Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de operationalisering van de waarborgregeling
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Door het M-decreet stromen heel wat kinderen van het buitengewoon onderwijs richting het gewoon onderwijs. Dat is een goede zaak. In dat decreet is ook een waarborgregeling opgenomen, die ervoor zorgt dat lesuren, omkadering en expertise uit het buitengewoon onderwijs deze kinderen mee kunnen volgen naar het gewoon onderwijs. Er is ook een prewaarborgregeling, omdat de shift richting inclusief onderwijs al vroeger doorzette dan verwacht.
Dit zijn echter voorlopige systemen, die ons door de overgangsfase moeten loodsen. Het is namelijk de bedoeling dat er een hervormd ondersteuningssysteem zou worden opgezet, waar bijvoorbeeld ook geïntegreerd onderwijs (gon) en inclusief onderwijs (ion) in worden meegenomen. Dat is nodig. De voorbije maanden is immers duidelijk geworden dat gon en ion deel uitmaken van dit verhaal en dat men die regelingen niet apart van elkaar kan bekijken.
De bestaande waarborgregeling heeft als bedoeling om geen budget verloren te laten gaan en alle centen die worden bespaard door een daling van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs te compenseren in het gewoon onderwijs, daar waar men de ondersteuning nodig heeft. Naast meer lestijden en uren ontvangen scholen in het buitengewoon onderwijs ook meer basisfinanciering per leerling. Gemiddeld geeft de Vlaamse overheid voor een kind in een gewone basisschool 665 euro per jaar en in het buitengewoon basisonderwijs bedraagt de financiering 1256 euro. Als we dan de berekening maken op basis van de voorlopige tellingen in september 2015, waarbij meer dan tweeduizend kinderen van buitengewoon naar gewoon overgingen, gaat dit over een besparing van ruim een miljoen euro aan werkingsmiddelen.
De eerste van de vragen die ik wilde stellen, werd in de plenaire vergadering voorgelegd en beantwoord. Gaan de werkingsmiddelen die worden bespaard in het buitengewoon onderwijs ook mee naar het gewoon onderwijs? Zo niet, wat gebeurt met de werkingsmiddelen die in het buitengewoon onderwijs worden bespaard? Verdwijnen die in de pot van de overheid? Over hoeveel centen gaat het precies, hoewel we hierop de voorbije weken wel een beter zicht hebben gekregen. Wat is de timing voor het nieuwe geïntegreerde ondersteuningsmodel? Zal u zelf een ontwerp uitwerken? Zo ja, wanneer? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot het aantal leerlingen dat respectievelijk in het buitengewoon/gewoon onderwijs zit? Hoeveel hiervan zijn in het bezit van een attest buitengewoon onderwijs?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, onder de prewaarborgregeling werden 180 voltijdsequivalent leerkrachten vanuit het buitengewoon basisonderwijs ingezet in het gewoon basisonderwijs om ondersteuning te bieden bij het begeleiden van leerkrachten. Dit werd reeds vanaf het schooljaar 2015-2016 ingevoerd.
Uit de telling van 1 februari 2016 is gebleken dat de daling van het leerlingenaantal in het buitengewoon basisonderwijs zich doorzet. Er is een daling van 2791 leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs in vergelijking met 1 februari 2014. Dat betekent dat volgend schooljaar 2016-2017 nog eens 190 personeelsleden uit het buitengewoon basisonderwijs in het gewoon basisonderwijs hun expertise kunnen delen.
Door het M-decreet zijn er minder leerlingen in het buitengewoon onderwijs, waardoor de expertise van die leerkrachten in het gewoon onderwijs kan worden ingezet. Basisscholen kunnen zich kandidaat stellen om ondersteund te worden vanuit de waarborgregeling.
Uit het werkveld duiken signalen op van scholen basisonderwijs die werk maken van de toepassing en uitvoering van het M-decreet, maar die niet in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de waarborgregeling. Komt de waarborgregeling zoals die nu georganiseerd wordt, tegemoet aan de effectieve noden van het werkveld, meer bepaald ook aan alle kinderen die met redelijke aanpassingen toch in het gewoon basisonderwijs gestart zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wens nogmaals mijn dank uit te spreken voor het voorstel van decreet dat gisteren snel en oppositie- en meerderheidsoverschrijdend werd goedgekeurd. Het biedt een oplossing voor een van de vragen van mevrouw Meuleman. Daarop werd gisteren inderdaad antwoord gegeven. Mocht ze nog een didactische uitleg wensen, dan ik die uiteraard geven, maar aangezien de stemming achter de rug is, vermoed ik dat dit niet nodig is.
