Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Dochy heeft het woord.
Duitsland is een zeer belangrijke afzetmarkt voor de Belgische varkensproductie. We stellen echter vast dat de prijsnotering in Duitsland een stuk hoger ligt dan in Vlaanderen en België. Die kloof is de laatste tijd nog aan het toenemen. Dat leidt ons tot de vraag hoe het mogelijk is dat in een eengemaakte markt de prijsspanning zo groot is. Betere inzichten in de markt en meer transparantie zijn noodzakelijk om naar een betere prijsvorming toe te werken. Ook in het verslag van de G30, dat onlangs verscheen, werd dat als een belangrijk punt verkondigd. Er zijn prioriteiten aangeduid om daar werk van te maken. Er is een vraag om eventueel het aanbod te beheersen, zoals daarnet voor de melkveesector aan bod is gekomen.
Minister, wat verklaart de groeiende kloof tussen de Vlaamse en de Duitse varkensprijzen? Geldt die groeiende kloof ook tussen de Nederlandse en de Duitse varkensprijzen of tussen de Nederlandse en de Vlaamse varkensprijzen?
Een belangrijke prioriteit van de G30 is duidelijke marktinformatie en transparantie. Zal dit bijdragen tot het dichten van de kloof tussen de varkensprijzen in Duitsland en in Vlaanderen? Hoe zult u daar invulling aan geven?
Welke knelpunten zijn er nog om meer inzicht te bieden inzake marktinformatie en die transparant te maken voor de sector?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Een verschil tussen prijzen in verschillende Europese lidstaten is niet nieuw. We hebben een eengemaakte Europese markt maar geen eengemaakte Europese prijs. Ook binnen België zijn er verschillende prijzen, afhankelijk van het slachthuis of vleeswarengroep.
Er is altijd al een absoluut verschil geweest tussen de varkensprijs op de Duitse en op de Vlaamse markt. Belangrijker dan dit absoluut prijsverschil is de evolutie van het prijsverschil doorheen de tijd. We zien dat het prijsverschil tussen de Duitse en Vlaamse markt de afgelopen twee jaar varieerde tussen 5,36 euro per 100 kilogram en 23,16 euro per 100 kilogram. Gemiddeld was het prijsverschil 16,55 euro per 100 kilogram. In de week van 23 tot 29 mei steeg het prijsverschil tot 20,96 euro, hoger dan gemiddeld maar dus zeker niet abnormaal.
In periodes van stijgende prijzen zoals nu – want de varkensmarkt kent eindelijk een heropleving – neemt de spread toe terwijl in periodes van dalende prijzen de spread met Duitsland net kleiner wordt. Dit betekent dat in periodes van dalende prijzen, de Duitse slachthuizen hun prijsniveau dieper laten zakken dan de Vlaamse slachthuizen en in gunstige periodes iets hoger laten pieken. Ook de prijsverschillen met Nederland variëren in de tijd maar de afgelopen weken is het prijsverschil tussen de Duitse en Nederlandse varkensprijs wel stabieler gebleven.
Een meer transparante markt zal niet per definitie leiden tot een Vlaamse varkensprijs die dichter aanleunt bij de Duitse. De varkensprijs wordt in sterke mate beïnvloed door twee factoren: het aanbod op de markt en de afzetmogelijkheden van de slachthuizen en uitsnijderijen. Transparantie is altijd een goede zaak maar transparantie zal op zich deze beide factoren niet beïnvloeden. Aangezien het aanbod vooral op Europees niveau bepalend is, moeten we, als we willen inzetten op een betere varkensprijs, vooral onze export stimuleren.
In het eerste kwartaal van 2016 is de Europese export van varkensvlees naar derde landen, dus landen buiten de EU, zeer sterk gestegen en ook onze Vlaamse bedrijven boeken zeer goede resultaten. Het gaat over 17,3 procent export naar derde landen tijdens het eerste kwartaal. De doorgedreven inspanningen die we leveren op exportvlak sinds de Russische boycot, werpen dus duidelijk hun vruchten af. Vandaag loopt de export vanuit Duitsland zeer vlot, nog vlotter dan bij ons. Dat geeft de Duitse slachthuizen dus meer marge.
