Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Dit is een van de terugkerende topics in deze commissie omdat het een belangrijk thema is. De werkzaamheden van de toenmalige ambtelijke Task Force Brussel tijdens de vorige legislatuur hebben tot een belangrijk rapport geleid. Daar putten we allemaal af en toe wel eens uit. Het eindrapport en het aanvullend rapport van de ambtelijke Task Force zijn goed gedocumenteerde, weloverwogen en evenwichtige werkstukken die een sterke basis vormen voor het beleid voor en in Brussel.
Terecht wordt in het huidige regeerakkoord voorgesteld om de draad daarvan terug op te nemen. De Task Force Brussel werd intussen omgedoopt tot de nog sexyer naam Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel (GACB). We hechten veel belang aan het voortzetten van de werkzaamheden van de Task Force Brussel onder de vorm van de GACB en wensen dat die werkzaamheden opnieuw tot goede resultaten leiden.
Minister, we vernemen nu dat u aan de Vlaamse Regering een kader zou hebben voorgelegd voor de werking van de GACB. Ook binnen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) zouden er nieuwe stappen zijn gezet met het oog op deze heropstart.
Minister, ik heb u hierover recentelijk een vraag gesteld, maar omdat vragen blijven stellen werkt, heb ik weer enkele vragen. Kunt u toelichting geven over de stand van zaken over de heropstart van het ambtelijk overleg? Wat is het kader waarbinnen wordt gewerkt? Wat is de timing? Welke concrete afspraken werden ter zake gemaakt met de VGC?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik verwijs voor het onderwerp van deze vraag ook naar mijn antwoord in de commissievergadering van 27 april. De stand van zaken die ik u vandaag zal meegeven, komt voornamelijk neer op wat ik toen aankondigde. Het is altijd goed om consequent te blijven met zichzelf. Het lijkt me inderdaad nuttig u een update te geven, daar dit punt intussen zowel op de agenda van de ministerraad van de Vlaamse Regering als van het VGC-College is geweest.
Ik zei toen dat er een mededeling in de maak was voor de Vlaamse Regering waarvan het de bedoeling was om die ook te agenderen op het VGC-College. De mededeling werd intussen besproken op de ministerraad van 27 mei – die publiek toegankelijk is – en werd zo goed als parallel ook goedgekeurd door het VGC-College op 26 mei.
Door de beide initiatieven is de GACB geïnstalleerd en zal die voor de zomervakantie van start gaan. De GACB moet waar nodig en gewenst, de ambtelijke ondersteuning bieden van het gezamenlijk beleid van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC in Brussel.
De Gemengde Ambtelijke Commissie is samengesteld uit ambtenaren van de volgende beleidsdomeinen: Cultuur, Jeugd en Sport, Onderwijs en Vorming, Welzijn, Gezondheid en Gezin, Stedelijk Beleid en Stedenbeleid, en niet te vergeten Inburgering en Integratie.
Het zijn de leidend ambtenaren van deze beleidsdomeinen die met vertegenwoordigers van het coördinatieteam Brussel, de Studiedienst van de Vlaamse Regering, de meet- en weetcel van de VGC en de diensten van de leidend ambtenaar, de commissie samenstellen. Ze kunnen zichzelf ook laten afvaardigen, maar in principe is de commissie samengesteld op het hoogst mogelijke niveau.
De commissie wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar van het Agentschap Binnenlands Bestuur van de Vlaamse Gemeenschap en de leidend ambtenaar van de VGC-administratie. De agenda van de commissie wordt samengesteld door de politieke overheden, met name de Vlaamse Regering en het VGC-College samen. In die zin is de agenda open en kunnen er in de toekomst nieuwe punten worden toegevoegd.
