Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we zijn het er allemaal over eens dat de amateurkunstensector een belangrijke sector is. Alle cijfers geven ook aan dat er nog steeds heel veel Vlamingen met amateurkunsten bezig zijn.
Van 29 april tot en met 8 mei vond de jaarlijkse ‘Week van de Amateurkunsten (WAK)’ plaats. Dit jaar was het thema ‘Match’. Match heeft de bedoeling om amateurkunstenaars en gezelschappen nog meer te stimuleren om op zoek te gaan naar samenwerkingsverbanden met het deeltijds kunstonderwijs (dko), de professionele kunsten, onderwijs, jeugdwerking. Als kers op de taart wordt de WAK afsloten met de uitreiking van de Vlaamse Cultuurprijs Amateurkunsten. Meer dan de helft van de Vlaamse gemeenten hebben zich daarbij als deelnemer aangemeld.
– Miranda Van Eetvelde treedt als voorzitter op.
Vlaanderen beschikt over een uitgebreid amateurkunstennetwerk. Beleidsmatig ondersteunen we negen amateurkunstenorganisaties via het decreet op de amateurkunsten. Die negen organisaties hebben een brede opdracht, met onder meer aandacht voor het organiseren van opleiding en vorming, een informatiecentrum en initiatieven ter bevordering van de kwaliteit. De effecten van de ondersteuning door de landelijke organisaties zijn niet enkel van artistieke aard. Actieve kunstbeoefening draagt ook bij tot de persoonlijke ontwikkelingen van de mensen die het beoefenen. Bovendien creëren duizenden groepen ontmoetingsplaatsen, waardoor het gemeenschapsgevoel wordt versterkt.
Minister, binnenkort lopen de beleidsperiodes af. De amateurkunstenorganisaties hoorden een financieel behoefteplan in te dienen voor de volgende beleidsperiode. Recent heb ik u bevraagd over de ingediende financiële behoefteplannen. Uit uw antwoord blijkt dat alle landelijke amateurkunstenorganisaties graag een meerwaarde willen zien ten aanzien van de aflopende beleidsperiode. In totaal werd voor maar liefst bijna 8 miljoen euro steun aangevraagd, een stijging met een dikke 2 miljoen euro of 36 procent ten opzichte van de huidige subsidiebedragen.
Uit de ingediende financiële behoefteplannen blijken de ambities van de landelijke amateurkunstenorganisaties voor de komende periode. Maar in het kader van de aankomende subsidiebeslissingen is het ook van belang om te verwijzen naar het regeerakkoord. Daarin staat: “De middelen moeten maximaal ingezet worden op het terrein, dat betekent dat we de ondersteunende structuren (koepels, federaties, steunpunten) efficiënt en doeltreffend maken met sterker de nadruk op de missie, de meerwaarde, het gewenste effect op het terrein en de finaal gerealiseerde meerwaarde. Daarbij wordt de doelgroep sterker betrokken en naar waarde geschat.”
Het is uiteraard aan u om na te gaan welke evoluties zich afspelen binnen de amateurkunstensector, welke positieve elementen benadrukt dienen te worden, hoe het bereik van de doelgroep – de personen die het beoefenen – kan worden geoptimaliseerd en welke noden en verwachtingen zich daarbij manifesteren voor zowel de beoefenaars als de koepels.
Tot slot verwijs ik graag nog naar de intenties uit de conceptnota over dko om de samenwerking tussen de amateurkunstensector en het dko te versterken: “In het licht van het levenslang leren van kunstbeoefenaars liggen er in samenwerking en wederzijdse afstemming mooie kansen voor dko en kunstenorganisaties die inzetten op kunsteducatie. Met de amateurkunsten heeft het dko van nature een sterke band. De wisselwerking tussen amateurkunsten en dko willen we in het niveaudecreet expliciteren in zijn maatschappelijke opdracht en in de einddoelen.”
