Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze vraag sluit enigszins aan bij wat eerder reeds aan bod kwam naar aanleiding van een schriftelijke vraag van mezelf begin december 2015, maar vooral ook bij de discussie die de collega’s op 14 april in deze commissie hebben gevoerd. Dat had enerzijds te maken met de druk op de basisscholen in de Vlaamse Rand en anderzijds met de bijkomende factor van de vluchtelingeninstroom. Uit het antwoord op mijn vraag van december over deze problematiek bleek dat de Vlaamse Regering enkele maatregelen zou nemen om die druk het hoofd te bieden. Zo wordt er in lokale opvangvoorzieningen door het Rode Kruis en Fedasil een sensibiliseringscampagne gevoerd over het belang van het kleuteronderwijs. Tegelijk ontvingen alle lokale besturen en provinciebesturen een aanbod tot ondersteuning bij deze toeleiding door het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi). Minister, omdat de impact van de vluchtelingencrisis niet kon worden ingecalculeerd in de capaciteitsmonitor, gaf u aan dat het mogelijk zou zijn om in extra capaciteit te voorzien via de huur van tijdelijke modulaire units.
Het Vlaams Parlement keurde ook de financiële ondersteuning goed voor de aangroei van anderstalige kleuters, met als teldatum 1 februari 2016, en extra omkadering voor de aangroei van anderstalige kleuters, met als teldatum 1 juni 2016. Dat is dus een hele verscheidenheid aan maatregelen om de druk door de bijkomende vluchtelingeninstroom op het basisonderwijs in de Rand en elders te beperken.
Minister, ik heb vragen van praktische en rekenkundige aard, en ook twee over uw beleidsinitiatieven.
Bleken de sensibiliseringscampagnes van het Rode Kruis en Fedasil vruchten af te werpen? Hoeveel kleuters en leerlingen werden uiteindelijk naar het basisonderwijs toegeleid in de Vlaamse Rand? Gingen er besturen uit de Vlaamse Rand in op het aanbod van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODI)? Waren er ook besturen uit de Vlaamse Rand die niet ingingen op het schrijven? Zo ja, waarom?
Het was onmogelijk op voorhand de nodige capaciteit accuraat te voorspellen. Daarom werd de mogelijkheid aangehaald tijdelijke modulaire units te plaatsen. Zijn er voor scholen in de Vlaamse Rand dergelijke units geplaatst? Wordt hierin ook voorzien voor volgend schooljaar?
De steun waar scholen aanspraak op konden maken, bedroeg 950 euro per anderstalige kleuter. Voor hoeveel anderstalige kleuters uit de Vlaamse Rand werd deze steun aangevraagd? Elke extra anderstalige kleuter kan op teldatum 1 juni 2016 0,29116 lestijd genereren. Hoeveel anderstalige kleuters uit de Vlaamse Rand komen in aanmerking voor deze extra omkadering?
Gaat u deze maatregel volgend schooljaar verlengen? Denkt u dat er voor volgend schooljaar andere maatregelen getroffen moeten worden?
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst wat punctuele cijfers. Op 3 juni 2016 stonden in de scholen van de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand samen 246 leerlingen geregistreerd als anderstalige nieuwkomer. Het gaat over 52 kleuters, dus jonger dan 5 jaar, 113 leerlingen ouder dan 5 jaar in het basisonderwijs en 81 OKAN-leerlingen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) in het secundair onderwijs. De instroom van de anderstalige nieuwkomers was het grootst in de scholen in Vilvoorde met 92, Overijse met 42 en Zaventem met 25. Enkel in de scholen in Kraainem en Linkebeek werden geen anderstalige nieuwkomers geregistreerd. Uiteraard werden enkel de anderstalige kleuters geteld die geregistreerd staan in Discimus als anderstalige nieuwkomer, waarvoor lestijden worden aangevraagd in het basisonderwijs of die ingeschreven werden in een structuuronderdeel OKAN. We hebben onze databank geraadpleegd.
Van de negentien gemeenten uit de Vlaamse Rand zijn er drie gemeenten gelegen in het werkingsgebied van een LOP (lokaal overlegplatform) basis- en secundair onderwijs, dat zijn Vilvoorde, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw. Twee gemeenten zijn gelegen in het werkingsgebied van een LOP secundair onderwijs, namelijk Grimbergen en Machelen. Binnen het LOP-gebied ondersteunen LOP-deskundigen bij het informeren over het onthaalonderwijs en het toeleiden van anderstalige nieuwkomers. Drie gemeenten die niet gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, gingen in op het ondersteuningsaanbod van AgODi: Dilbeek, Overijse en Zaventem.
