Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dienstencheques komen van het federale niveau. Voor de regionalisering moesten 60 procent van de aanwervingen bij dienstenchequeondernemingen leefloners zijn of uitkeringsgerechtigden. Het idee was dat er een terugverdieneffect voor de dienstenchequeregeling zou zijn. Werklozen zouden geen uitkering meer hoeven te krijgen. Voor de federale overheid was het toch wel belangrijk dat de maatregel op deze manier werd toegepast.
Toen werden de dienstencheques een regionale bevoegdheid. Federgon, de koepel van de dienstenchequeondernemingen, had de opmerking dat het in sommige gebieden zeer moeilijk was om aan die 60 procentregeling te voldoen. De Vlaamse Regering heeft dan beslist om de regeling van 60 procent af te schaffen. Zo hoeven de dienstenchequeondernemingen sinds het eerste kwartaal van 2015 niet meer te voldoen aan deze 60 procentregeling.
Minister, u hebt toen gezegd dat het toch belangrijk blijft om uitkeringsgerechtigden aan te werven en dat ze zouden worden geactiveerd met een actieplan. U zei toen: “De VDAB zal haar acties inzake de screening en de toeleiding naar de dienstencheque-bedrijven verderzetten en versterken. Ook de dienstencheque-ondernemingen zetten hun acties voort om de aanwervingskansen van die groep te stimuleren. Het gaat dan concreet over specifieke sollicitatieopdrachten, systematische sollicitatiefeedback, specifieke coaching of opleiding voor nieuwe werknemers, specifieke jobmarkten voor dienstenchequevacatures. We werken ook aan de afstemming van het doelgroepenbeleid op het Vlaamse activeringsbeleid. Deze Vlaamse Regering doet er alles aan om werkzoekenden zo snel mogelijk aan een job te helpen.”
De 60 procentregeling is ruim een jaar geleden afgeschaft. Minister, hoe evalueert u zelf de afschaffing van de 60 procentregeling? Wat is de stand van zaken voor de uitvoering van dat actieplan? Welke stappen heeft het kabinet, VDAB en/of Federgon al ondernomen om tegemoet te komen aan de gevolgen van de afschaffing van deze maatregel?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, het actieplan heeft concreet vorm gekregen in een afsprakenkader tussen de dienstenchequesector en mezelf. Dit afsprakenkader bevat enerzijds een aantal engagementen van de dienstenchequeondernemingen om maximale aanwervingskansen te geven aan laaggeschoolde en langdurig werkzoekenden en anderzijds een aantal acties die VDAB onderneemt om het screenen en het toeleiden van werkzoekenden naar vacatures in de dienstenchequeondernemingen te versterken. De afspraken worden opgevolgd via monitoring. Per kwartaal worden ze aan de raad van bestuur van VDAB voorgelegd en jaarlijks is er een evaluatie.
Ik ga wat dieper in op de twee engagementen. VDAB zorgt voor een toeleiding van de werkzoekenden. De sollicitatiefeedback van deze ondernemingen wordt nauw opgevolgd. Waar nodig wordt in vervolgacties voorzien zoals attitudetraining, bijkomende technische opleiding of heroriëntering. Er is ook bijzondere aandacht voor de doorstroming van werknemers uit de lokale diensteneconomie of het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) naar dienstenchequeondernemingen. Vorige week hebben we het nog over deze filosofie gehad: de stap van een eerste ervaring naar dienstenchequeondernemingen is vaak een goede stap. De informatie naar werkgevers over de opleidingsmogelijkheden wordt geïntensifieerd. Welke VDAB-dienstverlening is er?
