk te krijgen, is natuurlijk ons aller zorg. Minister, ik ben het eens met uw genuanceerde antwoord. In de twee minuten die het reglement mij toestaat kan ik hier moeilijk een principieel standpunt innemen en ten volle verdedigen. Ik beperk mij tot twee vraagjes en twee randbemerkingen.
Ik herinner mij dat het Rekenhof heeft gezegd dat voor korte interims vacatures melden aan VDAB niet haalbaar is.
Een tweede concrete situatie waaraan ik dacht, is het volgende: een schoolbestuur heeft iemand aangesteld in een halftijdse opdracht en je hebt de kans deze jonge leerkracht in een anderhalve vacante betrekking aan te stellen, zodat je deze persoon een beter perspectief kunt geven binnen je school. Is het dan noodzakelijk dat je dat meldt aan VDAB? Of is het niet logischer dat je die persoon die je reeds in dienst hebt, daadwerkelijk die kans aanbiedt?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank de leden voor al hun aanvullende opmerkingen. Mevrouw Celis, mijnheer De Ro, ik heb daar ook al zware discussies over gevoerd op mijn kabinet. Ik vind het eigenlijk vrij evident, en er is ook al een verplichting, dat vacatures naar VDAB gaan. Ook vandaag is het al zo dat vacante betrekkingen naar VDAB moeten. Dat wordt echter niet toegepast. Er moet dus een reden zijn waarom dat niet gebeurt. Ik probeer te begrijpen waarom dat niet gebeurt. Ik denk dat dat voor een stukje te maken heeft met het feit dat leraar een contactberoep is, waarbij men terechtkomt in een ploeg, en dat scholen graag eerst eens kijken naar de lijst die ze hebben, met mensen waarmee ze misschien al ervaringen hebben gehad, dat ze eerst kijken naar de mensen die ze al kennen, om te zien wie ze daarin kunnen schuiven. Dat lijkt me een vrij logische reflex. Dat sluit een beetje aan bij wat de heer De Meyer zei.
Ik vind het echter natuurlijk wel vreemd dat er op een bepaald moment in mei dan toch een kleine duizend vacante functies waren waarvoor men niemand vond. Je zou dat toch gemakkelijker moeten matchen als er tegelijk een aantal mensen zijn die geen werk hebben.
Mijnheer De Ro, ik zou dus toch willen vragen om nog eventjes rustig te blijven als het gaat over een decreetgevend initiatief. Als we iets doen, dan moet het wel werken, en dan wil ik ook de scholen mee hebben in wat we doen. We moeten er ook voor zorgen dat het resultaat van die oefening leidt tot een betere match met wat vrijkomt. Iedereen moet inderdaad toegang hebben tot dezelfde informatie en dergelijke. U weet ook dat de scholen en scholengroepen vaak ook al in grotere pools beginnen samen te werken. Dat dat niet meer gebeurt, daar kan ik met mijn verstand niet bij, dus ik wil echt wel onderzoeken hoe we dat meer kunnen stimuleren.
Dat zal echter nooit alles oplossen. De heer De Meyer heeft er heel terecht op gewezen dat, als er plots in het midden van het jaar een korte vervanging van drie of zes weken moet zijn, het onmogelijk is om dat alles via die procedure te gaan doen. Het Rekenhof heeft dat ook bevestigd. Dat is natuurlijk eigen aan het onderwijs: op een bepaald moment vallen mensen uit en dan moet er snel iemand worden gevonden.
Mijnheer De Ro, ik meen echter dat uw opmerking veeleer ging over de openstaande betrekkingen die er komen. Daarvoor bestaat eigenlijk al een regel. U zei dat we daar sancties aan zouden moeten koppelen, zodat ze het zeker doen. Voor ik zoiets overweeg, moet ik er toch wel zeker van zijn dat het positieve effecten zal hebben. De heer Vandenberghe wees erop dat er ook een aantal stappen moeten worden doorlopen. Er moet worden bekeken of er niemand prioritair is en zo. We mogen het niet nog ingewikkelder maken. Tarra is voor mij ook altijd de grens van wat ik beslis: het moet helderder en transparanter worden, en mag ook niet tot extra workload leiden.
