Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik heb een zeer specifieke vraag – dat moet hier ook kunnen – over het transport van vlas. Dat is heel erg geëvolueerd, en de verkeerswetgeving is niet meer up-to-date. Het gaat in eerste instantie over de hoogte van de lading. Er is een beperking tot 4 meter. Dat betekent dat er maximaal twee rollen worden kunnen geladen, want drie rollen zorgen voor een hoogte van 4,3 meter. Dat is een belangrijk concurrentienadeel voor de sector, want in Frankrijk is er geen wettelijke maximumhoogte. Maar dat betekent ook dat er jaarlijks 11.000 ritten moeten worden gereden. Dat zou tot 7500 ritten kunnen worden teruggebracht, wat een duurzaamheidswinst zou kunnen betekenen van maar liefst 1000 ton CO2-uitstoot op jaarbasis. Dat mag toch ook onze aandacht krijgen.
Deze vraag vanuit de sector is niet zomaar nergens op gestoeld. In 2010 werden in de Sint-Lievenschool in Gent en in Andenne stabiliteitsproeven gedaan met drie rollen hoog. Dat gaf goede resultaten, er waren geen noemenswaardige risico’s. De weginfrastructuur bepaalt een minimale doorgang van 4,3 meter hoog. Laat dat nu net de hoogte zijn die hiervoor zou nodig zijn.
Er staan nog twee andere bepalingen in de weg. De maximale breedte mag op dit ogenblik voor sommige vrachten 3 meter bedragen, maar dat geldt niet voor geperste balen. Vlas is nogal sterk en breekt niet zomaar af. Hier zou een tegemoetkoming kunnen worden gedaan, om dat transport niet alleen breder maar ook hoger te laten zijn.
Er is ook nog de oude verplichting om een dekzeil te gebruiken. Die dateert nog van de tijd dat het vlas nog in bundels werd getransporteerd en niet in grote rollen. Die regeling heeft weinig zin en draagt weinig bij aan de verkeersveiligheid, maar betekent wel een concurrentieel nadeel voor de vlastransporten in vergelijking met Frankrijk.
Minister, ik verwijs ten slotte naar de Europese richtlijn 96/53/EG, die expliciet bepaalt dat mogelijke belemmeringen en verschillen tussen lidstaten op lokaal niveau kunnen worden weggewerkt om zo de onderlinge concurrentiepositie te vrijwaren.
Minister, bent u bereid een aanpassing van de wegcode te steunen in functie van deze niet onbelangrijke bedrijfstak?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben natuurlijk gevoelig voor deze vraag, gelet op de concurrentie en de versterking van onze economische sectoren, maar er zijn nog wel enkele niet alleen wettelijke maar ook praktische bezwaren: overal waar ge gaat langs Vlaamse wegen komt ge niet alleen Mariabeeldjes maar ook veel bruggen tegen. Die vormen vooralsnog het praktische probleem.
Ik verklaar mij nader. De hoogte van voertuigen wordt bepaald in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 en is vastgelegd op 4 meter. Dit is federale materie. De maximale hoogte van de lading van een voertuig is vastgelegd in de wegcode en is eveneens 4 meter. Nu is die huidige hoogtebepaling vooral een gevolg van de vele bruggen in Vlaanderen die niet voldoen aan de recente bouwvereisten. Uiteraard investeren we volop in de vernieuwing van de infrastructuur, en ook op lokaal niveau doet men dat. Maar doordat de bouwvereiste van 5,1 meter voor snelwegen en 4,65 meter voor gewestwegen pas werd ingevoerd in1996, is nog niet alle infrastructuur aangepast aan die afmetingen.
Hoeveel bruggen zijn lager dan de 4,3 meter die gevraagd wordt voor de vlastransporten? Het gaat over ongeveer 7 procent van de bruggen over autosnelwegen en ruim een kwart van de bruggen over gewestwegen. Dan laat ik nog de lokale wegen buiten beschouwing. Voor de lokale wegen heb ik geen cijfers, maar ik verwacht dat die cijfers gelijkaardig of zelfs hoger zullen zijn.
