Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota Cultuur gaf u aan dat u wilt bekijken hoe een kunstkoopregeling voor de beeldendekunstensector kan worden ingebed in het Vlaamse kunstenbeleid. Ook in de visienota Kunsten is daar opnieuw naar verwezen. En ook bij het sectormoment aanvullende financiering, waarbij ook het witboek werd voorgesteld, werd een kunstkoopregeling aangekondigd. De vooropgestelde timing was toen januari 2017.
Na de voorstelling van het witboek volgde een gedachtewisseling in de commissie Cultuur. U stelde het volgende: “Analoog aan het Nederlandse voorbeeld, lijken CultuurInvest en Kunst in Huis de meest gerede partners om de kunstkoopregeling te implementeren. De voorziene timing is januari 2017.”
Verder is het in dit kader relevant om te verwijzen naar het voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 173 van het Kunstendecreet van 13 december 2013. Dat voorstel van decreet verlengde nog eenmaal ad nominatim de subsidie van Kunst in Huis voor een jaar, onder andere omdat geëvalueerd moet worden of onder meer kunstuitlening nog als opdracht behouden kan blijven en of een kunstkoopregeling aan een dergelijke organisatie kan worden toegewezen.
Minister, zijn er na het sectormoment aanvullende financiering nog stappen genomen om de implementatie van een Vlaamse kunstkoopregeling voor te bereiden? Kunt u dat toelichten?
Hebt u reeds overleg gepleegd met PMV/CultuurInvest (ParticipatieMaatschappij Vlaanderen) op welke manier de renteloze leningen geïmplementeerd kunnen worden? Of wordt er, naar analogie met onder andere de Energielening en de Impulseolening, gekeken naar het Participatiefonds Vlaanderen?
Welk concreet budget is noodzakelijk om de rentelasten in het kader van de renteloze leningen te kunnen dragen? Werden daarvan analyses of berekeningen gemaakt wat dat kan kosten? Wat zou de budgettaire kost kunnen zijn voor 2017 en de volgende jaren?
Hebt u reeds een duidelijke visie op de inhoudelijke en financiële opvolging? In hoeverre zou een organisatie die de inhoudelijke opvolging zou doen – nagaan wie kunstwerken mag aanbieden en uitmaken welke kunstenaars en kunstwerken onder de regeling vallen – ook de kunstkoopregeling kunnen aanbieden? Is de verstrengeling tussen het aanbieden van de kunstkoopregeling en het inhoudelijk opvolgen ervan, een voor- of een nadeel? Is dat niet conflicterend? In welke richting kijkt u om de front office op te nemen? Hebt u al zicht op een partner of speler?
De timing is nog altijd 2017. Vindt u dat nog realistisch? Is een uitstel van een paar maand beter? Een goede kunstkoopregeling lijkt me belangrijker dan de timing te handhaven.
Minister Gatz heeft het woord.
Het Kunstendecreet voorziet in de mogelijkheid tot aanduiding en subsidiëring van een organisatie die instaat voor de spreiding van kunstwerken. De organisatie dient kunstspreiding, publieksverruiming en drempelverlaging centraal te stellen. Een van de kerntaken van deze organisatie is om een zo breed mogelijke doelgroep in contact te brengen met hedendaagse kunst, door kunstwerken uit te lenen of te verkopen. Ze zal ervoor moeten zorgen dat kunstwerken van hedendaagse kunstenaars worden uitgeleend of verkocht aan een zo breed mogelijk publiek. Zo ondersteunen we ook het inkomen en de loopbaan van de kunstenaar.
Om een geschikte kandidaat te vinden voor deze opdracht heb ik op 20 mei, conform het Kunstendecreet, een oproep gelanceerd. De lancering van deze oproep is meteen ook de eerste stap in de introductie van de kunstkoopregeling. De organisatie zal die in 2018 moeten invoeren, dit in samenwerking met een financiële partner voor de financiële afhandeling van de leningen. De organisatie zal instaan voor de inhoudelijke uitwerking, de klantenwerving, de communicatie en de promotie van de kunstkoopregeling. Organisaties kunnen zich aan de hand van een beleidsplan kandidaat stellen en een voorstel doen over hoe zij de uitwerking van een kunstkoopregeling zien.
