Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, in het kader van de zesde staatshervorming werden bepaalde bevoegdheden overgeheveld van het federale niveau naar de gemeenschappen en in Brussel naar het niveau van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Bij ons bestaat daarbij een beetje de vrees voor de ontnederlandsing van de dienstverlening in de hoofdstad.
Bepaalde ziekenfondsen, meer bepaald Partenamut, Securex en Partena OZ, zullen hun krachten bundelen. Die nieuwe alliantie van de kleinere ziekenfondsen heeft als bedoeling om iets sterker in te spelen op de Brusselse markt en in te spelen op de veranderende context waarbinnen ziekenfondsen actief zijn. Het gaat in de eerste plaats over de toegenomen regionalisering van het gezondheidsbeleid waardoor het steeds belangrijker wordt om klanten regionaal te bedienen. Hun redenering is dat ze op deze manier klanten regionaal, in Brussel, willen ondersteunen.
Naar aanleiding van de herstructurering van de drie kleinere ziekenfondsen werd er onder meer beslist om het tijdschrift niet langer in het Nederlands te versturen naar de leden van het nieuwe ziekenfonds in Brussel. Je kunt zeggen dat het maar een tijdschrift is dat puur informatief is, maar het is wel een bepaalde vorm van dienstverlening. Op die manier worden Brusselse Vlamingen beperkt in het aanbod dat ze krijgen van het ziekenfonds.
Ondertussen heeft de GGC dus bepaalde bevoegdheden, waarvan vele nog moeten worden uitgevoerd. In Vlaanderen zitten we met de kinderbijslag bijvoorbeeld al een stapje vooruit. Het is uitkijken naar wat er in Brussel desbetreffend zal gebeuren.
Hoewel de ziekenfondsen private organisaties zijn, vervullen ze ook wel een taak van openbaar nut. Ze zijn dus eigenlijk een verlengstuk van het federale niveau. In de toekomst zullen ze dus een soort verlengstuk zijn van wat in Brussel wordt aangeboden door de GGC. Ze vervullen in elk geval een openbare opdracht, een opdracht die ze krijgen van de overheid en die ze als private organisatie moeten vervullen. Het is dan ook bevreemdend dat de ziekenfondsen in Brussel beslissen om hun informatiedeling, het tijdschrift, enkel nog in het Frans ter beschikking te stellen.
Als Vlaams minister bevoegd voor Brussel kunt u conform de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen, de vergaderingen van het Verenigd College van de GGC bijwonen, waar deze problematiek kan worden besproken. Ik weet dat het niet binnen uw expliciete bevoegdheid valt binnen de GGC en de Vlaamse Regering, maar u bent de belangenbehartiger van de Vlamingen in Brussel.
Minister, bent u op de hoogte van de situatie met betrekking tot Partenamut inzake hun dienstverlening, tijdschrift en de informatie die ze willen overbrengen aan hun leden? U weet dat de leden verplicht zijn om aan te sluiten bij een ziekenfonds, wel naar hun keuze, tenzij ze aansluiten bij een hulpkas. Wat is uw reactie op de beslissing om het Nederlandstalig tijdschrift te schrappen? Zult u deze problematiek ook aankaarten tijdens een volgende vergadering van het GGC-College of zult u andere stappen zetten?
Minister Gatz heeft het woord.
Dames en heren, zoals u weet, ligt de algemene problematiek van de Nederlandstalige dienstverlening mij na aan het hart. Ik denk dat ik niet de enige ben in deze zaal en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dit gezegd zijnde, kan ik u alvast meegeven dat ik formeel niet op de hoogte ben van de beslissing van Partenamut om hun Nederlandstalige tijdschrift te schrappen.
Sta me toe even kort in te gaan op het juridisch kader. Ziekenfondsen die hun activiteiten uitoefenen in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, zijn onderworpen aan de Bestuurstaalwet. Dit geldt trouwens ook voor private organisaties wanneer zij taken of opdrachten uitvoeren die hun door de overheid zijn opgelegd. Er is daarover een expliciet arrest van het Grondwettelijk Hof verschenen dat zegt dat dit voor ziekenfondsen ook zo is. Ook de Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft reeds adviezen in die zin verstrekt.
Indien het tijdschrift dus wordt uitgegeven door de hoofdzetel gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en bovendien betrekking heeft op de dienstverlening in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, valt dit magazine onder artikel 35, §1, van de Bestuurstaalwet. Dit heeft als gevolg dat dezelfde taalregeling van toepassing is als die voor de in Brussel gevestigde plaatselijke diensten. Als dit dus daadwerkelijk zo blijkt en het ziekenfonds op die manier bepaalde informatie aan Nederlandstalige aangeslotenen in hun taal ontzegt, kan men stellen dat dit een inbreuk is op de Bestuurstaalwet. Men kan zich dan richten tot de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
Zoals u weet, ben ik niet bevoegd om de taalwetgeving af te dwingen. Daarvoor is het federale niveau bevoegd. We hebben hierover in het verleden al een aantal discussies gehad in deze commissie. Ik zal daar niet op terugkomen.
Wat ik wel kan en zal doen, is de specifieke zaak waarover sprake in uw vraagstelling aankaarten bij federaal minister De Block. Zij is het best geplaatst om te onderzoeken of we hier effectief te maken hebben met een inbreuk op de bestuurstaalwetgeving. Indien nodig kan de federale overheid dan de gepaste maatregelen treffen. Op deze manier hoop ik mijn rol als belangenbehartiger van de Nederlandstaligen in Brussel, zoals u mij terecht noemt, te vervullen.