Ik wil hier nogmaals wijzen – ik laat geen enkele gelegenheid passeren – op de enorme inspanningen die gedaan werden vanuit het beleidsdomein Onderwijs, in het bijzonder door de LOP-deskundigen, in nauw overleg met de lokale onderwijsverstrekkers, om de opvang van anderstalige nieuwkomers in het Vlaamse onderwijs zo goed als mogelijk te laten verlopen. Dit toont de enorme veerkracht van ons onderwijs en het grote engagement en flexibiliteit om in onverwachte nieuwe omstandigheden op de best mogelijke manier te reageren.
Daarnaast verzorgde AgODi ook een toelichting op een overleg georganiseerd door de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant op 29 oktober 2015 voor de gemeenten met een toekomstig collectief opvanginitiatief. Op dit overleg waren ook gemeenten uit de Vlaamse Rand uitgenodigd. De VVSG organiseerde op 17 november 2015 een informatieavond voor personeel van gemeenten en OCMW over de asielcrisis in een lokale context. Ook daar waren de gemeenten uit de Vlaamse Rand uitgenodigd. Maar de instroom van anderstalige nieuwkomers bleef eerder beperkt, waardoor de nood aan ondersteuning daar mogelijk minder groot was.
In totaal werden negen dossiers ingediend voor de huursubsidie voor tijdelijke modulaire units. Geen van deze negen scholen is gelegen in de Vlaamse Rand.
Op teldag 1 februari 2016 tikten in de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand samen 458 leerlingen aan voor de extra toelage van 950 euro, voor een bedrag van in totaal 435.100 euro. Recordhouder is Vilvoorde, met 85 scholen, Dilbeek volgt met 53, Grimbergen had er 49 en Sint-Pieters-Leeuw 48. Ook hier zijn Kraainem en Linkebeek de enige gemeenten waar geen enkele school een extra toelage ontving.
De cijfers van de bijkomende teldag zijn nog niet volledig geverifieerd. Volgens de voorlopige stand van zaken op 3 juni 2016 komen 495 kleuters uit scholen in de Vlaamse Rand in aanmerking voor de extra omkadering. Deze kleuters genereren samen 144 lestijden, verspreid over alle 19 gemeenten.
Dat de toelage voor anderstalige nieuwkomers, en ook de oudkomers, in het kleuteronderwijs tijdelijk, en enkel voor schooljaar 2015-2016 zou zijn, is altijd zeer duidelijk gecommuniceerd. Het doel was scholen met een plotse stijging van anderstalige kleuters te ondersteunen. Sinds januari 2016 daalt de instroom van nieuwe asielzoekers sterk. We zullen deze maatregel evalueren en binnen de Vlaamse Regering bekijken of die extra middelen nodig blijven. De begrotingsbesprekingen zullen daarover duidelijkheid brengen.
U weet – of u weet niet, maar ik geef het u mee, mocht u het niet weten – dat momenteel een OBPWO-onderzoek (onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek) loopt rond schoolloopbanen van anderstalige nieuwkomers in het leerplichtonderwijs. Daarin werden basisscholen én secundaire scholen zeer uitgebreid bevraagd, onder meer over hun organisatie van het onthaalonderwijs, over de inzet van de toegekende middelen, over de actoren waarmee ze binnen en buiten de school het onthaalonderwijs vormgeven, en over de knelpunten die ze ervaren. In september worden de conclusies verwacht en kunnen we eventueel het beleid bijsturen.
Ik kan u nu al wel meegeven dat het voorbije jaar ons geleerd heeft dat de instroom van anderstalige nieuwkomers een zeer onvoorspelbaar gegeven is. Het leerde ons ook dat scholen bereid zijn om hun schouders te zetten onder een kwaliteitsvol onthaalonderwijs, maar daarbij nood hebben aan ondersteuning en omkadering. Ik wacht nu eerst de onderzoeksresultaten af.
Het grote voordeel van het voorbije jaar is dat de OKAN-expertise in een recordtempo verspreid is geraakt, op veel meer plaatsen dan vroeger. Vroeger zat dit gebundeld rond de plaatsen waar structurele opvang bestond. Nu, door al die extra collectieve centra, doen mensen en scholen aan een hels tempo aan expertiseopbouw. Dat kan natuurlijk de scholen die sowieso al te maken hebben met instroom van anderstaligen, ook wel helpen om de opgebouwde expertise in de toekomst nog beter te valoriseren.
