Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, in Vlaanderen geldt voor alle kinderen van 6 tot 18 jaar de leerplicht. Op deze manier wil de overheid ervoor zorgen dat iedereen onderwijs krijgt. Echter, elk schooljaar zijn er zo’n vijfhonderd kinderen en jongeren die een vrijstelling van de leerplicht krijgen omdat zij “in de onmogelijkheid verkeren om onderwijs te volgen”. Het gaat voornamelijk om kinderen en jongeren met ernstige meervoudige beperkingen (EMB) en in mindere mate ook om kinderen en jongeren met ernstige gedrags- en emotionele problemen (GES). De onderwijsinspectie beslist over de al dan niet vrijstelling van de leerplicht van het kind of de jongere.
Een commissie van academici en experts vindt dat kinderen met intensieve zorgnoden te snel worden vrijgesteld van de leerplicht. Volgens de experts zijn er “geen wetenschappelijke argumenten om aan te nemen dat een bepaalde groep kinderen niet zou kunnen leren en ontwikkelen”. Veel kinderen die nu een vrijstelling krijgen, zouden baat hebben bij een “complementair en geïntegreerd onderwijs- en hulpaanbod”.
Jo Lebeer en Bea Maes stellen voor om voor die kinderen met zorg- en ondersteuningsnoden een onderwijsaanbod op maat te creëren. De bedoeling is dat er voor elk van die kinderen een geïntegreerd onderwijs- en zorgplan wordt opgesteld. De vraag wordt: wat heeft dit kind nodig, en op welke wijze kan er voor dit kind een haalbaar onderwijs- en hulpaanbod gerealiseerd worden dat tegemoet komt aan zijn noden en capaciteiten?
Minister, hoe evalueert u het huidige systeem van vrijstelling van leerplicht? Kunt u zich vinden in de mening van de commissie van academici en experten dat kinderen met intensieve zorgnoden te snel worden vrijgesteld van de leerplicht? Zo ja, welke bijkomende maatregelen wilt u nemen om een onderwijsaanbod op maat te creëren voor deze kinderen? Om het huidige systeem van vrijstelling van leerplicht te herbekijken en eventueel aan te passen is overleg met het departement Welzijn noodzakelijk. Bent u hiertoe bereid?
Minister Crevits heeft het woord.
Bij de analyse van bestaande vrijstellingen kwam de commissie van academici tot de conclusie dat er verschillende redenen zijn waarom er voor een kind een vrijstelling van leerplicht gevraagd en toegestaan wordt. Het kan zijn dat het kind geen klassiek voltijds onderwijs aankan; of een geschikt onderwijsaanbod voor kinderen met intensieve zorgnoden ligt op te grote afstand; of er werd een inschrijving in een internaat of semi-internaat niet-schoolgaanden beoogd, dat komt in die context niet meer voor; of de mogelijkheden om tot leren te komen worden als te beperkt ervaren.
Toegekende vrijstellingen zeggen dus vaak meer iets over de omgevingsfactoren – namelijk er is geen school op een haalbare afstand, of er is onvoldoende reglementair kader – dan dat het iets zegt over de mogelijkheden van het kind om tot leren te komen. Bovendien, zelfs in die situaties waarbij de leermogelijkheden van een kind het hoofdargument voor de vrijstelling zijn, komt het nog wel eens voor dat er eigenlijk toch mogelijkheden zijn als we de organisatie van het onderwijs aan dat kind zeer individueel zouden aanpakken.
Het klopt dus dat jongeren die manifest de mogelijkheid tot leren hebben nu soms vrijgesteld worden van leerplicht. Daar kan ik niet omheen. Ik ben het dus eens met de stelling van de commissie dat vandaag te veel jongeren vrijgesteld worden. Het is net die vaststelling die mijn administratie en de onderwijsinspectie ertoe heeft aangezet de wetenschappelijke commissie samen te roepen om op zoek te gaan naar een goed wetenschappelijk onderbouwd en maatschappelijk aanvaardbaar toetsingskader voor de beoordeling van vragen tot vrijstelling.
De commissie kwam tot de conclusie dat het niet wenselijk is het huidige systeem te continueren, met als de twee belangrijkste redenen: de vaststelling dat er geen wetenschappelijke onderbouw gevonden kan worden voor een algemeen geldende set van criteria, en het principiële recht op onderwijs voor alle kinderen. De commissie stelt dan ook voor om de ‘figuur’ van de algemene vrijstelling niet meer te gebruiken en te bekijken wat er voor ieder kind individueel wel nog kan. Voor kinderen met zeer bijzondere onderwijsbehoeften kan worden overgegaan tot de opmaak van een geïntegreerd onderwijs- en zorgplan. De centrale vraag van een geïntegreerd onderwijs- en zorgplan is: wat heeft het kind nodig, en op welke wijze kan men dat toetsen?