Het overleg over een nieuw geïntegreerd ondersteuningsmodel zal met de sociale partners worden gevoerd op basis van een startnota die eind augustus 2016 klaar zou moeten zijn, met als doel tot een gedragen concept te komen. Het zou wenselijk zijn dat de implementatie ervan vanaf het schooljaar 2017-2018 van start gaat.
Op basis van een telling van 1 februari 2016 zitten in het buitengewoon basisonderwijs ongeveer 27.538 leerlingen. Dat is de toestand na verificatie op 25 juni 2016. In het buitengewoon secundair onderwijs zitten 20.299 leerlingen. Op basis van de telling van 1 oktober 2015 weten we dat er 8185 leerlingen in het gewoon basisonderwijs als gon-leerling geregistreerd zijn en 4333 in het secundair onderwijs. De leerlingen in het buitengewoon onderwijs beschikken ofwel over een inschrijvingsverslag als overgangsmaatregel ofwel over een verslag. De gon-leerlingen beschikken over een inschrijvingsverslag als overgangsmaatregel of een gemotiveerd verslag of een verslag individueel aangepast curriculum (IAC). Scholen moeten dit registreren, maar de kwaliteit daarvan is nog suboptimaal. De verificatie volgt die cijfers op.
Collega De Meulemeester, op basis van de tellingen van februari 2014 en 2016 weten we dat er ongeveer 2800 leerlingen minder zijn in het buitengewoon basisonderwijs. Het gewoon basisonderwijs wordt in 2400 scholen aangeboden en op 4200 vestigingsplaatsen. De waarborgregeling is in het schooljaar 2016-2017 veel substantiëler dan dit schooljaar. Dat geldt nog niet voor heel Vlaanderen. De koepels en de vakbonden maken in commissies de keuzes van de scholen. Ik heb er wel vertrouwen in dat ze dat op een oordeelkundige manier doen, maar ook voor mij is het van belang dat zo breed mogelijk ondersteuning kan worden geboden. Ik wil er ook de aandacht op vestigen dat we nu niet plots alle heil kunnen verwachten van die extra flankerende maatregelen. Het gewoon onderwijs heeft ook de taak het onderwijs en het zorgbeleid zodanig vorm te geven dat het tegemoetkomt aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Het zijn immers niet alleen kinderen die van het buitengewoon onderwijs komen die in onze gewone scholen schoollopen. Het is niet zo dat wie een bepaalde zorgnood of een specifieke onderwijsbehoefte heeft, in het buitengewoon onderwijs zou kunnen terechtkomen. Scholen hebben al heel lang een grote verscheidenheid op het terrein. Dit als aanvulling op het feit dat er effectief ook extra ondersteuning komt die volgend jaar substantiëler zal zijn in vergelijking met dit en de voorgaande jaren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Wij hebben gisteren inderdaad kamerbreed het minidecreet goedgekeurd dat de verdeling van de werkingsmiddelen regelt. Er is een gedeelte uitgetrokken voor de ondersteuning van de leerkrachten die nog verbonden zijn met het buitengewoon onderwijs en een gedeelte zou gaan naar extra werkingsmiddelen voor leerzorgnoden. Hebt u er al zicht op hoe u die verdeling zult realiseren? Wij hebben immers niet over die details gestemd, maar ik vind het wel interessant om te weten. Hoe en wanneer bent u van plan dit te regelen?
Ik heb ook nog een vraag over het nieuwe ondersteuningsmodel. Ik denk dat ondersteuning hoognodig is, een tekort aan ondersteuning blijft immers een knelpunt. We hebben ervoor gezorgd dat er geen middelen verloren gaan, maar vanop het terrein krijgen we signalen dat de betrokkenen niet het gevoel hebben dat ze het overal echt aankunnen. Er zijn scholen die het wel goed doen, maar er zijn ook scholen die nog moeite hebben om de verschuiving op te vangen en het gebrek aan expertise en mankracht aanklagen. Ik denk dus dat echt werk moet worden gemaakt van het ondersteuningsmodel. Minister, in hoeverre acht u 2017 nog realistisch? Dan zal immers nog ernstig moeten worden doorgewerkt. Wat wilt u in het najaar al voorstellen? Denkt u na de vakantie met een conceptnota te landen, of hoe ziet u dat traject?
