Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het centrum voor alcohol- en andere drugproblemen (CAD) Limburg was de eerste en vooralsnog een van weinige welzijnsvoorzieningen met een preventief en hulpverleningsaanbod over gamen. Het centrum organiseerde recentelijk een studiedag omdat er zich steeds meer jonge gamers en ouders aanmelden met vragen en problemen over gamen. Voor alle duidelijkheid – en dit wil ik beklemtonen –, gamen op zich is geen enkel probleem, integendeel. 90 procent van de gamende jongeren ervaart absoluut geen problemen en amuseert zich ermee. Dat gebeurt in alle gezinnen. Ik wil dit absoluut niet problematiseren, maar we kunnen er niet omheen dat we bij een kleine en groeiende groep jongeren wel kunnen spreken van risicovol of problematisch gamen.
Zo kwamen er in de eerste vier maanden van dit jaar al evenveel gamers op intakegesprek bij het CAD als in heel 2015. De grootste groep is tussen 12 en 15 jaar. Die cijfers worden ook bevestigd door resultaten van de leerlingenbevraging door de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), waar sinds 2013-2014 ook gamen en gokken wordt bevraagd.
Ook het zorgcentrum Alexianen te Tienen krijgt wekelijks drie tot vier ouderparen over de vloer met vragen hierover. De zorgverstrekkers merken een stijgende vraag en hebben ook een gespreksgroep en een zorgmodule dat de naam Digital Detox draagt.
Net zoals met ander problematisch gedrag is er niet één oorzaak aan te duiden voor problematisch gamen: het is een samenspel van verschillende factoren. Het is belangrijk te zeggen dat niet enkel het aantal uren gamen determinant is. Een gameverslaving is qua behandeling dan ook vergelijkbaar met een andere verslaving zoals roken, alcohol of andere drugs.
Hulpverleners geven bovendien aan dat heel veel jongeren zich niet laten behandelen omdat ze vastzitten met vragen hierover. Veel ouders weten ook niet precies wat nog verantwoord, normaal en niet normaal is en waar je op moet letten als je denkt dat je je zorgen moet maken over een van je kinderen. En juist dat is zo belangrijk, want er op tijd bij zijn, is ook hier van groot belang.
Bij de preventie van risicovol of problematisch gamegedrag zijn ouders, opvoeders en leerkrachten zonder meer sleutelfiguren. Net hen moeten we kunnen bereiken met sensibilisering en educatie, want ze spelen een zeer actieve rol in hoe hun kinderen omgaan met deze mediavorm. Mediawijsheid stimuleren blijft voor u een belangrijk aandachtspunt in uw beleid om al onze burgers actief, creatief en kritisch te leren omgaan met de media van vandaag en hen tegelijkertijd voor te bereiden op de nieuwe media van morgen.
In het kader van sensibilisering rond gaming heeft het Kenniscentrum voor Mediawijsheid al een aanbod beschikbaar. Ik denk evenwel dat het kenniscentrum nog meer een rol kan spelen in de vroegdetectie en preventie van risicovol en problematisch gamegedrag.
Minister, wat is uw visie over de rol van het kenniscentrum in de vroegdetectie en preventie van risicovol en problematisch gamen? Welke concrete initiatieven wilt u nemen inzake mediawijsheid om empowerment van jonge gamers en hun ouders of opvoeders te realiseren en het taboe dat errond bestaat te doorbreken? Welke opportuniteiten ziet u binnen uw beleid inzake mediawijsheid om preventief te werken rond mediawijsheid op het vlak van gamen en zou een samenwerking met Welzijn – hulpverleningsorganisaties in het welzijnslandschap – of Onderwijs hier een plaats in kunnen krijgen?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Jans, zoals u al hebt aangegeven, kreeg het Kenniscentrum voor Mediawijsheid de opdracht om het actief, creatief, kritisch en bewust omgaan met media in Vlaanderen te stimuleren. Daarbij hoort onder meer een verantwoord gamegedrag. In die zin sensibiliseert het kenniscentrum zowel intermediairen als het publiek over zowel de waarde van gamen, alsook de juiste manier om er goed mee om te gaan. Het doet dit door onder andere informatie uit onderzoek en best practices uit de educatieve of informatieve sector op maat te vertalen via vormingen, tools en campagnes.
Daarnaast formuleert de Vlaamse Regering ook opdrachten voor gezondheidspreventie onder Welzijn. Daar neemt de VAD de opdracht op om te sensibiliseren over verslavingsgedrag, in dit geval risicovol en problematisch gamen.
Elk vanuit hun rol werken het kenniscentrum en de VAD nu al samen om deze thematiek aan te pakken. De samenwerking blijft overigens niet beperkt tot deze spelers, maar omvat ook diensten die werken rond opvoedingsondersteuning, experten, media enzovoort. Het kenniscentrum speelt dus een actieve rol in het opzetten van netwerken en samenwerkingen om dit in partnerschap te realiseren. Dat doet het ook bij andere thema’s zoals privacy.