Minister, op welke manier hebt u, specifiek met betrekking tot de amateurkunstensector, al gevolg gegeven aan de bovenvermelde passage uit het regeerakkoord? Hebt u de sector bevraagd om een duidelijk zicht te krijgen op de evoluties binnen het landschap? Zo ja, wat waren de bevindingen van die bevraging? Zo neen, is het, gelet op de bepaling uit het regeerakkoord, geen noodzaak dat we de sector inderdaad bevragen naar zijn bevindingen? Op welke manier zult u bij de toekomstige subsidiebeslissing concreet rekening houden met de bevindingen vanuit de sector?
Uit uw schriftelijk antwoord blijkt dat het verschil tussen gefuseerde organisaties uit het verleden en de nieuwe organisaties wat weggevlakt is. Niettemin blijft er een kloof tussen een aantal gefuseerde instanties en nieuwere organisaties. Is dat een element dat u in overweging neemt als u een beslissing neemt over het al dan niet ingaan op die budgettaire meervragen? Uit uw antwoord blijkt ook dat u aanbeveelt om de principes van ‘cultural governance’ verder te implementeren bij alle amateurkunstenorganisaties. Op welke manier wilt u dat realiseren?
Op welke wijze wilt u de samenwerking tussen de professionele kunsten en de amateurkunsten nog verder stimuleren? Hebt u concrete beleidsacties voor ogen? Welke initiatieven zult u nemen om de link tussen amateurkunsten enerzijds en dko en lokaal cultuurbeleid anderzijds verder te verfijnen en te optimaliseren?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega Meremans, er is geen expliciete bevraging gebeurd van de amateurkunstensector. Het decreet Amateurkunsten voorziet echter in de mogelijkheid voor de negen amateurkunstenorganisaties, de steunpunten voor de amateurkunstenaars per discipline, om een financieel behoefteplan in te dienen. In dat behoefteplan maakt de organisatie een round-up van de huidige werking en geeft ze een indicatie van de werkpunten en beleidsopties voor de komende beleidsperiode. Op basis daarvan geven ze een indicatie van de extra middelen die ze nodig hebben om hun beleid de komende vijf jaar te realiseren. De meerbedragen in bovengenoemde tabel zijn overwegend gebaseerd op het behoud van de huidige werking, het voeren van nieuw beleid, eventueel met aanwerving van nieuw personeel, en mogelijke eenmalige investeringen.
In de financiële behoefteplannen geven de amateurkunstenorganisaties zelf aan hoe zij hun organisatie, achterban en discipline in de toekomst zien. Zij geven met andere woorden de krachtlijnen voor het toekomstige beleid. Ik verwacht van mijn administratie dat ze mij op basis van de inhoud van de financiële behoefteplannen en van de verslagen en conclusies van de afgelopen visitatieronde een gefundeerd en gemotiveerd advies geeft over een eventuele bijsturing in de sector.
Eerst en vooral wil ik benadrukken dat de vaststelling dat er verschillen zijn tussen fusieorganisaties en nieuwe organisaties op zich geen waardeoordeel is. We moeten rekening houden met de geschiedenis van de amateurkunstensector. De fusieorganisaties konden bij de start van het decreet rekenen op de som van de verschillende subsidies, plus een financiële injectie om de fusie te doen slagen. De organisaties die nieuw in het decreet stapten, hadden dit financiële voordeel niet. Dat kan voor een kloof in subsidiebedragen zorgen, maar zegt niets over de kwaliteit van het geleverde werk in ondersteuning van de amateurkunstenaars in hun respectieve discipline.
U zei het al, de budgettaire kloof is in de loop der jaren wat afgenomen. Dat neemt echter niet weg dat het verschil tussen de organisaties aan de uiteinden van het subsidiespectrum groot blijft. Deze kloof proberen te dichten is niet realistisch op korte termijn, maar ik ben mij wel bewust van het feit dat sommige amateurkunstenorganisaties grote nood hebben aan meer financiële ruimte om hun werking op termijn haalbaar te houden.