De huidige agenda die werd vastgesteld in bovenvermelde nota’s aan de Vlaamse Regering en het VGC-College luidt als volgt – ik citeer uit beide nota’s, ik vertel geen verrassingen, maar het is goed dat we die formele stap toch hebben gezet –: ten eerste, het actualiseren van de financiële stromen zoals voorgesteld in het rapport 2012 en aangevuld in het rapport 2013 van de toenmalige Task Force Brussel. Ten tweede, de decretale regelgevingsagenda’s in gemeenschapsmateries van deze legislatuur te screenen op hun toepasbaarheid in Brussel en hierover te rapporteren. Ten derde, een ontwerp van interpretatief kader uit te werken voor de Vlaamse Regering en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de bevolkingsnorm en begrotingsnorm – de zogenaamde Brusselnormen – uit het Vlaams regeerakkoord. Ten vierde, te onderzoeken en voorstellen te formuleren in welke mate de Brusseltoets niet alleen kan worden toegepast op decreten maar ook op besluiten van de Vlaamse Regering, ministeriële besluiten, investeringen, projectoproepen en ander beleidsvoorbereidend werk.
Het is nu aan de ambtenaren om deze opdrachten uit te voeren en hierover een werkwijze en timing af te spreken. Ik heb begrepen dat de nieuwe commissie op 21 juni een eerste keer zal samenkomen. Daar zal de timing worden gefinaliseerd en zullen de werkopdrachten worden verdeeld.
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen, maar ik ga ervan uit dat de bovenstaande opdrachten in het najaar zullen kunnen worden uitgewerkt. Zeker het in kaart brengen van de financiële stromen moet voor het einde van het kalenderjaar kunnen worden beëindigd.
Ik denk dat ik met deze stand van zaken heb geantwoord op uw vragen. Op de vraag wat de concrete afspraken hierover waren met de VGC kan ik misschien nog toevoegen dat ik de nota heb uitgewerkt, dat die besproken is met de kabinetten van de VGC in de voorbereiding van het College van 26 mei – zoals we trouwens altijd doen – en dat op de vergaderingen van de Vlaamse Regering en het VGC-College de nota’s zijn geagendeerd en goedgekeurd.
Het heeft wat voeten in de aarde gehad. We zijn nu vertrokken. We moeten de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel nu een aantal maanden laten werken. Uiteraard komen we hierop uitgebreid terug. Dat is wel degelijk de bedoeling. Ik ben wel blij dat we eindelijk die stap voorwaarts kunnen zetten.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw helder antwoord. U houdt hiermee uw woord. U had gezegd dat de GACB er voor de zomer zou zijn. Het is heel belangrijk dat dat wordt gepiloteerd op het hoogste ambtelijke niveau. Het is noodzakelijk om de GACB kansen op slagen te geven.
U spreekt over het actualiseren van de financiële stromen tegen het einde van dit kalenderjaar. Omhelst dat dan ook de consequenties van de zesde staatshervorming?
Verder heb ik nog een zijvraag. We hebben ergens een uitspraak van u gelezen: “In een domein zoals Welzijn is er dan weer een grote link met het werk van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De vraag is of wij daarbovenop dan nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten inrichten of meer complementair met de GGC moeten werken.” Met dat citaat wordt een voorbeeld gegeven waaraan deze GACB onder andere zou kunnen werken. Wat moeten we nog doen? Wie moet wat doen?
Kunt u wat meer uitleg geven bij dat citaat? Het kan aanleiding geven tot verontrusting.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijnheer Poschet, u was mij inderdaad een klein beetje voor. Ik had ook een vraag voorbereid, maar ging ervan uit dat we die in de volgende commissie kunnen bespreken. U was mij voor. Het is trouwens een zeer goede vraag.
Minister, op 31 mei, nadat de beslissing werd genomen in de Vlaamse Regering en in het VGC-College, hebt u gecommuniceerd met de mededeling dat u namens de regering nauwer zult samenwerken met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hierbij werd opgemerkt dat het doel is ervoor te zorgen dat de Brusselaars gemakkelijker en meer van de Nederlandstalige voorzieningen zouden kunnen genieten. U verwees – opnieuw terecht – naar het succes van het Nederlandstalige onderwijs, de Vlaamse cultuurhuizen en de Vlaamse welzijnsinstellingen in de hoofdstad.