In februari heb ik inderdaad gecommuniceerd dat ik een Cultuurbank wil uitbouwen op maat van de cultuursector. Dan heb ik het niet over een nieuw op te richten fysieke bank, maar om een genetwerkte, virtuele bank die de typische financieringsbehoeften van het cultuurveld zal behandelen. De Cultuurbank is een dienstverlening aan de sector met verschillende diensten van kredietverstrekking.
Ze omvat microkredieten voor kunstenaars, kleine projecten en organisaties tot risicokapitaal voor grote projecten en organisaties, voor verschillende deelsectoren. Met de Cultuurbank wil ik met andere woorden het instrumentarium voor cultuuractoren die wensen te lenen, vergroten.
In de komende maanden zal ik nagaan wie hiervoor de ideale partners zijn. We hebben daarover al gesprekken met PMV en CultuurInvest gevoerd. PMV heeft naast CultuurInvest nog financiële instrumenten die kunnen beantwoorden aan de noden in de cultuursector. Denk bijvoorbeeld aan de Winwinlening of de Waarborglening en aan het instrumentarium van het Participatiefonds – de Startlening+ bijvoorbeeld – dat nu bij PMV is ondergebracht. Dat maakt dat PMV een interessante partner kan zijn voor de huidige Cultuurbank. Zoals ik al zei op het overleg over deze problematiek waar we samen met de Koning Boudewijnstichting en FARO aanwezig waren, zullen we toch wel de daadkracht van PMV moeten versterken, om het voorzichtig uit te drukken. Naast PMV kan ook Hefboom voor het verstrekken van kredieten een interessante partner zijn.
Binnen de Cultuurbank wil ik ook het financiële aspect van de kunstkoopregeling opnemen. We hebben nog geen onderzoek gedaan naar de mogelijke rentelast van de kunstkoopregeling in Vlaanderen. Ik heb ook nog niet beslist of het om renteloze of rentearme leningen zal gaan. Dat zal de komende maanden verder worden uitgeklaard. De cijfers vanuit Nederland die we als benchmarking nemen, zijn zeker redelijk, al moeten we daarbij wel in acht nemen dat we nog steeds in rentearme tijden leven. Het zijn haalbare bedragen.
Het is de bedoeling de inhoudelijke en financiële opvolging te scheiden, zoals dat ook in Nederland gebeurt. De financiële partner zal instaan voor de afhandeling van de leningen en de inhoudelijke partner zal instaan voor de inhoudelijke uitwerking, klantenwerving, communicatie en promotie. In principe mag de persoon die van de kunstkoopregeling gebruikmaakt, daar eigenlijk niet al te veel van merken. We moeten zorgen dat het in de backoffice goed loopt en dat het loket voor de kunstkoper eenduidig is.
De inhoudelijke uitwerking gebeurt weliswaar conform de bepaling in het Kunstendecreet en de beleidsaccenten. De selectie van wie kunstwerken mag aanbieden en van de kunstenaars en kunstwerken die onder de regeling vallen, zal conform vooraf vastgelegde criteria gebeuren. De beleidsaccenten uit de strategische visienota Kunsten zullen hier de leidraad vormen.
Daarnaast zal de organisatie zelf een collectie aanbieden voor kunstuitleen. Het lijkt me niet conflicterend indien de organisatie die instaat voor de inhoudelijke uitwerking van de kunstkoopregeling, deze regeling ook op de eigen uitleencollectie toepast, zolang deze beantwoordt aan de vooraf vastgelegde selectiecriteria en doelgroep. We moeten er wel over waken dat er objectief en neutraal wordt gecommuniceerd, zowel over de regeling, als over de kunstenaars en de kunstwerken die onder de regeling vallen. Ik zal dit uiteraard meenemen in de beoordeling van de kandidaten en in de opmaak van een beheersovereenkomst.
