Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, begin juni hebben we twee ontwerpen van decreet over duaal leren goedgekeurd, met de bedoeling om op 1 september daarmee ook van start te gaan. Mijn fractie heeft bij de bespreking gesteld dat duaal leren belangrijk is. Als jongeren opleiding en werk kunnen combineren, dan zorgt dat voor een gedeelte van hen dat schooluitval wordt bestreden. Tijdens de bespreking verwoordden we wel een aantal vragen, onder meer over de modaliteiten, en dat verklaart ons stemgedrag. Ondertussen zijn enkele modaliteiten in een ontwerp van uitvoeringsbesluit gegoten.
Zoals het hoort is aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies over dat ontwerp gevraagd. In dat advies stelt de Vlor het volgende: “Naast de kwantiteit is de kwaliteit van de begeleiding uiteraard belangrijk om duaal leren succesvol te implementeren. Goede afspraken tussen de school en de leeronderneming zijn daarbij cruciaal. Een goede begeleiding vraagt een flinke tijdsinvestering van de mentor op de werkplek. Daarnaast vindt de Vlor het belangrijk dat er mogelijkheden voorzien worden voor de ondersteuning en coaching van geletterdheid en NT2 op de werkvloer. Werken aan een kwaliteitsvolle begeleiding vanuit de leeronderneming gebeurt best vanuit een positieve leercultuur in het bedrijf. Het duaal leren biedt kansen om bedrijven te stimuleren om hierin te groeien. Een systeem met erkende leerbedrijven kan hierin een rol spelen, maar daarbij moet rekening gehouden worden met de mogelijke planlast die dit systeem met zich mee brengt. Het zou voor werkgevers geen drempel mogen zijn om in te stappen in het systeem.”
Reeds bij de bespreking van de ontwerpen van decreet stelde de sp.a-fractie dat het jammer is dat de Vlaamse Regering in het licht van de kwaliteitsbewaking niet van meet af een minimum aantal vereisten aan de mentoren heeft opgelegd. Ik kan me niet indenken dat het uw intentie is, maar als we niet opletten bestaat het gevaar dat we in plaats van een innovatie met veel potentieel terechtkomen in een situatie waarbij goedkope en nauwelijks begeleide werkkrachten worden gecreëerd. Ik stel dus vast dat de Vlor een gelijkaardig standpunt inneemt.
Ik wil u bijgevolg een evidente vraag voorleggen. Hoe reageert u op het advies van de Vlor? Hoe motiveert u uw houding? Welke garanties geeft u wat betreft de kwaliteitsbewaking van het mentorschap? Anders gezegd: wat zult u met het oog op 1 september ondernemen in het licht van het advies van de Vlor?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de begeleiding op de werkplek is inderdaad cruciaal voor het welslagen van duaal leren. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van de mentor, aangeduid door de onderneming, en van de trajectbegeleider, aangeduid door de school. Wat de mentor betreft, heb ik er samen met mijn collega bevoegd voor het werk voor gekozen om het proefproject Schoolbank op de werkplek maximaal te laten spelen en vooralsnog geen strikte mentorvoorwaarden op te leggen. Ik heb dat ook gezegd toen we hier het ontwerp van decreet hebben besproken. Dankzij dat project wordt in meer dan dertig Vlaamse scholen het concept duaal leren geconcretiseerd, met ondersteuning van de respectieve sectoren, ook op het vlak van kwaliteitsvol mentorschap. In de evaluatie van dit project zal ook het mentortraject worden meegenomen.
Het is de bedoeling om met deze aanpak in de beginfase van het duaal leren geen te zware eisen te stellen. We weten immers momenteel nog niet welke voorwaarden het verschil zullen maken, en vooral welk traject daaraan gekoppeld moet worden. Met deze aanpak hebben we de mogelijkheid te leren op grond van ervaringen en op basis van bestaande praktijken in diverse sectoren. In een van de sectoren organiseert men trouwens zelf al een zwaar traject voor de opleiding van mentoren. Voor ons is het van belang om een meer verfijnd profiel voor de toekomstige mentor van het duaal leren te ontwikkelen. Ik maak me geen zorgen over de kwaliteit, want zowel onze inspectie als VDAB voeren op het terrein controles uit. Dat is een goede zaak, ook om ervaringen over het project op te doen.
Minister, uw antwoord is identiek aan wat u zei tijdens de bespreking van het decreet. Intussen is er wel het Vlor-advies om daarop te letten. Ik had gehoopt dat u daarmee aan de slag zou gaan. We zijn geen vragende partij om zware regels en procedures toe te passen waar veel tijd in kruipt, in plaats van in de begeleiding zelf. Vandaag hebben we helemaal geen sokkel. Er wordt niets gevraagd, behalve misschien een bewijs van goed gedrag en zeden. Tussen wit en zwart kunnen volgens mij veel zaken geformuleerd worden die een antwoord bieden op een aantal evidente vragen en die de kwaliteit op het terrein kunnen waarborgen. Als we dan toch in de logica stappen om via het proefproject te werken en daar lering uit te trekken, waarom proberen we dan niet op voorhand te bewaken dat een aantal verschillende pistes gegarandeerd wordt, zodat we kunnen nagaan wat al dan niet werkt en waar bijsturing nodig is. Vandaag is dat een open vraag en wordt er gewerkt op basis van traditie. Ik vind het jammer dat er niet een aantal type-experimenten naar voren worden geschoven.