Cultural governance is inderdaad geen nieuwe ingeving in het cultuurbeleid, en staat als operationele doelstelling ingeschreven in de beleidsnota Cultuur. Ik vind het belangrijk dat elke cultuurorganisatie duurzaam en goed bestuurd wordt door een diverse en competente ploeg van bestuursleden die samen de missie en visie van de organisatie uitdragen en voortstuwen.
Het principe van dat goed bestuur leeft binnen de amateurkunstenorganisaties. Meerdere amateurkunstenorganisaties worden bestuurd door performante besturen die zijn samengesteld uit bestuurders met uiteenlopende competenties die nuttig en noodzakelijk zijn binnen de organisatie. Een aantal van de fusieorganisaties die voorheen enkel bestuurd werden door afgevaardigden uit de lokale aangesloten groepen, maken nu ook de omslag naar bestuursstructuren, samengesteld op basis van competentieprofielen die nodig zijn voor een goede aansturing van de organisatie.
Het is de intentie om deze praktijken van cultural governance te integreren binnen de sector. De visitatiecommissie gaf sommige amateurkunstenorganisaties aanbevelingen in die lijn. In het verleden zijn er leidraden en tools uitgewerkt, bijvoorbeeld de toolbox ‘Goed Bestuur voor Cultuur’ van professor Annick Schramme. Deze kunnen de sector blijven inspireren en motiveren. Voorts lijken intervisiemomenten tussen de organisaties over dit onderwerp en stimuli vanuit het steunpunt zeker mogelijkheden om de sector te doordringen van dit cultureel goed bestuur.
De grote kloof die er vijftien jaar geleden was tussen amateurs en professionals heeft plaatsgemaakt voor vele bruggen tussen beide werelden. We kunnen bij momenten spreken van een continuüm tussen amateur en professional. De wederzijdse toenadering tussen het amateur- en het professionele kunstenveld is een grote verdienste van de amateurkunstensector van de afgelopen jaren. Het decreet geeft aan de sector de opdracht om inspanningen te leveren naar ‘semiprofessionele kunstbeoefening’. Ik wil de sector aanmoedigen om deze weg verder te bewandelen en deze evolutie op te volgen. Ik wil bekijken hoe de opgebouwde expertise van sommige organisaties breder kan worden ingezet.
Ook de samenwerking met het deeltijds kunstonderwijs (dko) én de uitbouw van een regionaal cultuurbeleid biedt hier extra perspectief.
Momenteel werkt het kabinet en de administratie Onderwijs aan het nieuwe niveaudecreet dko. Een van de onderdelen van dit niveaudecreet is de zogenaamde ‘beroepskwalificaties’ binnen de opleidingen dko. Hiervoor wil men in dialoog gaan met de amateurkunstensector, aangezien zeer veel afgestudeerden van het dko in het amateurcircuit terechtkomen. Dat lijkt een eerder eenzijdige benadering van deze materie, maar opent anderzijds toch wel enkele mogelijkheden. Want het dko en de amateurkunsten zijn niet enkel communicerende vaten via uitstroom, er zijn ook heel wat leerlingen die dankzij hun ervaringen in het amateurcircuit vervolgens in het dko instromen, of die parallel met hun opleiding ook in een lokale amateurgroep of -vereniging hun kunst beoefenen.
Beroepskwalificaties zijn een interessant instrument om de maatschappelijke verankering van de amateurkunstensector en het dko te verzilveren en een gemeenschappelijke taal te creëren. We willen door middel van de beroepskwalificaties een kader creëren zodat Onderwijs en Cultuur eenduidig over kwalificaties en de daarin vervatte competenties kunnen communiceren, en dat het civiel effect van het verwerven van artistieke competenties in het dko en de amateurkunsten versterkt.
Een goede dialoog tussen beide is immers noodzakelijk, en kan enkel tot stand komen wanneer men dezelfde taal spreekt. Een gemeenschappelijk begrippenkader kan een opstap zijn naar verdere samenwerking tussen beide partijen. Cultuur en Onderwijs zullen op basis van een gedeelde visietekst met de respectieve sectoren overleggen.