Duidelijke marktinformatie en meer transparantie zullen er wel voor zorgen dat individuele varkenshouders meer onderhandelingsmarge zullen krijgen en voor hun individueel bedrijf een beter afzetresultaat kunnen boeken. Dat kwam ook naar voren tijdens de G30 Varkenstop. Een van de concrete afspraken van die top was de oprichting van de Vlaamse Producenten Organisatie Varkenshouders, met als hoofddoel het vergroten van de transparantie. Ik kan dat alleen maar toejuichen en steunen. We gaan samen met hen na hoe we op dit vlak kunnen samenwerken en hoe we die informatie nog beter beschikbaar kunnen maken voor de varkenshouders. Een beter marktinzicht leidt ertoe dat vraag en aanbod beter op elkaar inspelen.
Het belangrijkste knelpunt inzake marktinzicht voor de varkenshouder is volgens mij het micro-economische niveau, het eigen bedrijf. Naast inzicht in de markt is het ook zeer belangrijk dat een varkenshouder inzicht heeft in zijn eigen bedrijf. Ik bedoel dan niet enkel de technische resultaten zoals worpgrootte en voederconversie, maar in de eerste plaats de economische resultaten. Er zijn nog altijd te veel varkenshouders die geen bedrijfseconomische boekhouding voeren, die nog geen inzicht hebben in hun eigen kostenstructuur. Ook dit is een aspect waaraan we extra aandacht moeten besteden. Het bedrijfsadviessysteem KRATOS moet daar een antwoord op bieden. Landbouwers kunnen zeer laagdrempelig advies krijgen op dit vlak. Intussen zijn er al zeshonderd adviesaanvragen ingediend via het elektronisch loket.
Daarnaast willen ook we de kennisuitwisseling tussen bedrijven verder stimuleren. Via naschoolse vorming kunnen bedrijven een beter zicht krijgen op de eigen bedrijfsvoering.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik permitteer me af en toe een stoutigheid, waarmee ik natuurlijk niemand wil bruuskeren. Gaston Eyskens, die een uitstekend professor Economie en ook een tamelijk goede eerste minister was, had het destijds in Leuven over ‘le cycle du cochon’. Wanneer de varkens duur zijn, zijn ze schaars en wanneer ze goedkoop zijn, zijn er in overtal. ‘Le cycle du cochon’ was een economisch begrip voor diegenen die destijds in Leuven studeerden.
Voorzitter, we werken met een vrije markt, wat betekent dat de concurrentie correct en transparant moet gebeuren. Wie aanwezig was op de Anuga-beurs in Keulen, herinnert zich wellicht nog goed de inspanningen die de Länder in Duitsland deden om de Duitse varkens te promoten en de misschien achterbakse kritiek over antibiotica die men ten onrechte soms aan onze productie zou kunnen verwijten.
Wat me ook treft, is de uitbesteding van uitsnijderij, die onze slachterijen soms in Duitsland laten doen omdat de lonen van zij die uitbenen, er veel lager liggen dan bij ons. Men werkt dus ‘à façon’ voor het varkensvlees. Het varkensvlees komt dan terug aan een lagere prijs dan wij het hier zelf kunnen doen. Ik weet niet hoe groot die stroom is en of het gemonitord wordt of opgevolgd wordt.
Er zijn in Europa heel wat consumenten – en hun aantal blijft stijgen – die om hun overtuiging geen varkensvlees consumeren. Toen ik Buitenlandse Handel had, herinner ik me nog de varkensmest in korrels die in Indonesië werd geweigerd omdat het om uitwerpselen van varkens ging.
Het probleem is dus complex. Er zijn een aantal consumenten die geen varkensvlees meer consumeren. Er is de problematiek van de uitsnijderij. En nog dramatischer is de cashflowevaluatie en -situatie van onze bedrijven. Ik heb cijfers van de landbouweconoom van de KBC over de gezondheid van de Vlaamse land- en tuinbouw. De cashflow per afgeleverd vleesvarken is 2,2 euro tegen 17 euro in de voorgaande jaren. Dat is een bedreiging voor de overlevingskansen van sommige bedrijven. Minister, ik weet niet of u dat met de veelvuldige monitoringen die u hebt en met uw uitstekende administratie opvolgt.
Collega’s, ik had eerst het woord moeten geven aan de heer Dochy, maar door de vele afwezigen en de poging om schikkingen te treffen, was ik even afgeleid.
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, geen enkel probleem. Als we de lijn van de geschiedenis volgen, zitten we juist. We zijn begonnen in de jaren 60 met vader Eyskens, maar ik hou me wat dichter bij vandaag. Ik heb ook minder ervaring.