Mij werd gesignaleerd dat de omkaderingsmiddelen voor de levensbeschouwelijke vakken niet zouden worden overgedragen en dat kinderen voor die vakken in het buitengewoon onderwijs niet meer gefinancierd zouden worden. Ik zeg het met enige voorzichtigheid en schroom, want ik weet niet of het klopt. Met de verschuiving en het wegvallen van lesuren, zouden die middelen blijkbaar verloren kunnen gaan alsook een klein stukje van de levensbeschouwelijke vakken. Weet u daarover iets? Klopt het en om hoeveel middelen zou het dan gaan?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Dank u voor uw antwoorden, minister. Ik begrijp dat het nog niet kan voor heel Vlaanderen, maar ik vind het belangrijk dat als een school effectief werk maakt van die toepassing en uitvoering van het M-decreet, ze er wel recht op zou moeten hebben of er effectief een beroep op kan doen als ze die ondersteuning nodig heeft. Voor de werkingsmiddelen was er tot gisteren geen vorm van waarborgregeling uitgewerkt en met het voorstel van decreet dat gisteren unaniem is goedgekeurd, wordt hier nu wel in voorzien, en daar ben ik blij om. De werkingsmiddelen die vrijkomen, worden ten dele in het buitengewoon onderwijs en ten dele in het gewoon basis- en secundair onderwijs ingezet. Dit maakt nog maar eens duidelijk dat het M-decreet allesbehalve een besparing is. De middelen gaan niet verloren en zullen ingezet blijven worden.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, er is eind juni een evaluatie gemaakt van het M-decreet. Wanneer kunnen we die hier in de commissie bespreken? U zegt ook dat we niet alle heil mogen verwachten van de flankerende middelen die we nu via de waarborg proberen te bewerkstelligen en dat scholen zich moeten organiseren. Ze hebben inderdaad ook zorgcoördinatoren die al verschillende jaren op de vloer aanwezig zijn. Ook hier wil ik nog even onder de aandacht brengen dat we dit misschien toch moeten durven bekijken met de middelen die we hebben. Ik heb in de plenaire vergadering al aangegeven dat een school 600 tot 699 leerlingen moet hebben om een voltijdse zorgleerkracht te kunnen aanstellen.
Dat zijn erg veel leerlingen die nodig zijn. Als we van scholen verwachten dat ze die diversiteit goed opvangen, dan moeten we binnen het budget toch eens durven te bekijken of we geen andere toewijzingsformule kunnen hanteren.
Sommige bezorgdheden van de collega’s zijn begrijpelijk, maar u hebt terecht verwezen naar Onderwijsdecreet XXVI en naar het gisteren in de plenaire vergadering goedgekeurde decreet. U hebt ook gezegd dat u vertrouwen hebt in de koepels en de vakbonden wat betreft de oordeelkundige spreiding van de omkadering. Ik zou er wel willen aan toevoegen dat we ook enig vertrouwen mogen hebben in de scholen en de schoolbesturen wat betreft de oordeelkundige aanwending van de werkingsmiddelen, zodat de middelen terechtkomen bij de kinderen die het echt nodig hebben.
Mijnheer De Meyer, ik ga helemaal akkoord met uw laatste opmerking. Mevrouw Meuleman, zowel wat de werkingsmiddelen betreft als wat de omkadering betreft, zijn er nu twee basisdecreten. Wat de werkingsmiddelen betreft, is dat nieuw, maar nu kunnen we daarvoor voluit gaan, en we doen dat ook. Ik heb wel gezegd dat ik de regels niet zal veranderen. Het is zo dat de verdeelsleutel voor de werkingsmiddelen ervoor zorgt dat men zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs vertraagt. Hetzelfde geldt voor de omkadering. Het decreet is breed opgevat. Levensbeschouwing wordt niet uitgesloten. Ik kan dus gerust nagaan of in de motor alles zit. Als dat niet zo is, dan kunnen we daarvoor zorgen, zonder een specifieke decretale basis. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Dat is niet de bedoeling, en het zou mij ook slecht uitkomen. Elke euro die niet wordt besteed, gaat verloren. Als ik zou moeten besparen, zou me dat niet helpen, want we voeren een openendaanpak. Alle Sherlock Holmesen die nog euro’s zien verdwijnen, mogen zich dus melden. Ik heb er geen belang bij om ook maar 1 euro te laten verdwijnen. De openendbenadering werkt. Het aantal parameters evolueert. Nagaan wat men eventueel zou kunnen verliezen, is een zeer zware oefening. Ik neem in elk geval uw opmerking mee en ga na wat de risico’s zouden kunnen zijn.