Mijn bijkomende vraag betreft de controle op het terrein van zowel VDAB als de inspectie: wat controleren ze dan? Vandaag is daarvoor geen kader.
De heer Daniëls heeft het woord.
Deze vraag is op zich interessant. We willen kwalitatieve begeleiding op de leerplek. Niemand is daartegen. Ik maak een vergelijking met de stage die de leerlingen in tso en bso doen. Ze gaan in sommige richtingen soms tot vier maand voltijds op stage en daar zijn ook geen strikte regels over opgesteld. Mijn eigen ervaring daarin leert dat de school die de leerlingen uitstuurt de eindverantwoordelijke is voor het product en de kennis en de kunde die de leerling verwerft. Daarmee houdt ze terdege rekening bij de stageplaatsen die ze aanduiden en bij de begeleiding van de mentoren.
We willen iets nieuws lanceren en we moeten ervoor zorgen dat er een zekere mate van vertrouwen is. We zijn blij met de proefprojecten en we moeten bottom-up met de sectoren professionaliseren. Nemen we het voorbeeld van Eurocam, die aan hun eigen bedrijven een vorm van licentie geven, waarmee ze aangeven welke de kwalitatieve leerbedrijven zijn. Uiteraard zullen we dat evalueren. Onze fractie staat zeker niet te springen om hierover strikte regels op te stellen, of die decretaal te verankeren. We vrezen dat we zo het systeem zouden kunnen doodknijpen, terwijl het nog maar net begint te groeien.
De heer De Meyer heeft het woord.
Sommige bekommernissen die collega Van Malderen formuleert zijn mogelijks terecht. Misschien is het voorbarig om die vragen nu reeds te formuleren. Tijdens de bespreking van het decreet heb ik ook al gevraagd om de proefprojecten te laten starten, ze goed op te volgen en te evalueren. Zo nodig moet er achteraf worden bijgestuurd.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Van Malderen, waar u geen rekening mee houdt, is dat er al heel veel ervaring is op het terrein. Scholen die bezig zijn met deeltijds leren en werken hebben goede contacten met bedrijven. Onderschat de bestaande expertise niet.
Ook vanuit de bedrijfswereld leeft de wens om dit project te laten slagen. Alle jongeren worden toegeleid naar een onderwijskwalificatie. We hebben lang gediscussieerd over de vraag of we ons zouden focussen op deelkwalificaties dan wel of we voluit zouden gaan voor die onderwijskwalificatie. We hebben gekozen voor dat laatste. Dat betekent dat leerlingen een stuk van hun kwalificatie halen op de werkvloer. Dat maakt dat we safe zitten. De standaardtrajecten zijn nu uitgetekend. Het is een vertaling van de beroepskwalificaties naar een onderwijskwalificatie. Dat ging ook niet zonder slag of stoot. Aan dat kader zal men zich houden wanneer men gaat controleren in het bedrijf of in de school. Er zijn wel wat veiligheidsmechanismen aanwezig waar we volop aan de slag mee kunnen.
U hebt wel een punt, en de Vlor ook, dat dit niet altijd zo zal blijven. Het is de bedoeling dat we naar een profiel gaan. We willen dat opstellen, rekening houdend met de ervaring die we nu opdoen op het terrein. Onze scholen stappen in het project, straks ook de bedrijven. De jongeren zijn die nu volop aan het zoeken. In september zullen we weten over welke scholen en welke bedrijven en welke jongeren het gaat en hoe de kwaliteitsbewaking zal gebeuren. Dat willen we graag samen met het veld verder vorm geven, zonder risico’s te lopen op het vlak van de kwaliteitsbewaking van het traject dat de jongeren doorlopen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden met uw aanvulling, in die zin dat u uw bekommernis, die ook de onze is, uitdrukkelijk bevestigt. Dat neemt niet weg dat ik het een gemiste kans vind om bij de start proactief, praktijkgericht en in dialoog met het werkveld een kader op te stellen dat het gemakkelijker zal maken om na het beëindigen van de projecten conclusies te trekken.
Bij de bespreking van het ontwerp van decreet hebben we ons ongeduld uitgesproken over het ontbreken van het grotere kader. Ik herhaal dat we nu het risico lopen moeilijk conclusies te kunnen trekken.
U hebt er alle vertrouwen in en zult later waar nodig bijsturen. Ik had er de voorkeur aan gegeven dat in dialoog met het werkveld voorwaarden werden vastgelegd aan de hand waarvan men effectief en in detail kan nagaan wat werkt en wat niet werkt. Dat is toch een gemakkelijker uitgangspunt dan starten met een wit blad, om het met deze beeldspraak te zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.