Ik geef u de situering op basis van uw vragen, mijnheer Meremans. Verder houd ik het antwoord natuurlijk nog even in beraad voor het najaar dat niet meer zo heel veraf is.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik ben weer een beetje te vroeg, denk ik, minister. Het zal een hete herfst worden, het is te zeggen, een indian summer toch. Eté indien. Ik kijk ernaar uit.
U zegt: we hebben de visitaties gehad, de administratie heeft binnen haar visie beleidsplannen ingediend. Daaruit distilleer ik hoe zij verder willen evolueren. U zegt: er is niet echt een bevraging van de sector geweest. Dan zie ik ook dat er op dit ogenblik niet echt een landschapstekening is gemaakt, of heb ik het mis?
Ik blijf erbij dat de evolutie van de sector interessant blijft om te volgen en te doen. De beleidsplannen zijn één ding. Daarin weerspiegelt men zijn wensen, hoe men het ziet. Dat is meestal gelijklopend maar niet altijd, met wat zich op het terrein afspeelt.
De kloof tussen de gefuseerde en de nieuwe organisaties blijft groot. Als ik het goed voorheb, vindt u dat we die niet kunnen dichten op korte termijn, maar u neemt die bezorgdheid mee. Dat vind ik al belangrijk.
Wat betreft de samenwerking met het dko kan ik u volgen. Dat komt zeker en vast terug ter sprake in het najaar bij de verdere afhandeling van dit dossier.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn eerste vraag gaat over de financiële middelen en de stijging die door de organisaties werd gevraagd. U hebt een overzicht gegeven van de elementen die daartoe een verklaring zouden kunnen zijn. In welke mate hebben de verschillende amateurkunstenorganisaties ook al ingespeeld op de provinciale in- en uitkanteling? In welke mate hebben ze al ingespeeld op de middelen die al dan niet van de provincies naar de organisaties zullen gaan? Ik weet dat daar de afgelopen tijd bezorgdheid rond leeft. Is daar al rekening mee gehouden of niet? Ik heb heel goed onthouden, en deze organisaties wellicht ook, dat u gezegd hebt en dat hebt u recent nog eens herhaald, dat u kiest voor een warme overdracht en dat de organisaties kunnen blijven rekenen op de middelen die er nu zijn.
Een tweede punt gaat over de passage uit het regeerakkoord waar de heer Meremans aan refereert. Ik heb over die passage een enigszins andere lezing. Hoort die passage eigenlijk niet van toepassing te zijn op de amateurkunstenorganisaties as such? Ik heb dat ook niet zo begrepen uit uw antwoord, daarom stel ik de vraag nog eens. Dat is belangrijk, de amateurkunstenorganisaties hebben helemaal niet de rol van een steunpunt. Het is belangrijk om daarin een onderscheid te maken. Uiteraard denk ik dat het goed is om de evolutie in de sector te blijven opvolgen. Het is voor Vlaanderen en voor heel de culturele scene eigenlijk echt wel een belangrijke sector. Maar we moeten vooral aandacht blijven hebben voor de eigenheid van de verschillende disciplines en dus met andere woorden voor de eigenheid van de verschillende amateurkunstenorganisaties op zich. Een landschapstekening maken en de evoluties opvolgen, dat kan natuurlijk geen kwaad.
Mevrouw Bastiaens, afgesproken werd vragen over de afslanking van de provincies niet te stellen, omdat we hierover volgende week in plenaire vergadering debatteren. Het staat de minister evenwel vrij op vragen daarover te antwoorden.
De heer Caron heeft het woord.