We hebben inderdaad kennis kunnen nemen van de opdracht van de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel. Terzijde: dan vond ik ‘taskforce’ – hoewel een Engels woord – toch iets vlotter klinken. Misschien moeten we er nog eens een interessante naam voor vinden. De opdrachten zouden inderdaad zijn: het in kaart brengen van de financiële stromen die vanuit de Vlaamse Gemeenschap naar Brussel gaan; een analyse van de knelpunten; een oplossing voor samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC; een verdere uitwerking van de Brusselnorm en de toepassing van de Brusseltoets in de regelgeving.
In uw antwoord hebt u onder meer gezegd dat de concrete agenda wel degelijk zal worden bepaald door de politieke overheden. Ik snap uiteraard dat het verschillende ambtenaren zullen zijn die zetelen in die commissie. Dan is het volgens mij goed dat het de leidende ambtenaar is van de VGC en de leidende ambtenaar van de commissie Binnenlands Bestuur die de commissie zullen voorzitten, of dat ze afgevaardigden zullen sturen.
Minister, wanneer zal de agenda worden bepaald door de politieke overheden? Op welke manier zal dat gebeuren? Komt u dan opnieuw met de nota naar de Vlaamse Regering? Zal het op een gelijkaardige manier gebeuren binnen het VGC-College, waarvan u toch ook lid bent? Is het dan ook de bedoeling dat er bepaalde heel concrete opdrachten voor de commissie op tafel worden gelegd?
U zegt inderdaad dat de financiële stromen tegen het einde van het jaar in kaart moeten worden gebracht. Het is een heel algemene opdracht. Als politieke overheid kunt u dat uiteraard in een bepaalde richting sturen. Hoe zal er over het inhoudelijke werk van die GACB worden teruggekoppeld naar ons, naar onze commissie, naar het Vlaams Parlement? Zal de Vlaamse Regering op geregelde tijdstippen de door de commissie geproduceerde nota’s of documenten ontvangen?
Ten slotte: op welke domeinen en thema’s oordeelt u dat de grootste mogelijkheden liggen voor efficiëntiewinsten en complementariteit? Dat sluit wat aan bij de vraag van de heer Poschet, die verwijst naar de opdrachten die de GGC desbetreffend zal uitvoeren.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik denk inderdaad dat de financiële stromen zo breed mogelijk moeten worden geactualiseerd, zowel de bestaande als de stromen die te maken met de zesde staatshervorming. Het lijkt mij zinloos om enkel voor het verleden te actualiseren en niet voor de toekomst. Ik ga ervan uit dat het zo breed mogelijk moet en zal gebeuren.
Ik heb begrepen dat er in de Raad van de VGC ook enige commotie is geweest rond mijn uitspraak van vorige week op BRUZZ over welzijn en de positie van de GGC ten opzichte van bestaande en bijkomende investeringen vanuit de VGC. Men moet zich geen zorgen maken. Het is niet zo dat ik hier in de commissie en op andere plaatsen zeg dat er vanuit de Vlaamse Gemeenschap en de VGC meer zal moeten worden geïnvesteerd in welzijn en dat ik dan in een interview het tegenovergestelde zeg. Ik wilde daar toelichting geven bij wat het interpretatief kader van de Brusselnormen zou moeten zijn. Ik heb een vrij lang gesprek gevoerd met een journalist, die dat trouwens goed heeft weergegeven, om te zeggen dat je voor de verschillende beleidsdomeinen met verschillende contextuele factoren zit en je dus ook andere interpretatiekaders moet hebben.
Ik heb het al gezegd: de twee beleidsdomeinen waarin wij al meer investeren dan onze 5 procent, zijn cultuur en inburgering. Het is dus niet direct de bedoeling om het plots met plezier naar 5 procent terug te brengen. Een ander voorbeeld is dat we nog gericht moeten investeren in het Vlaamse welzijnsnetwerk in Brussel. Dat voelen we allemaal aan en wordt ook weergegeven in rapporten. Op een gegeven moment zullen we er ons wel over moeten beraden welke communicerende vaten we precies wensen met de VGC. Die politieke discussie laat ik op dit ogenblik open.
