Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag over de microwaterkrachtcentrales op niet-bevaarbare waterwegen. De klimaatproblematiek is urgent en er is een groot maatschappelijk bewustzijn dat er belangrijke stappen vooruit gezet moeten worden om de doelstellingen voor het klimaat te halen. Na de klimaattop van Parijs zullen deze doelstellingen alleen maar ambitieuzer worden. Alle mogelijke hernieuwbare en duurzame energiebronnen moeten worden aangeboord.
Recent zijn in ons land een aantal creatieve geesten aan de slag gegaan met zogenaamde microwaterkrachtcentrales: een systeem om op waterlopen met een klein verval ook energie te winnen. Zo werden op het Albertkanaal installaties aangebracht die tussen 1600 en 2400 megawattuur opbrengen.
Minister, werd er naast de bevaarbare wateren, een bevoegdheid van minister Weyts, aan wie ik een vraag heb gesteld, ook voor de niet-bevaarbare waterwegen een onderzoek gedaan naar het potentieel van deze microwaterkrachtcentrales?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag. Daar is onderzoek naar gebeurd. De Organisatie voor Duurzame Energie Vlaanderen (ODE) heeft in 1999 een studie uitgevoerd om te kijken wat het potentieel is van kleine waterkracht in Vlaanderen op de onbevaarbare waterlopen.
Dat potentieel wordt bepaald door het debiet en de valhoogte. Op onbevaarbare waterlopen in Vlaanderen zijn de beide dus uiteraard niet zo evident en niet zo groot. Het potentieel is dan ook beperkt. Uit die inventarisatie blijkt dat het totale potentieel van watermolens 4,2 megawatt bedraagt. Ter vergelijking, het vermogen van een gemiddelde windmolen bedraagt 2 à 3 megawatt. Die 4,2 megawatt voor watermolens is wel een theoretisch potentieel. In de praktijk blijken de mogelijkheden nog beperkter, onder meer omdat de stuwhoogte niet kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door gewijzigd landgebruik of de verplichtingen die er zijn om rekening te houden met vrije vismigratie. Het totale potentieel is verspreid over 320 molensites. Volgens de studie zijn er maar 18 sites met een potentiële productie hoger dan 40 kilowatt. Ter hoogte van stuwen is de valhoogte op onbevaarbare waterlopen veelal nog beperkter.
In februari van dit jaar werd in Tielt-Winge een microwaterkrachtcentrale geïnstalleerd. Die werkt op basis van het principe van een vortex en niet op basis van traditionele waterkracht. De energie van stromend water wordt er via een draaiing of vortex en vervolgens via een turbine omgezet in elektriciteit. Het is nog onduidelijk of die innovatieve techniek meer mogelijkheden biedt. Het is evident dat we dat blijven volgen, op basis van dit pilootproject. Ik ben er ook van overtuigd dat de minister bevoegd voor het energiebeleid dat ook met veel overtuiging mee zal volgen, want als daar potentieel in zit, dan is dat natuurlijk ook wel iets dat we in Vlaanderen zeker kunnen voortzetten.
U kunt trouwens ook een reportage vinden over de centrale van Turbulent op de website van iMinds, en er is op Canvas ook een filmpje over geweest. Ik wil u heel graag ook die links overmaken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had het natuurlijk over het laatste, over de horizontale vortextechnologie en niet over de klassieke vervaltechniek, waarvan het potentieel in Vlaanderen vanzelfsprekende beperkt is. Het volstaat om te kijken naar de hoogtelijnen in Vlaanderen gekruist door waterlopen om te beseffen dat dat niet zo gigantisch is. Als het echter gaat over horizontale centrales, heb je veel minder verval nodig. Dan volstaat het om de stromingskracht te gebruiken, en niet het hoogteverschil. Daarom is de studie waarnaar u verwijst, natuurlijk wel een beetje gedateerd, omdat die nog niet het potentieel op basis van de nieuwe techniek in kaart heeft gebracht. Zou het dus niet interessant kunnen zijn om aan de administraties te vragen om ook voor deze energietoepassing een inventaris op te maken en het potentieel van de Vlaamse waterlopen in kaart te brengen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is altijd leuk om te horen: dit is nu al de vierde vraag die wordt gesteld op basis van een vraag om uitleg die ik heb gesteld aan minister Muyters, voormalig minister Turtelboom en minister Weyts.
Minister, u zegt dat het maar 4,2 megawatt is. Ik heb het hier eventjes vlug uitgerekend: dat zijn tienduizend gezinnen. Ik weet niet hoeveel gezinnen er in Evergem zijn, maar dat is toch al iets, vind ik. Alles wat we kunnen doen, is zeer belangrijk. Wat ik nog veel belangrijker vind, is dat het betreffende bedrijf ook zegt geen ondersteuning nodig te hebben. Dat vergt dus geen ondersteuning. Het enige dat wel nodig is, is dat het niet botst op een muur van allerlei mogelijke administratieve en andere opmerkingen. De voormalige minister van Energie heeft toen beloofd daar de lead in te nemen. Dat gaat immers soms ook over onroerend erfgoed, bijvoorbeeld als we spreken over een watermolensite, maar als het gaat over bevaarbare waterlopen, komen we ook terecht bij uw collega, minister Weyts. Het enige dat we moeten doen bij dat type projecten, is vermijden dat we straks vernemen dat het hoofdkwartier hier wel zit, met een paar ingenieurs, maar dat alle projecten in het buitenland zitten omdat men hier botst op een muur van paperasserij en administratieve beslommeringen. Dit lijkt me toch een heel leuke en mooie techniek. Tienduizend gezinnen, dat is toch niet niets in de klimaatdiscussie.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik zal uw suggestie zeker overmaken en aan mijn diensten vragen om eens te bekijken of het potentieel nu al in kaart kan worden gebracht. Ik volg u daar wel in: misschien is het nu het moment om al te bekijken wat het potentieel is van het installeren van die technologie.
Mijnheer Gryffroy, ik volg u ten dele: het kan zeker niet de bedoeling zijn om duizend-en-een redenen te vinden waarom het niet kan. We hebben echter natuurlijk wel natuurregelgeving en Europese regelgeving, die de verplichting oplegt om te bekijken wat het milieueffect is en dat ook te verhelpen. We kunnen daar zomaar niet aan voorbijgaan. Het is soms heel jammer en bijzonder vervelend als bijvoorbeeld een aantal mooie windmolenprojecten niet kunnen worden gerealiseerd omdat er sprake is van vogeltrekroutes of vleermuizen. Hetzelfde geldt echter voor dit als er sprake is van die vismigratie. Dat moet evengoed worden bekeken en verholpen. Ik kan dat zomaar niet negeren, en beslissen dat alles kan. Dan zouden een aantal middenveldorganisaties, waarover uw collega daarnet toch zo bezorgd was, waarschijnlijk aan de alarmbel trekken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw antwoorden. Ik ben blij dat u op de suggestie wilt ingaan. Ik denk inderdaad dat er bij dergelijke projecten vooral een evenwicht moet worden gevonden. Er zijn de energiebekommernissen en er moet met enige flexibiliteit en openheid naar potentiële projecten worden gekeken, zonder daarmee het arsenaal aan milieubeschermingsmaatregelen overboord te gooien. Ik ben er echter van overtuigd dat alleszins het in kaart brengen van het potentieel zeer interessant kan zijn om deze sector wat meer inzicht en groeimarge te geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.