Ten slotte vraagt u mij of ik deze problematiek kan aankaarten op het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dit lijkt mij niet het juiste niveau om dat te doen, aangezien het Verenigde College geen voogdijcontrole heeft op de ziekenfondsen. Verder kent u mijn standpunt over de verhouding tussen de Vlaamse Regering en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Die discussie moeten we niet heropenen.
Er zijn aanwijzingen dat dit een inbreuk op de bestuurstaalwetgeving zou kunnen zijn – ik druk me nog enigszins voorzichtig uit. Het is aan de Federale Regering om de nodige stappen te zetten. We zullen de nodige contacten leggen om de zaak – om het met een flauwe woordspeling te zeggen – niet blauwblauw te laten.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw standpunt. Het is inderdaad zo dat de dienstverlening aan Nederlandstaligen in Brussel zowel u als ikzelf en waarschijnlijk nog vele anderen hier, na aan het hart ligt. Misschien kan het nuttig zijn om dit verder te onderzoeken. Ik vind het erg positief dat u dit zult aankaarten bij de federale minister. Het lijkt me toch nuttig om het ook aan te kaarten bij het GGC-College. We hebben daarover al veel gediscussieerd en dat zal waarschijnlijk in de toekomst nog gebeuren.
Iedereen moet er zich bewust van zijn dat Brussel een doorleefde, tweetalige stad moet zijn. Iedereen moet daar aan werken, zowel de Nederlands- als Franstaligen. Ik heb dit voorbeeld gegeven, maar er zijn er nog andere. Iedereen kent wel een kleinigheid waarvan dan gemakkelijkheidshalve wordt gezegd dat het om een oud zeer gaat. Ik zou graag zien dat dit oud zeer ooit eens ten gronde wordt aangepakt zodat iedereen met voldoening kan vaststellen dat Brussel een echt tweetalige stad is geworden. Dat vereist natuurlijk inzet van de verschillende niveaus, van de Vlaamse en Federale Regering, van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de lokale overheden.
Minister, ik heb dit aangehaald omdat het betrekking heeft op de ziekenfondsen. In het verleden hebt u daar ook bepaalde vragen over gesteld. In de Handelingen van de plenaire vergadering van april 2007 heb ik een gelijkaardige actuele vraag van u gevonden. U hebt toen aan uw voorganger een bepaalde suggestie gedaan. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
Ik vond uw suggestie aan uw voorganger, toenmalig minister Bert Anciaux, bevoegd voor Brusselse Aangelegenheden, bijzonder goed. U suggereerde om de vertegenwoordigers van de ziekenfondsen bij hem op het kabinet uit te nodigen om met hen rond de tafel te zitten en hun op een aantal plichten te wijzen. U deed ook de suggestie om met toenmalig federaal minister Demotte van Sociale Zaken te gaan samenzitten. U hebt nu inderdaad gezegd dat u federaal minister Maggie De Block, een partijgenote, hierop zult wijzen. Dat is al een stap in de goede richting. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
U blijft inderdaad coherent met uzelf, minister. Maar uw andere suggestie vond ik ook wel bijzonder interessant. U zou op uw kabinet vertegenwoordigers van de ziekenfondsen kunnen uitnodigen en hun op hun plichten wijzen. U zou dat ook kunnen doen met andere instellingen in Brussel, waarvan u vaststelt dat de taalwetgeving soms op de een of andere manier wordt omzeild. U hebt een bepaalde autoriteit in Brussel en het kan nuttig zijn om op die manier goodwill te creëren of te vragen van die andere instellingen, om zo van Brussel een aangename en echt doorleefde stad te maken.
Ik reken erop dat u rekening houdt met uw eigen suggesties en de nodige stappen zet. Uw aanwezigheid in het GGC-College kan uw collega’s daar en in het VGC-College (Vlaamse Gemeenschapscommissie) – u zetelt uiteraard niet in de Brusselse Regering, maar het zijn dezelfde collega’s – wijzen op die verplichting tot tweetaligheid in Brussel.
De heer Poschet heeft het woord.
Dit is inderdaad een breed gedragen bekommernis voor een volwaardige en kwalitatieve dienstverlening en dus ook voor communicatie in het Nederlands in Brussel, aan de Nederlandstaligen of de Vlamingen of hoe je die ook mag noemen. Ik vermoed dat het niet de eerste keer is dat een ziekenfonds niet op dezelfde wijze communiceert naar al zijn Nederlandstalige leden. Zijn er bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht al precedenten waaruit kan worden geput? Hebt u daar een zicht op?
Mijnheer Poschet, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht bevestigt de stelling dat de ziekenfondsen in het kader waarin ik ze heb geschetst, wel degelijk onder de taalwetgeving vallen, zonder meer, dus ondubbelzinnig. Ook het Grondwettelijk Hof heeft dat bevestigd. Wat dat betreft, is er geen interpretatie.
Verder is het fijn vast te stellen, mijnheer Vanlouwe, dat u zich in mijn positie van enkele jaren geleden kunt inleven, en dat ik verplicht ben me in de positie van collega Anciaux in te leven. Zo ziet u, de geschiedenis haalt ons allemaal in. Bedankt voor de suggestie en om mij te herinneren aan mijn eigen woorden. In elk geval zal ik met federaal minister De Block bekijken wat we hier kunnen en moeten doen. Ik sluit een overleg met de vertegenwoordigers van de ziekenfondsen niet uit. Eerst wil ik nagaan wat de houding precies is, kan of moet zijn van de federale overheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.