Het is nog steeds mijn plan om de Cultuurbank operationeel te laten zijn in 2017. De voorbereidingen van de introductie van de kunstkoopregeling zijn dus opgestart. Zoals ik al zei, werd de oproep gelanceerd op 20 mei, en tot 30 oktober kunnen de kandidaten hun kandidatuur indienen. Daarna zal het advies volgen, en in het voorjaar zullen we een organisatie aanwijzen, een beslissing nemen over de subsidies en een beheersovereenkomst sluiten. Daarin zullen we met de gekozen organisatie de opdracht en de werkwijze van de kunstkoopregeling afbakenen en vastleggen. Parallel met deze procedure maken we de nodige afspraken over de kunstkoopregeling met de financiële partner, zodat die in de tweede helft van 2017 of begin 2018 operationeel kan zijn.
We zitten dus in een normale voortgang. Ik begrijp uw vragen, mevrouw Coudyser. Voor mij persoonlijk zou het ook allemaal net iets sneller mogen gaan, maar we zitten in een normale voorbereiding om de kunstkoopregeling tot leven te wekken.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik stel inderdaad vast, minister, dat er wel degelijk aan wordt gewerkt en dat het inhoudelijke van het financiële wordt gescheiden in een frontoffice/backoffice, of hoe we het ook willen noemen. Voor het inhoudelijke onthoud ik dat er een oproep is gelanceerd en dat de kandidaten zich tot 30 oktober kunnen melden. We zullen dit conform de beleidsnota en de aanbevelingen van het Kunstendecreet uitvoeren. Voor het financiële aspect kijken we vooral naar de Cultuurbank, met verschillende vormen van kredietverstrekking, zowel voor kleine als grote organisaties. Het is de bedoeling het instrumentarium daar te vergroten. Ik denk dat dat goed is.
Als partners kunnen PMV of het Participatiefonds een rol spelen, dat wordt verder onderzocht, maar inderdaad, de daadkracht van PMV moet dan omhoog. Daar is dus nog wat werk aan de winkel. Ik heb ook begrepen dat het nog niet is uitgemaakt of het om een renteloze of rentearme lening zal gaan. In tijden van lage rente en krappe budgetten lijkt een rentearme lening al een hele stap vooruit. Ik begrijp wel dat er geen exact onderzoek is gedaan naar de budgettaire context, maar dat uit de vergelijking met Nederland duidelijk blijkt dat het haalbaar moet zijn. Ik ben dus gerustgesteld en kijk uit naar de verdere uitwerking. Ik zal het uiteraard blijven volgen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Wat u allemaal hebt verteld, minister, is verheugend nieuws. Het is ook verheugend dat u naar het Nederlandse model kijkt. Ik herinner me het debat waarin collega Coudyser eigenlijk voor het Angelsaksische model pleitte. Persoonlijk ben ik voorstander van het Nederlandse model. Het verheugt me dus dat u daarnaar kijkt en er een blauwdruk in ziet voor een Vlaamse kunstkoopregeling. U zegt dat die conform de visietekst moet zijn, zeker wat de doelgroep betreft. Het is een belangrijke drempelverlagende maatregel, niet alleen voor de kunstkoper, maar ook voor de kunstenaar en dan vooral voor de jonge kunstenaars. U zult het met me eens zijn dat de economische situatie van kunstenaars in Vlaanderen, zeker van jonge kunstenaars, niet altijd, maar wel vaak ronduit schrijnend is. Als we via deze regeling de situatie van jonge kunstenaars kunnen verbeteren, dan kan me dat alleen maar verheugen.
Ik heb nog één bijkomende vraag. Zit er geen addertje onder het gras op federaal niveau? Moet u niet om de een of andere reden, btw of andere, met de Federale Regering onderhandelen? Of vergis ik me en kunt u voluit gaan? Zo ja, dan verheugt het me nog meer, want dat betekent dat de planning die u voorstelt, een haalbare kaart wordt.