Zoals u weet, ondersteun ik het Kenniscentrum voor Mediawijsheid dat reeds verschillende initiatieven inzake gaming heeft ondernomen en ontwikkeld, die dus hebben gelopen of nog lopen. Ik overloop er enkele. In de Digitale Week in april 2015 verspreidde het kenniscentrum de brochure ‘Let the games begin! Gids voor ouders over gamen’ samen met een onlinevideo met tips voor ouders over gaming. Deze brochure werd mee bekendgemaakt bij het herwerkte draaiboek ‘Als Kleine Kinderen Groot Worden en Gamen’ van de VAD voor infosessies voor ouders. Wie zo’n workshop organiseert, kan de brochures van het kenniscentrum gratis bestellen. Daar wordt vaak gebruik van gemaakt en dat is een goede zaak.
Het kenniscentrum maakte samen met de onderzoeksgroep Media & ICT in Organisaties & Samenleving (MIOS) van de Universiteit Antwerpen de gids ‘Mediawijs gamen: gaminggids voor begeleiders van jongeren en kinderen’. De tools zijn online terug te vinden in de tooldatabank op mediawijs.be, net als het lessenpakket over gaming ‘Vlucht naar Avatar’ van de VAD. De beide organisaties wisselen hun tools op hun informatiekanalen uit.
Het kenniscentrum voorziet ook in achtergrondinformatie op zijn website voor intermediairen in het dossier gaming.
Het thema gaming kwam ook al meermaals aan bod op de vormingsmomenten die het kenniscentrum organiseert of op sessies die het geeft op studiedagen van partners.
Ook in de toekomst zijn er acties over gaming gepland. Momenteel werkt het kenniscentrum aan een specifieke website voor ouders over mediaopvoeding. De lancering is voorzien in het najaar. Een van de thema’s die ruim aandacht zullen krijgen, is gaming.
Dit onderdeel wordt uitgewerkt met het onderzoeksnetwerk Digital Games Research Association (DiGRA), maar ook de VAD, de Groep Gezondheid en Welzijn van de UC Leuven-Limburg en het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (EXPOO) van de Vlaamse overheid, zijn partners in dit project en experten in vroeginterventie.
Vanuit het departement Onderwijs verzamelt het kenniscentrum momenteel getuigenissen van leerkrachten over hoe ze met games aan de slag kunnen gaan in de klas. Dit moet resulteren in inspiratievideo’s voor leerkrachten.
Zoals ik zonet heb aangegeven, gebeurt er al heel wat rond gaming en verantwoord gamegedrag. Er is al een verregaande samenwerking tussen spelers uit de verschillende domeinen. Het is de bedoeling om die lijn door te trekken zodat nieuwe kennis, informatie en best practices inzake mediawijsheid en gaming maximaal kunnen worden gedeeld via de bestaande spelers en netwerken, en daar waar nuttig, nieuwe actoren mee betrokken worden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel concrete antwoord. Ik begrijp dat het kenniscentrum een actieve rol speelt en blijft spelen. Ik vind het ook heel positief dat er al netwerken bestaan met de voor de hand liggende partners, maar dat u ook nieuwe belangrijke spelers zoals EXPOO hierbij betrekt. Dan kan er enkel toe bijdragen dat ouders die waar dan ook op zoek gaan, heel snel in aanraking komen met een bestaand aanbod, dat nog verder wordt uitgewerkt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het kenniscentrum doet heel veel. Hoe langer het centrum bestaat, hoe meer we in zijn mandje leggen, maar het is ook goed dat het zich engageert ten aanzien van het ruimere publiek. Ik vrees echter dat de eerstelijnshulp, zijnde welzijnscentra, dokters enzovoort, het kenniscentrum vandaag onvoldoende kennen als het centrum waar zij, ouders en leerkrachten, terechtkunnen wanneer leerlingen een problematisch gamegedrag vertonen of met andere problemen zoals cyberpesten in aanraking komen. Het lijkt me zinvol dat het kenniscentrum zichzelf beter bekend maakt binnen de welzijnssector.
Minister Gatz heeft het woord.
Dat is een terechte opmerking, die aansluit bij de vraag op zich. De werking van het kenniscentrum wordt omgevormd van intermediairen naar het grotere publiek, hoewel de eerstelijnszorg van gezondheid en welzijn ook eerder intermediairen zijn. Ik zal navragen in hoeverre men die groep nu al aanspreekt en bereikt. Ik denk wel dat dit al het geval is maar ik ben er niet zeker van. We zullen proberen kwalitatief te peilen wat de respons daarvan is. Ik kan me inbeelden dat ook de gedeelde informatie via de gedeelde netwerken, in dit geval de VAD, ook tot bij de eerstelijnsgezondheidswerkers geraakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.