Wat ik wel weet, is dat ‘le cycle du cochon’ vroeger zeer gebruikelijk was en een realiteit was. In de jaren 80 en 90 was het nog zo en de productie was eigenlijk een volger van de prijs. Als de prijzen hoger waren, kweekten de mensen meer varkens, maar zodra die op de markt kwamen, zakten de prijzen. Men zei altijd dat men moest uitbreiden wanneer het slecht ging. Die varkenscyclus is al enige tijd verdwenen. Er is geen cyclus meer maar een bodemprijs. Dat is een probleem waar de varkenssector voor staat.
Minister, ik onthoud vooral dat u zich verder engageert om de marktinformatie ter beschikking te stellen en om de transparantie te verbeteren, wat ik zeer positief vind. Ik onthoud ook dat er zeshonderd adviesaanvragen zijn ingediend. Minister, voldoet dat cijfer aan de verwachtingen? Is het meer of minder dan wat men dacht te zullen bereiken?
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb dingen gehoord die me zeer blij maken zoals meer inzetten op begeleiding om van de varkensbedrijven echte bedrijven te maken. In eerste instantie is dit een zeer belangrijk issue om de macro-economie naar de Vlaamse landbouwbedrijven te brengen.
Mijnheer De Croo, onze varkens gaan niet meer naar Duitsland om er te worden uitgebeend, maar zowel Noord-Franse als Duitse als zelfs Poolse uitbeenders komen naar hier. Ze werken als zelfstandig uitbeender. We moeten misschien eens nadenken of we die vorm van economie verder willen stimuleren.
Ik wil nog twee elementen aanbrengen, minister. Ik vernam vorige maandag bij een interessant bedrijfsbezoek, waar u trouwens ook bij aanwezig was, dat China op dit moment volop de Europese voorraden aan het opkopen is. In welke mate klopt dat? Als het zo is, is dat natuurlijk een tijdelijke opportuniteit, maar op lange termijn moeten we daar voorzichtig mee blijven. Dat heeft de Russische importban ons geleerd: te veel eieren in één korf leggen, is in de economie altijd risicovol.
Ik ben het eens met de bemerking van collega De Croo. We hebben die trouwens vijf of zes jaar geleden al gehoord op de Anuga-beurs. De lonen in de slachthuizen in Duitsland zijn dermate lager in vergelijking met Vlaanderen, doordat men daar met Roemeense en andere slachters werkt, dat de concurrentiepositie van onze slachthuizen in het gedrang wordt gebracht. Eigenlijk vormen die zeer lage salarissen een oneerlijke concurrentie ten opzichte van andere Europese landen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wij hebben geen concrete gegevens van de individuele bedrijven. Wij kunnen natuurlijk niet alles actief intern gaan controleren. Via Boeren op een Kruispunt ontvangen wij wel relevante informatie, en die verwerken we dan ook, maar het is niet zo dat we zicht hebben op alle individuele gegevens.
Die zeshonderd aanvragen, dat is volgens de inschatting. Het is wel oké dat dat correct loopt.
Wat China betreft, collega De Meyer, zal ik de laatste exportcijfers opvragen. Ik volg uw opmerking volledig. Een van de conclusies van de G30 was ook net dat we risico’s moeten spreiden en dat we ons niet mogen focussen op één markt, omdat dat ons bijzonder kwetsbaar maakt. We moeten niet alleen de markt, de export en de afzet spreiden, maar moeten ook zorgen voor voldoende differentiatie en toegevoegde waarde in wat we doen. Op dat vlak is er nog heel wat weggelegd voor de sector en kan er nog heel wat gebeuren. Er wordt natuurlijk ook heel sterk gestuurd vanuit de overheid, in innovatie en onderzoek en ontwikkeling, om te kijken hoe we, in de plaats van allemaal hetzelfde te doen en allemaal datzelfde varken op de markt te gooien, wat meer kunnen specialiseren en differentiëren. Daar wordt nog veel te weinig werk van gemaakt.
De heer Dochy heeft het woord.
Laat mij besluiten met het spreekwoord ‘één zwaluw maakt de lente niet’. We moeten niet te euforisch zijn over de lichte heropleving van de markt, maar we hopen dat de lente echt komt en dat er ook een mooie zomerperiode kan komen, want het is echt nodig voor de vele bedrijven die het water aan de lippen hebben staan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.