Zo kom ik bij de opmerkingen van de heer Vanlouwe. De politieke agenda blijft sowieso in handen van de ministers, de regeringen en het College. De opdracht in de vier punten die we aan de GABC geven, is duidelijk genoeg. Nu moeten we hen even het factuele laten voorbereiden. De cijfers moeten in kaart worden gebracht. Op de drie andere opdrachten zal wat meer rek zitten. We vragen vooral een werkbare methodologie van onze ambtenaren. Dan ligt de bal terug in ons kamp, zowel in het kamp van deze commissie en van de Raad van de VGC – al is het niet aan mij om erover te oordelen of ze dat plenair of in commissie moeten doen – als in het kamp van de uitvoerende overheden. Ik ga nu niet vooruitlopen op efficiëntiewinsten en dergelijke. Dat is net het werk waarvan we aan de commissie vragen dat ze er voorbereidingen in treffen.
We komen zeker nog uitgebreid terug op meer ambtelijke efficiëntiewinsten alsook politieke afwegingen van het interpretatief kader ‘wie doet wat in Brussel en ten behoeve van welk politiek en maatschappelijk doel’. Maar nu zou ik toch even willen dat de commissie ons de objectivering – dat vraagt men toch meestal aan ambtenaren – zou bezorgen om dan op basis van de cijfers – die we misschien in grote lijnen, orde van grootheden, al kennen, maar in finesses wellicht nog onvoldoende – nieuwe inzichten te kunnen hebben.
Dan kunnen we zeggen wat we eerst zullen doen of dat we een aantal dingen tegelijk zullen doen. Alles tegelijk doen, is in de politiek vaak een slechte keuze.
Er is niets veranderd aan de middellangetermijndoelstellingen, noch van de Vlaamse Regering noch van de VGC. We hebben nu het scharniermoment van enkele maanden van die commissie nodig om daarna de volgende deur te kunnen openen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, we hopen dat die GACB voldoende ruimte zal krijgen om een gedegen werkstuk te maken. Ik hoop ook dat de agenda niet alleen open is, maar ook goed gevuld zal worden.
Met deze vier punten is deze enorm gevuld. U moet dit goed beseffen. Met ‘open’ bedoel ik dat er daarna nog andere punten kunnen bijkomen. Deze vier punten vormen al een stevige boterham. Daar mag u zeker van zijn.
Ik hoop vooral dat ze voldoende concreet zullen worden uitgewerkt. Samen met de NV-A-fractie rekenen we erop dat de commissie voldoende op de hoogte wordt gebracht. Zo niet, zullen we daar elke maand een vraag over stellen, wat niet de bedoeling is. Ik ga niet voor de streepjes, maar voor de inhoud.
Ik ben gerustgesteld door uw uitleg over uw uitspraak. Ook mijn fractie blijft voorstander van een maximale toepassing en ontplooiing van de Vlaamse gemeenschapsbevoegdheden in onze hoofdstad. Iedereen rond deze tafel is daar wel van overtuigd, want niet alle fracties zijn aanwezig.
Het is absoluut niet de bedoeling om u te onthouden van verdere vraagstelling op korte termijn. Als er zich dingen voordoen waarover vragen kunnen of moeten worden gesteld, dan zal ik daar zeker op antwoorden. Ik denk wel dat een ietwat geschikte timing om hierover een zinvol gesprek te hebben op basis van de nieuwe elementen die uit de commissie komen, zich eerder zal bevinden in de periode van de beleidsbrieven begin november. Daar wil ik voor waarschuwen. U mag me vragen stellen en ik zal erop antwoorden, maar soms moet men de tijd laten aan dergelijke organen om in de diepte te werken. Zo komen we hopelijk tot bijkomende nieuwe inzichten. Ik wil uw enthousiasme niet afremmen, maar dit is mijn huidige inschatting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.