Voor bruggen in het beheer van de NMBS heb ik geen gegevens. Maar die zijn vaak nog lager, want ouder, dan de gewone wegbruggen. Bruggen die lager zijn dan 4,3 meter, worden steeds ter plaatse aangeduid met een bord waarop de hoogte vermeld staat. Toch is er een opeenvolging van incidenten en accidenten daarmee, waaruit blijkt dat die borden niet altijd even efficiënt zijn, of alleszins niet altijd goed worden begrepen of gelezen door de chauffeurs. Vrachtwagens rijden zich regelmatig klem onder bruggen. Het spreekt voor zich dat dat risico’s met zich meebrengt.
Het aanpassen van de wegcode wat betreft de hoogte van de lading, is niet aangewezen omdat een aanzienlijk deel van de bruggen over gewestwegen niet over de nodige vrije hoogte beschikt om hoger transport door te laten. Daarnaast ben ik van mening dat een aanpassing van de wegcode zeer doordacht moet gebeuren en niet mag afhangen van deze of gene sector.
U vroeg ook om een aanpassing van de beschrijving voor de uitzondering die deze sector al krijgt voor de breedte. Die mag 2,75 meter bedragen, en bij een gebruik binnen een straal van 25 kilometer mag dat 3 meter zijn. Het niet opnemen van geperste balen in deze bepaling heeft te maken met de risico-inschatting die hier wordt gemaakt. Als er wat losse strohalmen 3 meter breed hangen en toevallig van een aanhangwagen vallen, is dat iets anders dan wanneer een vlasbaal of geperste strobaal van een voertuig valt. Zoiets weegt ongeveer 400 kilogram. Als dat ergens afvalt, kan dat verstrekkende gevolgen hebben.
Uiteraard rijden er hier en daar ook voertuigen voor uitzonderlijk vervoer rond die bredere of hogere ladingen kunnen hebben, maar die krijgen dan ook een zeer specifieke reisweg opgelegd. Er is in een heel specifiek tracé voorzien voor uitzonderlijk vervoer.
Voor de aanpassing van de ladingzekeringsbepalingen inzake overdekking van het goed bekijkt mijn administratie of die bepalingen kunnen worden gemoderniseerd, dus of ze kunnen worden aangepast aan de huidige standaarden en technieken. Daarvoor zit de administratie trouwens ook aan tafel met de sector. De essentie van die bepalingen is dat de lading bij deze transporten niet mag ‘stuiven’ en het goed vast genoeg moet liggen om niet van het voertuig te vallen of te waaien. Op zich speelt de aard van de lading daarbij geen rol, het is vooral het resultaat dat belangrijk is.
Ik ben dus, zoals aanvankelijk gezegd, gevoelig voor de argumentatie. Ik heb de administratie dan ook de vraag gesteld te bekijken of we niet een dergelijk tracé kunnen vrijwaren of aanduiden, misschien ook in samenspraak met het Waalse Gewest, waar de praktische beperkingen dan niet gelden en waar dat transport dan misschien wel al mogelijk zou kunnen zijn in een proefopstelling.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel duidelijke antwoord. Het is de eerste keer dat ik die cijfers over de hoogte van de bruggen hoor. Die zijn duidelijk. Het lijkt me dan ook bijzonder moeilijk om tegemoet te komen aan die vraag over de hoogte. Ik ben zeer tevreden met uw poging om na te denken over een tracé. Dat zou goed kunnen zijn. Er is ook het feit dat erover wordt nagedacht of dat dekzeil al dan niet nodig is. Ik zou tegelijkertijd de vraag willen stellen of dat ook eens kan worden onderzocht wat die breedte betreft. Die balen zijn inderdaad wel zeer zwaar, maar aangezien ze samengeperst zijn, vallen ze zomaar niet uit elkaar. Kan dat nog eens technisch worden bekeken? Als er redenen zijn waarom het niet kan, als er enige impact kan zijn op de verkeersveiligheid, dan mogen we het zeker niet doen, maar misschien kan dat technisch toch nog eens in overweging worden genomen. Ik ben alleszins tevreden met uw antwoord ter zake.
De vraag om uitleg is afgehandeld.