Ik wil daar zelf nog kort het volgende aan toevoegen. Dit is een goede vraag van collega Coudyser en ook het antwoord bevatte veel nieuws. Het mag gezegd worden: voor het eerst is er een duidelijke doorbraak in dit dossier, krijgt de kunstkoopregeling vorm, en wel op een interessante manier. Als we zo jonge kunstenaars kunnen helpen door particulieren te stimuleren om hun kunst te kopen, dan zetten we een belangrijke stap voorruit. Dat kan ik alleen maar toejuichen.
Ik wil alleen nog één kanttekening maken. We zitten wel degelijk met een lage rente. Als het instrument effectief wil zijn en mensen wil aanzetten om van jonge kunstenaars te kopen, dan mag de drempel van rente en bijkomende voorwaarden niet te hoog zijn. Ik ben geen specialist van dergelijke zaken, maar als je goedkoper bij de bank kunt lenen, dan hebben we geen goed instrument. Er moet dus voor een teaser worden gezorgd. Dat moet niet fenomenaal zijn en de overheid moet zeker geen verlies lijden, maar het instrument moet echt wel zijn effect hebben. Ik herinner me dat we het instrumentarium in de creatieve industrie de voorbije jaren niet altijd aantrekkelijk genoeg hebben gemaakt om jonge investeerders en vormen van gemengde cultureel-economische activiteiten te lokken en te stimuleren. Ik zou graag hebben dat het instrument, nu het er eindelijk komt, niet diezelfde fout maakt. De concrete uitwerking laat ik aan uw specialisten over, minister. Ik ben in elk geval aangenaam verrast door het nieuws.
Minister Gatz heeft het woord.
De inschatting van uw opmerking over de fiscale stimulus kan ik zeker beamen. Wat de btw-thematiek betreft – een problematiek is het volgens mij niet – is er een macro-economisch schema dat zal worden gevolgd. Wanneer wij deze regeling van start laten gaan, dan zullen wij als Vlaamse overheid de rentelasten dragen, wat een bepaalde investering met zich meebrengt. Wij zullen uiteraard niet de meeropbrengst van de btw op de verkoop van de kunstwerken innen omdat dat de Federale Regering is. Ik zie geen angeltjes, dat zal een normale transactie zijn. Anderzijds is het zo dat over een ander element van de aanvullende financiering, de taxshelter in de podiumkunsten, het de Federale Regering is die via de fiscale aftrek ons dan weer onrechtstreeks ondersteunt. We zullen pas binnen een aantal jaren zien, als beide systemen werken, wat macro-economisch bepalende compensaties tussen bevoegdheidsniveaus al dan niet met zich meebrengen. Als de kunst en de kunstenaars er maar beter van worden, dan is dat maar zijdelings.
Ik wil mijn zinsnede over PMV nog even in een juist kader plaatsen. Wij hebben absoluut geen gebrek aan goed gehoor bij de mensen van PMV CultuurInvest. Integendeel, de gesprekken lopen zeer voorspoedig. Maar ik denk dat we in ons en in hun belang de afspraken en de doelstellingen die wij willen bereiken, strakker zullen moeten afspreken omdat we anders voor onze gebruikersvergoeding, die we ook betalen ten aanzien van PMV en die we ook verder willen betalen, misschien niet voldoende return krijgen. Daar moeten we gewoon iets minder algemene doelstellingen formuleren. Het is beter voor hen. Ik neem aan dat zij ook gewoon zijn om met iets cijfermatiger doelstellingen te werken. En dat is ook beter voor ons, want dan zijn we duidelijker en krijgen we een duidelijkere service.
Ik kijk wel uit naar de versteviging van de werking met PMV. Daar zullen nog een aantal gesprekken aan voorafgaan, maar dat is volstrekt normaal.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik kan alleen maar bijtreden dat als deze maatregel echt vooruitgang biedt, dat voor de cultuursector en voor de kunstenaars in het bijzonder, die het niet gemakkelijk hebben, een opsteker zal zijn. We blijven dat met veel aandacht volgen. Ik deel de mening van de minister wat betreft PMV. Dat klopt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.