Mijnheer Vandenberghe, ik kom tot uw opmerking. U zei dat we tot meer werkzekerheid moeten komen. Au fond ben ik het daarmee eens. Ik heb bij de vorige vraag gezegd dat we een klein beetje moeten temporiseren bij onze gesprekken omdat er duidelijkheid moet komen over het pensioen, het pensioenbedrag. Dat van die verlofstelsels is nu gelukt. Dat moest ook in het kader van de loopbaanonderbreking. Ik ben zeer blij dat dat al is gelukt. Ik ga echter niet onhygiënisch werken en een hele beslissing proberen uit de werken over de lerarenloopbaan, waarna ze dan drie maanden later plots zien dat er federaal nog iets wordt beslist. Stel nu dat er over die tantièmes en die zware beroepen iets gebeurt, dan zou ik het zeer onfair van mezelf vinden om holderdebolder het ene te doen en dan de mensen in het onderwijs voor het blok te zetten omdat er nog een aantal maatregelen komen. Ik wil dat dat hygiënisch gebeurt. Zoals ik ook bij de vorige vraag heb gezegd, ik ben heel blij dat we met de Vlaamse Regering over die zware beroepen al een gezamenlijk standpunt hebben ingenomen dat eigenlijk zeer goed is voor de belangen van onze leerkrachten.
U hebt verwezen naar dat vijfjarig contract. Ik weet niet of u de budgettaire impact daarvan hebt berekend. Ik zit daar ook wat gewrongen mee. Waarom is dat er dan vroeger nooit gekomen, en waarom is de pool afgeschaft die er lang geleden ooit was? Die pool ging immers over veel minder dan uw vijfjarig contract. Die was er en plots is die dan weggesaneerd. Waarom? Vrij eenvoudig, omdat het natuurlijk heel duur was om iedereen in die pool te houden. Ik begrijp dus dat u dat vanuit uw oppositierol zegt, maar mocht u in mijn schoenen staan, dan zou u ook onmiddellijk beseffen dat dat mooi klinkt, maar niet zo evident is.
We hebben het moment waarop die vaste benoeming ingaat, al teruggebracht tot juli, om toch sneller duidelijkheid te geven. Dat heeft ook wel enige impact gehad, maar sowieso zal je in die vakantieperiode altijd een piek van werkzoekenden blijven hebben. Ik verwijs dan naar de samenwerkende vennootschappen tussen schoolbesturen. Ik hoed me ervoor het woord ‘schoolvergroting’ te gebruiken. Het gaat over de besturen die rond de scholen hangen. Dankzij onze bestuurlijke optimalisatie kan men tot een situatie komen waarin er met veel grotere groepen wordt samengewerkt, en zo kunnen we meteen ook meer werkzekerheid geven aan jonge leerkrachten. Dat is ook goed met betrekking tot het argument dat ik helemaal in het begin aanhaalde, namelijk dat scholen graag putten uit referenties van dichtbij. Ik vind dat niet zo slecht, maar als er sprake is van een samenwerking in grotere organisaties, dan kan men natuurlijk ook een beroep doen op de referenties die daar zijn opgebouwd.
Ik heb dus zeer veel begrip voor de bezorgdheden. We hebben al een paar maatregelen genomen om al klaarheid te brengen. Mevrouw Celis, mijnheer De Ro, nogmaals, ik heb zeer veel begrip voor uw argumenten. Ik heb het net nog ge-sms’t aan mijn adjunct-kabinetschef. De argumenten a contrario maken op mij bijzonder weinig indruk. Vooraleer daar nog een stap verder in te zetten, wil ik me echter echt tot het uiterste inspannen om ook begrip te hebben voor de argumenten van scholen. Scholen willen dit zelf niet, om allerhande redenen, en ik wil samen met hen die stap zetten. Ik wil vooral komen tot een resultaat waardoor leerkrachten sneller werk vinden en dat geen puur administratieve impact heeft.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Nog twee zaken. Een aantal weken geleden heb ik samen met collega Helsen het geluk gehad een voormiddag te kunnen spreken met mensen uit de specifieke lerarenopleiding. Velen van hen hebben nog eens heel duidelijk aangegeven dat ze, hoe gemotiveerd ze ook zijn voor een opdracht in het onderwijs, hun huidige job niet durven op te geven omdat ze vrezen te verglijden in de onzekerheid van een baan in het onderwijs. Dat is een argument om na te denken over de versterking.
Over de verplichting om de vacatures bij VDAB te publiceren, wil ik verder nadenken. Ik volg uw redenering, ik wil daar begrip voor opbrengen, maar als we niet ergens een stok achter de deur hebben, zal dat dode letter blijven. Ik volg u natuurlijk, minister. Ons vader zaliger zei altijd: “Als ge iets onderneemt, gaat dat verbetering moeten geven, anders gaat ge het moeten laten.” (Gelach)
Het initiatief moet ons vooruithelpen, anders missen we ons doel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.