Uiteraard kunnen er ook daar zeer uitzonderlijke situaties zijn, waarbij men beslist dat er geen meerwaarde bestaat voor het kind, omdat er geen onderwijsdoelen, hoe basaal ook, geformuleerd kunnen worden, omdat er geen planmatige aanpak ontwikkeld kan worden. We komen dus in een heel complexe situatie.
Het voorstel van de commissie is nog zeer conceptueel. Naast regelgevend werk vergt het een serieuze invulling van zeer belangrijke randvoorwaarden. Maar, ik vind de argumenten van de commissie valabel, ik ben bereid dat verder te laten bekijken. Ik zal uiteraard het systeem niet afschaffen zonder alternatief.
In de schoot van de werkgroep Onderwijs-Welzijn, die een beleidsdomeinoverstijgend beleid uittekent ten aanzien van personen met een handicap, gaan specialisten van de beide beleidsdomeinen aan de slag om een reglementair kader uit te tekenen binnen Onderwijs, Welzijn en Gezondheidszorg om te komen tot geïntegreerde onderwijs- en zorgplannen.
Ik ben het voorstel van de commissie genegen om drie redenen. Het idee vertrekt vanuit het recht op onderwijs. Ik vind dat eigenlijk dik oké. Dat staat trouwens in onze Grondwet. Twee, het concept biedt meer waarborgen dat het recht op onderwijs zinvol wordt ingevuld. Drie, het concept stroomlijnt de huidige en toekomstige maatregelen ten aanzien van het onderwijs aan jongeren met ernstige en meervoudige beperkingen.
Ik ben zeker bereid om de vrijstelling te herbekijken. Ik zal dat sowieso in samenwerking met het beleidsdomein Welzijn doen. Dat is cruciaal. Het concept moet worden uitgewerkt. We zullen ons daarover buigen.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, in de welzijnssector streven we naar zorg op maat. Hier gaan we bijna naar onderwijs op maat. Dat is niet eenvoudig. Ik vind het belangrijk dat elke jongere kan leren, zich kan ontwikkelen en zich via onderwijs kan integreren in de maatschappij, hoe moeilijk dat dat ook is.
We moeten goed nadenken over de vrijstelling van leerplicht. We moeten dat zo veel mogelijk vermijden en ervoor zorgen dat kinderen zich kunnen ontwikkelen.
Ik heb op 23 mei een schriftelijke vraag ingediend over de cijfers voor 2014-2015 en voor het huidige schooljaar van de tijdelijke en permanente vrijstelling. Ik ben benieuwd naar uw antwoord. We zullen zien of dat gestegen of gedaald is. Ik ben blij dat u overleg gaat plegen met Welzijn. We moeten daar meer en meer naartoe, zeker voor die jongeren die het zo moeilijk hebben om zich te integreren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Een belangrijk aspect in het rapport is dat hoe dan ook voorzien wordt in voldoende aanbod en financiering, maar ook dat meerdere aanpassingen in de wet nodig zijn, zowel in de onderwijs- als in de welzijnswetgeving. Minister, het zou interessant zijn dat de commissie minstens geïnformeerd wordt of zelfs betrokken wordt bij de vorderingen en de gesprekken op dit vlak.
Minister Crevits heeft het woord.
Op uw tweede vraag, mijnheer De Meyer, is het antwoord uiteraard ja. Er zal wel nog wat tijd overgaan om te kijken op welke manier we zo’n kader kunnen maken.
Mevrouw De Meulemeester, ik was al van plan om het te zeggen, maar ik was niet helemaal zeker of het klopte wat in mijn hoofd zat. Eigenlijk doen we dat in Vlaanderen al zeer goed. Dat wil ik meegeven, dat wordt te weinig gezegd. Er wordt heel vaak verwezen naar Zweden en Finland als dé voorbeeldlanden. Maar, ik heb het net nagevraagd bij mijn medewerker: in die landen zitten kinderen in welzijnsvoorzieningen die geen onderwijs meer krijgen, terwijl kinderen bij ons in dezelfde situatie wel nog onderwijs krijgen.
Onze regio doet het dus eigenlijk zeer goed tot uitstekend wat het geven van onderwijskansen betreft. Alles wat ik hier nu heb gezegd, gaat eigenlijk over de kleine groep die nog een vrijstelling krijgt. We moeten bekijken of we ook voor die jongeren geen goed aanbod op maat kunnen geven. De hoofdteneur moet echter sowieso zijn dat ons systeem er wel in slaagt om heel veel jongeren toch onderwijs te bieden, terwijl dat in zogenaamde voorbeeldlanden zelfs iets minder is dan bij ons.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Ik ben me er ook van bewust dat dat hier inderdaad goed gebeurt. Men moet echter op een of andere manier kinderen blijven bijbrengen wat men hun kan bijbrengen, al is het maar op een kleine manier, om hen een beetje te integreren in de huidige rushmaatschappij, zodat ze een beetje meekunnen. Dan is die combinatie met Welzijn erg belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.