Ik heb ook een opmerking bij de passage die de heer Meremans citeert. In het beste geval kan ze betrekking hebben op het forum voor amateurkunsten, maar alleszins niet op de organisaties en de amateurkunsten. De passage klopt niet, des te meer omdat u zelf zegt, minister, dat de organisaties voor het overgrote deel al het resultaat zijn van eerdere fusies. Ik zie niet waar op dit vlak nog efficiëntiewinst te halen valt. Dit is slechts een opmerking terzijde, maar de passage mag niet worden misbruikt voor andere doelen. Ik ga er echter van uit dat de heer Meremans dat ook niet voor ogen heeft.
De kloof tussen de vroeger gefuseerde en de nieuwe is nog altijd niet gedicht, behalve bij Vlamo. Ook dit is een opmerking terzijde, waarop de minister niet hoeft in te gaan. De grootste vraagt de grootste verhoging. Die redenering klopt niet helemaal.
Ik vind het evenwel legitiem dat wordt nagedacht over de doorgroei van de kleine amateurkunstenorganisaties tot op een werkbaar niveau. Op een bepaald moment is het verschil aan resultaten minder groot, maar men moet dat niveau kunnen bereiken. Een aantal, bijvoorbeeld van het type creatief schrijven, willen nog een hele weg afleggen. Ze zijn terecht ambitieus. Naar aanleiding van de presentatie van het jaarverslag van het Fonds voor de Letteren werd gediscussieerd over de verbinding tussen het fonds en creatief schrijven. Die bestaat nog steeds niet, maar dat houdt ook verband met ontbrekende middelen.
Zijn de visitatierapporten publiek? Ik zou die graag inkijken, niet omdat er iets fout mee is, maar ik ben benieuwd naar de resultaten op het terrein. Ik ben dus inhoudelijk benieuwd, niet beleidsmatig.
Tot slot wil ik mijn bekommernis die ik al vijftien jaar uit nogmaals uitspreken. Ze is immers nog steeds niet weggewerkt. Minister, u geeft een goede aanzet, maar de samenwerking met dko moet veel intenser zijn. Dat moet zich niet alleen uiten in de amateurkunstensector, maar vooral in de curricula en in de samenwerking tussen deeltijds kunstonderwijs en de praktijk.
Ik geef een voorbeeld van het type samenspel en kamermuziek. Iemand kan tien jaar lang in een lokale harmonie spelen, maar moet naar de samenspelklas, omdat de harmonie niet telt, terwijl de dirigent van de harmonie een leraar is van die muziekschool. Dit klinkt waanzinnig, maar zoiets valt ook voor bij theaterregisseurs, dans, en dergelijke.
Ik pleit er dus echt voor die verbinding sterker te maken. Dan boekt men effectief resultaat op het terrein en treedt een kwaliteitsverbetering op, alsmede efficiëntiewinst.
Heel veel mensen van de achterbankgeneratie kennen het wel: kinderen van school naar de muziekschool rijden en naar de sportclub en weer terug… Integratie is dus absoluut noodzakelijk, zeker wat muziek, dans en theater betreft, vooral omdat dit vaak een groepsgebeuren is in organisaties op het terrein. Dko kan er trouwens veel geld mee uitsparen. Laten we dus de middelen samenbrengen om de kwaliteit te verbeteren.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik had een vraag ingediend over de afslanking van de provincies en de amateurkunsten. Er werd beslist die vraag niet af te wijzen, maar wel niet te behandelen. Ze kan echter wel aan de orde komen als blijkt dat het antwoord tijdens het actualiteitsdebat van volgende week niet afdoend is. Als de minister het ermee eens is, kan de vraag van mevrouw Bastiaens dan ook worden besproken.
Ook wij lezen het regeerakkoord anders. Ik zou het niet waarderen indien het als excuus wordt gebruikt voor nieuwe besparingen.
Ik kan de vraag van de heer Caron over de visitatierapporten beantwoorden. Onlangs heb ik een rapport opgevraagd via de openbaarheid van bestuur en ik heb het snel en efficiënt via een mail ontvangen.