In het paritair comité van de dienstenchequeondernemingen zijn volgende drempelverlagende instrumenten voor meer reële kansen op werk voor laaggekwalificeerde werkzoekenden afgesproken. Er is een individueel vormingsrecht van minimaal 9 uur voor nieuw aangeworven werknemers. Er is de omkadering en ondersteuning van nieuwe werknemers in functie van een peter- of meterschap en begeleiding of coaching. De samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en het sectoraal vormingsfonds dienstencheques werd in 2016 hernieuwd en voorziet onder meer in dienstverlening voor werkzoekenden, werknemers en werkgevers en competentieontwikkeling en -erkenning voor werkzoekenden en werknemers. In het nieuwe sectorconvenant voor 2016-2017 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het sectoraal vormingsfonds dienstencheques staan volgende prioriteiten centraal: competentieontwikkeling, modern hr-beleid, instroom, gelijke kansen, racismebestrijding en diversiteit. Specifiek voor jongere werknemers wordt in 2016 en 2017 in het kader van de ingroeibanen een concept uitgerold van oudere collega’s die jonge nieuwe werknemers coachen nadat ze zelf een opleiding hebben gevolgd rond coachen.
Ik moet verder zeggen dat de jaarlijkse evaluatie wel is opgestart, maar nog niet is afgerond. We plannen hierin verschillende stappen. Het jaarrapport is op basis van monitoringgegevens van VDAB. Op kwartaalbasis wordt er informatie verzameld die dan wordt gerapporteerd aan de raad van bestuur. Wat omvat die informatie? Het aantal ontvangen, vervulde en openstaande dienstenchequevacatures, de arbeidsreserve en de krappe zorggebieden, het aantal sollicitatieopdrachten en de mededelingen; sollicitatiefeedback, de screeningsactiviteiten in functie van de dienstenchequevacatures, e-opleidingsacties, de uitstroom gescreende doelgroep naar het beroep van poetshulp/strijken en ten slotte welke transmissies er al dan niet zijn gebeurd.
Die rapporten zijn reeds beschikbaar voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2015. De gegevens over het eerste kwartaal van dit jaar zijn nog niet voorgelegd aan de raad van bestuur. Als die beschikbaar zijn, hebben we natuurlijk een globaal overzicht over vier kwartaalrapporten sinds de afschaffing van de 60 procentregel. Het rapport zal samen met een korte vragenlijst worden bezorgd aan de werkgeversorganisaties. Met de resultaten van die korte bevraging en het jaarrapport wordt vervolgens met de stuurgroep dienstencheques een gesprek gevoerd.
Een tweede punt daarover is het aandeel van de kansengroepen in de instroom. Naast de enquête en de monitoring met dat jaarrapport op basis van die VDAB-cijfers zal ook het aandeel van de verschillende kansengroepen in de instroom in de sector worden geanalyseerd. Dat is wel een moeilijke zaak. Om daarover exacte gegevens te hebben, moeten we namelijk een beroep doen op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Die gegevens zijn veel later beschikbaar. De gegevens over de laatste drie kwartalen van 2015 zijn pas beschikbaar in het najaar van 2017. Dat is dus heel vervelend.
Om toch eerder een evaluatie te kunnen maken van de instroom van nieuwe werknemers, zullen we ons, in geplande studie door ons departement met betrekking tot de impact van de werkgelegenheidsprogramma’s op de kansengroepen, specifiek toespitsen op de dienstenchequesector. Om echter de groep werknemers in die dienstenchequesector in deze studie te kunnen afbakenen, hebben we gegevens nodig van de RVA-enquête. Die gegevens zijn pas beschikbaar in de zomer van dit jaar, iets vroeger dus. Op basis daarvan kunnen we ook een inschatting maken van het aandeel van de langdurige werkzoekenden en de leefloontrekkers in het totaal van de aanwervingen in deze sector. Met al die gegevens samen kunnen we een inschatting maken van de impact van de afschaffing van de 60 procentregel.
Ik wil nog heel specifiek iets zeggen over de eerste drie kwartalen sinds het afschaffen van de 60 procentregel en de gesprekken met de betrokken stakeholders. We hebben geen indicaties dat er negatieve effecten zijn van die afschaffing. Ik ben het ermee eens dat dat wat voorbarig is. Je moet het hele jaar kunnen bekijken en ook die andere elementen. De samenwerking tussen VDAB en de dienstenchequesector is de laatste jaren als gevolg van de 60 procentregel eigenlijk sterker geworden. Het heeft dus ook een positief effect gehad, doordat ik uitdrukkelijk bij de afschaffing heb gevraagd dat er intenser wordt samengewerkt, dat er een stuk monitoring is en dat die toeleiding extra aandacht krijgt. Op die manier vangen we de mogelijke negatieve effecten van het afschaffen van de 60 procentregel op.