De heer Segers heeft het antwoord.
Ik dank u voor deze omstandige toelichting en de cijfers die al beschikbaar zijn. Ik zie positieve punten. Er waren heel wat vragen toen de maatregelen werden uitgevaardigd, maar op het veld, u hebt het aangehaald, hebben de actoren heel wat inspanningen geleverd. Denk maar aan uw laatste bedenking dat dit inspirerend gewerkt kan hebben voor andere regio’s in Vlaanderen. Zo kan de Vlaamse Rand ook eens zijn expertise uitdragen. Dat mag ook eens gebeuren.
Ik onthoud vooral dat we de zaak verder moeten monitoren. We moeten uiteraard ook afwachten wat de komende zomerperiode al dan niet als piek of eventuele daling van het aantal asielzoekers zal brengen. We hebben natuurlijk de zorg voor diegenen die er momenteel zijn. U hebt de cijfers gegeven: het gaat om een niet onaardig aantal. Die zorg moet blijven doorlopen. Ik plaats die zorg in het kader van de discussie van de heren Daniëls en De Ro in deze commissie in april over de globale problematiek van TNN-leerlingen (thuistaal niet het Nederlands) in de Rand. We zullen met hen in deze discussie misschien wel rekening moeten blijven houden als met een toekomstig permanent fenomeen. We kijken dus uit naar de bijeenkomst die we zullen hebben over de adviezen van de Task Force Onderwijs in de Vlaamse Rand. Daar moeten we dit soort elementen ook in de toekomst een juiste plaats geven. We moeten in eerste instantie monitoren en opvolgen, zoals u hebt aangekondigd. We zullen daarover nog wel de nodige vragen stellen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij uw felicitaties voor de scholen die dat op zeer korte termijn hebben gedaan, de ondersteuning die de LOP’s en de LOP-deskundigen, ook buiten hun werkingsgebied, hebben geboden, en de inspanningen die verschillende gemeenten hebben gedaan als regisseur op het lokale terrein. Het is belangrijk, na wat er gisteren en vandaag over deze problematiek is gezegd, dat vanuit het Consciencegebouw heel snel de informatie gaat naar de betrokken scholen, dat minstens de kinderen die zij hebben opgevangen, het schooljaar kunnen uitdoen. Ik heb gisterenavond nog vragen gekregen van mensen die de plenaire vergadering hadden gevolgd, maar die toch vroegen of dit betekent dat de kinderen in hun gemeente – het ging niet alleen over mijn eigen stad – konden blijven tot het einde van het jaar. Voor heel wat leerkrachten die bij deze materie betrokken zijn, zal het een opluchting zijn. Net in de periode dat het er op school al wat emotioneler aan toe gaat, met eindwerken, eindtoetsen en festiviteiten, zou het heel spijtig zijn mocht de zenuwachtigheid niet kunnen worden weggenomen.
We zitten met een blijvend probleem. De heer Segers heeft er mij al meerdere keren over horen zagen. Hij kent de problematiek ook. Minister Vandeurzen is er goed van op de hoogte en is bereid om eraan te werken. Ik zeg het hier nog eens voor de collega’s van alle fracties. In onze regio zitten we met een fundamenteel probleem, niet alleen met de kinderen die hier net zijn en een andere taal spreken, maar ook met oudkomers, mensen die hier al een tijdje wonen en wier ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn. Er gaat aan hen heel wat hulp voorbij binnen de welzijnssector.
Gisteren vernoemde de kinderrechtencommissaris de cijfers: bijna vier op de tien kinderen hebben in deze situatie een zeer precaire achtergrond en hebben psychologische en medische hulp nodig. Dan vind ik het in onze streek, waar zoveel kinderen anderstalige ouders hebben, een aberratie dat hun die hulp niet kan worden geboden.
Minister, het is ook goed dat we, zoals u zelf hebt aangekondigd, in september-oktober op basis van de eigen evaluatie van de maatregelen van het Spoeddecreet en het OBPWO-rapport bekijken wat we in verband met het OKAN nog moeten doen. We hebben vorig jaar in alle snelheid moeten werken. Het zou goed zijn dat we die evaluatie eens bekijken. We moeten de goede dingen continueren, terwijl we de dingen waarin we fout zaten beter niet voortzetten.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u voor de aanvullende opmerkingen. Ik heb vorig jaar in deze commissie al gezegd dat het voor mij cruciaal is dat kinderen hun schooljaar kunnen afmaken. Ik heb het niet over de schoolcarrière. Daarin verschil ik wel van mening met sommige anderen. Maar zeker het schooljaar vind ik persoonlijk cruciaal. Ik heb er al een paar keer over overlegd met de staatssecretaris. Hij wijst mij op de praktische problemen. Als de mensen steeds een procedure starten om te blijven, en zij hebben dan de garantie dat de kinderen toch kunnen blijven tot het einde van het schooljaar, kan je in een carrousel terechtkomen waardoor je het normale circuit zijn werk niet meer kunt laten doen. Daar ben ik natuurlijk ook wel gevoelig voor. Maar als je mij vraagt of ik als minister van Onderwijs vind dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat kinderen hun schooljaar moeten kunnen afmaken, dan zeg ik: ja, maar niet als het nefaste effecten heeft op het systeem.