Voor het overige steun ik de bekommernissen van mijn collega’s.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik ga maar op enkele elementen en specifieke vragen antwoorden en niet zozeer op de pleidooien, die soms zeer goed en terecht geformuleerd werden. Inderdaad, de visitatierapporten zijn wat mij betreft zonder meer publiek, ook voor parlementsleden, zonder dat ze zich noodzakelijkerwijs op de wet op de openbaarheid van bestuur moeten beroepen. Maar goed, dat mag. Er is geen reden waarom ze niet publiek zouden zijn.
Op basis van de behoefteplannen en de uitdaging die voor ons ligt, zal de administratie, naast een gefundeerd advies, zoals ik het daarnet algemeen omschreef, ook wel een landschapstekening maken. We mogen daar een aantal dingen van verwachten: complementariteit van organisaties ten opzichte van elkaar, geen blinde vlekken en dergelijk meer. Maar dat zal mij niet ontslaan van de taak om op basis van die landschapstekening en dat gefundeerd advies, vervolgens de best mogelijke beslissing te moeten nemen. Maar dat zit er dus nog aan te komen, mijnheer Meremans.
Ik zal inderdaad niet ingaan op het bredere provinciale verhaal omdat dat binnen dit parlement een afspraak is. Ik kan wel zeggen dat de timing de amateurkunstenorganisaties niet toegelaten heeft, mevrouw Bastiaens, om al in hun behoefteplan proactief volledig rekening te kunnen houden met de overdracht. Dat hebben ze niet gedaan. Ik ga ervan uit, zelfs al hebben ze de behoefteplannen nog niet in detail kunnen lezen, dat dit een centraal punt is. Het wordt een van de centrale punten in het kader van de middelenverdeling, dat is wel degelijk zo. Laten we dat debat aangaan, ofwel op basis van uw vraag om uitleg, mevrouw Idrissi, ofwel op basis van het debat in het parlement volgende week. Daar sta ik zeker voor open.
De heer Meremans heeft het woord.
Een aantal collega’s zien me ten onrechte als de man met de zeis. Ik had het eerst niet door, mijnheer Caron. Ik moest even nadenken welk onheilspellend bericht ik nu weer de wereld had ingestuurd, maar het daagde mij plotseling. Het is niet zo. Ik wil dit met klem tegenspreken. Nu wordt gezegd: het staat in het regeerakkoord, de bedoeling is nu om een aantal mensen te kortwieken. Dat is zeker en vast niet het geval. Als wij inderdaad en terecht geld van de gemeenschap toebedelen aan organisaties, is het toch wel nodig om te zien wat het effect op het terrein is. Worden die middelen maximaal ingezet? Dat is niet zozeer een poging voor een besparingsronde. (Opmerkingen van Bart Caron)
Ik twijfel aan niets. Ik zeg gewoon dat je een aantal zaken moet checken op het terrein, zo simpel is dat. Daarmee doe ik geen uitspraak over bepaalde organisaties. Zij die dat daarmee in verband brengen, zijn ketters, en zij dolen.
Minister, ik dank u in elk geval voor uw antwoord. De heer Caron heeft er wel gelijk in dat we moeten werken aan de samenwerking tussen het dko en de amateurkunsten. Maar we moeten er eerlijk in zijn dat dat vaak een lokaal verhaal is. Je moet een kader creëren. Minister, u hebt ook verwezen naar een regionaal cultuurbeleid, waar wij reikhalzend naar uitkijken, maar ook dat zal voor de ‘été indien’ zijn, denk ik dan.
Collega’s, ik wil nogmaals duidelijk stellen dat er een onterechte beschuldiging of insinuatie wordt gemaakt. Mij is het erom te doen dat we zoveel mogelijk mensen kunnen brengen tot de amateur- of de niet-professionele kunsten. Mij gaat het niet over koepels of structuren. Ik wil gewoon zien dat zoveel mogelijk mensen theater spelen, zoveel mogelijk jonge mensen een instrument vastnemen en onze harmonieën en fanfares, of we ze nu Eendracht of Sint-Cecilia noemen, kunnen voortboeren in alle bloei.
De vraag om uitleg is afgehandeld.