Ten slotte, het aantal ontvangen dienstenchequevacatures lag in 2015 gemiddeld hoger dan in de twee jaren voordien. Er is dus ook ruimte voor nieuwe aanwervingen.
We volgen het intensief op. Het gebeurt op een sterke manier. We beschikken nog niet over alle gegevens om een complete evaluatie te kunnen doen. De indicaties tot nu toe hebben nog geen nood gegeven aan ingrijpen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben er heel blij mee. Tijdens de discussie over de afschaffing heeft Bart Van Malderen gezegd: “Sonja, je bent blij met een dode mus”. Ik ben blij dat het zo nauwgezet wordt opgevolgd en dat het op het terrein misschien zelfs een beter resultaat kan genereren dan een verplichting. Uiteindelijk moet dat de doelstelling zijn. Wij hebben altijd aangegeven, ook bij de afschaffing, dat de doelstelling zeker niet kan zijn dat men minder uitkeringsgerechtigden of leefloners aanwerft, maar dat ze op een andere manier worden opgevolgd. Ik begrijp uit uw antwoord dat dat ook zo is.
We kijken natuurlijk uit naar die evaluatie. Ik onthoud dat we dat opnieuw agenderen in het najaar van 2016, zodat we dan ook cijfermatige gegevens hebben en dat men wat men in de praktijk doet, ook kan verifiëren met cijfers. Daar ben ik benieuwd naar. Ik dank u.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik ben ook tevreden met uw antwoord, minister. Ik wil benadrukken dat onze fractie achter de genomen beslissing staat. Vele dienstenchequebedrijven beschouwden die voorwaarde als beperkend. Ik geloof absoluut in de alternatieven voor die 60 procentmaatregel. Ik ben er ook van overtuigd dat de opgesomde initiatieven voldoende zijn om de aanwerving van die groepen te garanderen. Ik ben ook tevreden met de acties van de dienstenchequebedrijven. Het is ook wel duidelijk dat zij absoluut willen meewerken aan dit beleid van de minister.
Ik had nog twee vragen, maar u hebt er ondertussen op geantwoord. Ik vroeg me af wanneer de evaluatie gebeurt. Dat blijkt jaarlijks te zijn. U hebt ook geantwoord op de vraag over de specifieke doelstellingen.
Ik kijk dan ook uit naar de RVA-enquête die in de zomer zal gebeuren. In het najaar kunnen we dit dan verder bespreken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ook wij waren vragende partij voor de afschaffing van de 60 procentregel. Het achterliggende idee hield steek, maar in de praktijk bleek een en ander nogal stroef te verlopen, zeker in regio’s met een lage werkloosheidsgraad. Herintreders konden er moeilijker een plaats vinden.
De dienstencheques zijn een heel probaat middel om laaggeschoolden aan het werk te helpen. De rol van VDAB is heel belangrijk. Daarom ben ik heel blij met uw plan en alle initiatieven die zullen worden genomen.
Minister, wat is het effect van de afschaffing van de maatregel op de langdurig werkzoekenden en leefloners? In hoeverre doen de dienstenchequeondernemingen (DCO’s) een beroep op VDAB voor de invulling van de vacatures? Is er nog doorstroming van de PWA’s naar de reguliere DCO’s?
Minister Muyters heeft het woord.
Een van de mogelijkheden waar we schrik voor konden hebben, is dat de dienstenchequeondernemingen hun openstaande vacatures – niettegenstaande dit verplicht is – niet meer zouden geven aan VDAB. Die indicatie hebben we helemaal niet. Integendeel, er zijn meer vacatures via VDAB opengesteld dan de jaren ervoor.
Er is juist aandacht geweest voor de doorstroming van PWA. De juiste cijfers heb ik daar nu niet van. Die zullen opgenomen worden in het evaluatierapport. Ik stel voor dat zodra ik dat rapport heb, ik het overmaak aan de commissie. Op basis daarvan kunnen we dan een gesprek voeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.