Het gaat over nu.
Ik zeg het nog maar eens, opdat u goed het kader zou snappen waarbinnen we aan het werken zijn.
Er is al afgesproken dat er voor het eind van dit schooljaar geen enkel centrum dichtgaat. Niemand moet zich voor het einde van dit schooljaar zorgen maken. Wat het volgende schooljaar betreft, wordt de planning nu opgemaakt. De staatssecretaris heeft mij bevestigd dat ze alles doen wat ze kunnen om ervoor te zorgen dat niet-begeleide minderjarigen maximaal kunnen blijven in Vlaanderen en in de omgeving van het centrum waar ze nu aanwezig zijn. De opmerking dat het mogelijk is dat ze naar een ander taalgebied verhuizen, betrof vooral die jongeren die nog maar pas hier zijn of nog bijna geen OKAN hebben gehad.
Ik heb gisteren ook gezegd dat het voor mij belangrijk is dat het geen belemmering hoeft te zijn als jongeren niet in een collectieve opvang moeten verblijven of naar een structurele opvang kunnen gaan. Men zal vanaf september niet alles in één keer sluiten. Er zijn ook veel andere centra die sluiten, bijvoorbeeld Sijsele. Daar zijn het niet alleen niet-begeleide minderjarigen, daar zijn het vooral anderen. Wij moeten wel nog weten of men bij die sluitingen de schooljaarcadans zal volgen. De planning wordt nu opgemaakt. Maar wij zullen sowieso voor het einde van het schooljaar in alle regio’s waar er nu grote vragen zijn – ik denk aan de scholen in Oost-Vlaanderen – zorgen voor een punctuele communicatie. Eerst moeten we de staatssecretaris en Fedasil hun planning laten opmaken. De regering heeft beslist dat er dertig dichtgaan, maar daarmee is de punctuele planning nog niet klaar.
Er is een goed overleg. Ik kan niet klagen over de manier waarop er wordt overlegd. Maar wij kunnen de scholen nu nog geen absolute zekerheid geven over wanneer de sluiting er komt.
Er zijn leerkrachten ongerust dat de kinderen zullen moeten vertrekken nog voor het einde van dit schooljaar.
Dat is nog niet doorgedrongen bij de scholen zelf.
Het gaat, denk ik, over Dendermonde en de regio daarrond. Ik was op de opening van de nieuwbouw bij het Óscar Romerocollege. Daar waren die OKAN-aanbieders aanwezig. Ik heb daar gezegd dat het zeker niet dit schooljaar is. Zij hebben mij bevestigd: 'Ja, ge hebt dat goed gezegd.' Ik schreeuw het dus nog eens luid van de daken. Ook Theo Francken heeft bevestigd dat er geen enkele zorg moet zijn dat er dit schooljaar nog iemand zal moeten vertrekken. U mag dat nog eens luid en breed verkondigen. Ook voor volgend schooljaar wordt de planning gemaakt met maximale zorg voor de situatie van de niet-begeleide minderjarigen.
De heer Segers heeft het woord.
De heer De Ro maakte een opmerking over meer aandacht voor zorg in de regio. Ik wil dat ondersteunen. Maar, minister, ik wil ook nog eens beklemtonen wat u in de commissievergadering van 14 april 2015 zei over de gekleurdheid van middelen die gaan naar taalondersteuning. Wij blijven erachter staan dat dit in de toekomst wordt voortgezet.
Dat zal een boeiend gesprek worden met de minister van Financiën en Begroting. Ik noteer hier alvast grote steun vanuit de N-VA, Open Vld en uiteraard ook vanuit CD&V. (Opmerkingen)
Mijn spreekbuisgehalte is als minister niet onbelangrijk, ook al twijfelen sommigen daaraan. Maar ik ben ook de spreekbuis van de partij waartoe ik behoor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.