Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Ik heb een vraag die hier misschien al vaker is gesteld. We zitten immers al vele jaren met een nijpend tekort aan technische profielen op de Vlaamse arbeidsmarkt. Zo berichtte de VDAB in zijn jaarlijkse lijst met knelpuntberoepen. Voornamelijk technische functieprofielen blijven een knelpunt, net zoals voorgaande jaren. Daarnaast blijkt overigens ook voor niet-technische beroepen het gebrek aan technische kennis vaak een struikelblok. Voorts komt het probleem van de vergrijzing op ons af. Het is een probleem dat niet gemakkelijk op te lossen valt.
De oorzaak van het tekort kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. Bij een kwantitatief tekort studeren er simpelweg te weinig jongeren af in de studierichting die aansluit op de job. Maar er kan ook sprake zijn van een kwalitatief tekort. In dat geval levert de opleiding niet de vereiste kennis voor de job. Beide oorzaken hebben geheel of gedeeltelijk – ik laat het in het midden – hun oorsprong in het onderwijs. Als we kijken naar de afgestudeerden tso3 in STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics), uit het schoolverlatersrapport 2015, zien we een daling van het aantal schoolverlaters. In 2014 waren er 4180, terwijl er dat in 2013 nog 4496 waren. Ook bij bso3 STEM-richtingen is er sterke daling: van 4128 in 2013 naar 3882 in 2014. Bij de schoolverlaters aso3 STEM-richtingen merken we een status quo.
Soms levert de opleiding niet de juiste vereisten. Dat kan aan diverse factoren liggen zoals de beroepskwalificaties, de stages, de praktijklessen, ... De beroepskwalificaties moeten in eerste instantie vanuit de arbeidsmarkt aangescherpt worden. Dat kan door een intense samenwerking tussen onderwijs en het werkveld, zoals ook vermeld wordt in het STEM-actieplan. De twee werelden, arbeidsmarkt en onderwijs, liggen echter nog te vaak te ver van elkaar. Belangrijk is dat de bedrijfswereld het onderwijs leert kennen, en omgekeerd, en dat er samengewerkt wordt met als gemeenschappelijk doel de jongeren klaar te stomen voor de arbeidsmarkt.
Hoe verklaart u dat, ondanks de vele inspanningen, het aantal schoolverlaters in de STEM-richtingen daalt? Wat zijn volgens u mogelijk bijkomende oorzaken van het nijpende tekort aan technische profielen? Hoe wilt u dit tekort structureel wegwerken? Plant u naast de initiatieven inzake duaal leren bijkomende maatregelen om de bedrijfswereld en het onderwijs dichter bij elkaar te brengen? Ik weet dat op dat vlak al goede initiatieven zijn genomen vanuit de Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) waarbij een boost wordt gegeven aan de ondernemerszin bij de leerlingen en de ondernemende competenties van de jongeren.
Minister Crevits heeft het woord.
Misschien eerst wat cijfers. Het aantal schoolverlaters uit STEM-richtingen neemt toe, en neemt dus globaal niet af. Uit de resultaten van de STEM-monitor 2015 blijkt dat het percentage STEM-studiebewijzen in het secundair onderwijs sinds 2011 globaal een stijging kent. De nulmeting gaf een aandeel van 43,87 procent. We zitten nu aan een cijfer van 44,61 procent. Dat zijn zowat 26.000 leerlingen.
We zien deze evolutie in het aandeel studiebewijzen zowel in aso, tso als bso, maar in tso en bso is ze minder uitgesproken. Dat is een trendbreuk. We hebben een heel lange periode van daling gekend. De laatste jaren zien we een heel voorzichtige knik omhoog.
Een inhoudelijke versterking is zeker aan de orde. Ik zal het hele debat rond secundair onderwijs van gisteren hier nu niet opnieuw doen. We hebben net een nieuwe voorzitter binnen het STEM-platform, Françoise Chombar van technologiebedrijf Melexis. Ik vind het belangrijk dat een vrouw voorzitter is, omdat we natuurlijk ook meisjes naar die technische richtingen willen halen.
Wat kunnen we doen? Het STEM-actieplan omvat meer aandacht voor techniek in het basisonderwijs door de opsplitsing in twee leergebieden. Dat hebben we gedaan. In verband met de vernieuwing van de didactiek voor STEM hebben we samen met de hogescholen een instrument gemaakt om ook in het secundair onderwijs zeer aantrekkelijke pakketten te kunnen maken. Het aanbod aan STEM-activiteiten in de vrije tijd is spectaculair door de STEM-academies. Bijna elke gemeente in Vlaanderen heeft er nu een en ze zitten overvol. Op structureel vlak is modernisering nodig. Wat ik op dat vlak relevant vind, en wat gisteren wat minder aan bod is gekomen, is dat we de inhoud van beroepskwalificaties vastleggen. Dat betekent dat de vereiste competenties worden vastgelegd. Die zijn we aan het vertalen naar onderwijskwalificaties waardoor de mismatch tussen de onderwijsrichting en wat de werkgever uiteindelijk verwacht een beetje wordt weggewerkt. Men moet er wel altijd rekening mee houden dat het over secundair onderwijs gaat. Dat is breed vormend. Daar stoom je geen jongeren klaar voor de arbeidsmarkt, ook niet in het beroepsonderwijs. We moeten een voldoende brede vorming geven zodat jongeren voldoende algemene kennis opdoen.
De samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt ook concreet aangepakt. Naast de STEM-activiteiten zien we dat vanaf dit schooljaar elk regionaal technologisch centrum (RTC) werkt met een nieuwe beheerovereenkomst. Zij zetten de dialoog op tussen partners in het onderwijs en de arbeidsmarkt, en ondersteunen zo heel concreet de onderwijsinstellingen. Het gaat bijvoorbeeld over het gebruiken van infrastructuur voor het bijscholen van leerkrachten. Het departement Onderwijs verleent ook medewerking aan de uitvoering van de sector- en de onderwijsconvenants. Het departement financiert ook de vzw Het Beroepenhuis, die een interactieve tentoonstelling organiseert over diverse beroepen en beroepenateliers voor leerlingen uit de derde graad van het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs.
Er zijn ook stages. Dat gaat veel verder dan duaal leren. We willen dat alle leerlingen uit het vijfde en zesde middelbaar van het technisch en beroepsonderwijs stage kunnen lopen, maar daartoe hebben we natuurlijk voldoende bedrijven nodig die hun deuren openzetten.
Dat zijn de initiatieven die we nemen. Er beweegt wel een en ander rond de arbeidsmarkt. Gisteren hadden we het ook al over de studierichtingen. We hebben echt een poging ondernomen om de inhouden te bekijken: op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat als je in het beroeps- of buitengewoon onderwijs afstudeert, je dat kunt doen in een richting die ook op de arbeidsmarkt voldoende aantrekkelijk is.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, ik wacht zeker hoopvol af en ik vertrouw ook op de goede initiatieven, zeker in het nieuwe onderwijsplan. In het secundair onderwijs moeten wel een aantal leerlingen worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. De versterking van het technisch en beroepsonderwijs moet een van de belangrijkste speerpunten zijn van het beleid. Onze huidige maatschappij stelt alsmaar hogere eisen aan de beroepsbevolking. Het onderwijs moet mee in die evolutie. Ik bedoel dan niet de evolutie van de kennis, want die zit wel goed. Maar er zijn ook andere vaardigheden, waarin we soms achterophinken. De werkgevers ondervinden dat aan den lijve. Onlangs zei eurocommissaris Marianne Thyssen, uw partijgenote, dat vier van de zes werkgevers in Europa, en dus ook in Vlaanderen, niet de juiste mensen voor de juiste job op het juiste moment vinden omdat afgestudeerden onvoldoende de ‘skills’ leren die ze nodig hebben op de arbeidsmarkt. Commissaris Thyssen pleitte voor basisvaardigheden.
Minister, u verkondigde dat vanaf 2019 iedere leerling een basisgeletterdheid moet halen voor Nederlands en wiskunde, en ook een digitale en financiële geletterdheid. Dat is zeer belangrijk. Maar ik mis daarin nog een aantal cruciale zaken. Waarom niet ook binnen het onderwijs nog meer inzetten op de basisvaardigheden? Het moet niet altijd over kennis gaan. Met minister Muyters zetten we ook in op talent, wat zo belangrijk is. Ook de arbeidsvaardigheden, de attitudes, het op tijd komen en stipt zijn: dat is voor de werkgever zeker zo belangrijk als de kennis of het diploma. Ik zeg altijd: het is kennen maal kunnen maal willen. Dat zijn drie factoren en als er daar een van ontbreekt, is de uitkomst nul. Dat is nefast voor onze arbeidsmarkt en voor het geluk van de toekomstige kinderen.
Ik heb nog een bijkomende opmerking. Hoogopgeleiden zijn vaak overgekwalificeerd, maar vullen dan toch de jobs in. Er is een verschuiving van de laag- en middelgeschoolden op de arbeidsmarkt. Deze groep, vooral uit het technisch en beroepsonderwijs, botst vaak op die paradox. Er zijn veel openstaande vacatures, maar ze beschikken niet over de nodige vaardigheden, ofwel worden die vacatures ingenomen door de hoogopgeleiden.
U had het over orde. Een pak scholen maken van de ‘skills’ die nodig zijn om aan de slag te gaan een breekpunt. Ik was al een paar keer aanwezig op de uitreiking van de SODA-attesten (Stiptheid, Orde, Discipline, Attitude). Deze attesten bestaan naast de diploma’s. Een jaar lang werkt men in die scholen rond stiptheid, orde, discipline en attitude. Men is daar heel streng in. We voelen nu al dat werkgevers het echt wel een meerwaarde vinden dat leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs zo’n attest hebben. Er zijn nog andere manieren om het te doen, maar men besteedt daar nu meer aandacht aan.
Je ziet dat er nu op het rapport naast kennis en dergelijke een duidelijke labeling komt van die discipline, attitude, houding. Het is heel interessant om dat eens te bekijken. Daar wordt in de schoolomgeving echt wel werk van gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.