Ik heb niet de bedoeling om met de startnota naar de Vlaamse Regering te stappen. Ik zou die nota onmiddellijk met het veld willen bespreken, om nadien pas, met voldoende draagvlak, met het concept naar de regering te gaan. Het concept komt er dus, weliswaar een paar maand later. We willen starten in het jaar 2017-2018, wat dus betekent dat we goed zullen moeten doorwerken. Mevrouw Krekels, we werken nu één jaar. De inspectie heeft bezoeken afgelegd. Er zijn goede en minder goede ervaringen. Er zijn ook de ervaringen van de leerkrachten die zich in het buitengewoon onderwijs inzetten. In het najaar leggen we alles samen, om dat dan in alle rust te bekijken en om zo nodig bij te sturen. Het is sowieso de bedoeling dat men gedurende twee jaar werkt zonder grote bijsturingen, maar de evaluatie starten we na één jaar, zodat we klaar staan op het eind van die tweejaarlijkse periode. U kunt er altijd naar vragen, mevrouw Meuleman, dat staat dan goed op uw trackrecord. Ik heb wel de bedoeling om een globale bespreking te organiseren, met alle rapporten in de hand, en niet de discussie op een versnipperde wijze te voeren, naarmate de rapporten binnenkomen. We hebben nu al een bundeltje met ervaringen van de leerkrachten, maar ik ben er nog niet op ingegaan, want ik verkies een globale bespreking, die liefst tot een consensus leidt.
Voor de inwerkingtreding van het M-decreet waren er ook al schrijnende verhalen. We moeten de zaak op het terrein voluit kansen geven. Maar als we voelen dat het moeilijk loopt, moeten we durven bijsturen. Het meest gevoelige punt is volgens mij het attesteringsbeleid. Dat is mensenwerk, en het resultaat is ook afhankelijk van empathie, van het al dan niet letterlijk toepassen van de criteria. Voorts baren de criteria in het decreet me zorgen. Als we het gon niet hadden bevroren, dan hadden we een kleiner gon en meer leerlingen in het gewoon onderwijs. Dat zijn mijn twee grootste zorgen, naast de globale ondersteuningsnoden. Het eerste is niet eenvoudig op te lossen. De inspectie zou misschien een beter kader kunnen uitwerken, maar daar wil ik nu nog niet op vooruitlopen. In het najaar zullen we het daar zeker over hebben.
U doet me nu eraan denken, minister, dat men me zegt dat het aantal gon-toewijzingen daalt. Men zegt dat het moeilijk loopt met de attesteringen. Het gaat trager. Er is slechts één instapdatum. Soms krijgt men pas het jaar nadien de toelating. Het gevoel dat er minder gon-toekenningen zijn, is reëel. U hebt het over een bevriezing van de middelen. Hoe zit het? Kunt u daar nu al op antwoorden?
We hebben gon bevroren. Er is inderdaad een overschot, maar dat overschot hebben we toegewezen aan nieuwe categorieën die nu nog geen gon kunnen krijgen. Onder meer voor het type 3 hebben we nu ten dele en voor het eerst toekenningen gegeven. Dat is relevant, want we hebben ervaring nodig om een globale gon-regeling uit te werken. Het geld is niet bevroren. Wie recht heeft op gon, heeft dat ook gekregen. Het overschot is toegewezen aan nieuwe categorieën die nu nog geen gon kunnen krijgen. Dat wordt meegenomen in de globale nota die op dit moment wordt opgemaakt. In elk geval is hierover meer terug te vinden in een antwoord dat ik enkele weken geleden op een vraag om uitleg of een schriftelijke vraag gaf.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.