Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sinds geruime tijd informeert het ministerie van Onderwijs de onderwijswereld met het blad Klasse over onderwerpen van onderwijskundige aard. Tegenwoordig werkt Klasse vooral als een internettijdschrift. Minister, ik las intussen ook het antwoord op een aantal interessante schriftelijke vragen van mevrouw Bastiaens.
De jaarlijkse lerarenkaart, die korting geeft op de toegangsprijs van sommige musea, werd samen met het januarinummer van Klasse opgestuurd aan de belanghebbenden. Wie het blad enkel als internettijdschrift wou raadplegen, moest zelf melden dat hij of zij geen papieren versie wenste. Tegenwoordig is de situatie in principe omgekeerd. Elk personeelslid in het onderwijs kan Klasse lezen op het internet, maar het is nog steeds mogelijk om een papieren abonnement voor 10 euro aan te vragen.
Ook de lerarenkaart bestaat gelukkig nog, en de verdeling daarvan is nog steeds gekoppeld aan het papieren abonnement van Klasse. Personeelsleden in het onderwijs krijgen in een brief de melding dat ze recht hebben op een gratis lerarenkaart, en dat ze die thuisbezorgd krijgen als ze meteen ook een papieren abonnement op Klasse aanvragen via een bijgevoegd formulier. Wie geen papieren abonnement wenst, moet de lerarenkaart zelf ergens afhalen, meestal in de bibliotheek van de gemeente waar de school is gevestigd.
Minister, waarom wordt de lerarenkaart niet rechtstreeks bezorgd aan de personeelsleden of aan de scholen, in plaats van de huidige omslachtige manier?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, u weet dat Klasse digitaal is geworden, maar niet alleen digitaal. Wie een abonnement neemt, krijgt vier keer per jaar ook het vernieuwde Klasse op papier opgestuurd. Daarmee wil Klasse een publiek bedienen dat meer diepgang zoekt, al dan niet met een voorkeur voor het lezen op papier. Een papieren abonnement is niet gratis en kost 10 euro. U hebt dat gezegd? Dan was ik eventjes verstrooid. Daarmee wordt de druk en ook de verzending bekostigd.
Elke school krijgt ook een gratis abonnement. Klasse Magazine ligt sowieso viermaal per jaar in elke lerarenkamer van Vlaanderen.
Ook de lerarenkaart past in het transmediale verhaal van Klasse. Het is de missie van Klasse om leraren te informeren, te versterken en zeker ook te activeren. De lerarenkaart wil op een goede manier ondersteunen door aan leraren meer dan 850 voordelen aan te reiken die ze kunnen ontdekken en gebruiken voor hun onderwijspraktijk. Bovendien geven leraren ook aan dat ze zich door die lerarenkaart gewaardeerd en ondersteund voelen in hun beroep.
Tot en met 2015 kon Klasse de lerarenkaart zo goed als gratis verdelen via het tijdschrift Klasse voor Leraren. Omdat dit nu niet meer kan, koos Klasse ervoor om dit via de bibliotheken te doen. Deze samenwerking gebeurt in heel Vlaanderen. Enkel in Antwerpen gebeurde de verdeling via het Letterenhuis, op uitdrukkelijke vraag van de stad Antwerpen zelf.
We zien dat de bibliotheken deze samenwerking fel waarderen omdat mensen op die manier ook in de bibliotheek komen. Uit de bevraging die Klasse in maart hield bij alle bibliotheken, bleek dat meer dan 90 procent onmiddellijk bereid is om volgend jaar opnieuw de lerarenkaart te verdelen. De verdeling is nog niet helemaal vlekkeloos verlopen. Zowel voor Klasse, de leraren als de bibliotheken was dit nieuw. De problemen die opdoken, zijn opgenomen in een evaluatie en worden aangepakt. Uit de bevraging bij de bibliotheken blijkt ook dat nagenoeg alle medewerkers erg tevreden waren over de ondersteuning die Klasse bood vanuit de helpdesk via e-mail en telefoon. Ook naar leraren is er veelvuldig via heel veel kanalen gecommuniceerd. Leraren konden op de website – dat is typisch Klasse – een link vinden naar ‘waarismijnlerarenkaart’. Deze maand volgt dan nog een slotcampagne om leraren te informeren. De samenwerking met de bibliotheken is ook een kans voor de bibliotheken om hun aanbod aan de leraar te tonen en zo de onderwijspraktijk te versterken.
Waarom is gekozen voor deze verspreiding? De belangrijkste reden is de prijs. Het is een pak duurder om alles op te sturen naar de scholen. Er zijn meer dan 7200 instellingen en slechts 313 bibliotheken. Van de werkingsmiddelen van Klasse gaat er nu 55.000 euro naar de druk en verdeling van de lerarenkaart via de bibliotheken. Verdeling via de scholen zou bijna het dubbele kosten. Het kent ook wat praktische en logistieke problemen. Er zijn heel wat leraren die lesgeven op verschillende scholen of slechts tijdelijk lesgeven op een school. Dit maakt een verdeling via de scholen niet altijd opportuun. We willen dat de lerarenkaart bij de juiste persoon toekomt. De vraag stelt zich ook of schoolsecretariaten daar zo happy mee zouden zijn.
Een rechtstreekse bezorging aan de personeelsleden is ook moeilijk. Een individuele verzending per post naar elke leraar kost een veelvoud, namelijk bijna 200.000 euro. Aangezien Klasse bij de abonnees in de brievenbus valt, koos men ervoor om die abonnees nog wel de lerarenkaart op te sturen. De kost voor verzending van die lerarenkaart met het magazine betekent geen meerkost omdat die verzending door de abonnementskost zelf is gedekt.
Als ik de evaluatie bekijk – wel rekening houdend met uw vragen – zou ik ervoor opteren om de samenwerking met de bibliotheken te behouden. Ik vind dat een keuze die pedagogisch en didactisch een meerwaarde heeft. Een en ander kan nog worden geoptimaliseerd. Het is ook de richting die Klasse het liefst de volgende jaren wil uitgaan. Ik sta uiteraard open voor de suggesties die u of anderen in dit verband zouden hebben.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik zal eerst zeggen waar ik het volledig mee eens ben. Ik heb geen probleem met Klasse zoals dat nu bestaat en ook niet met de wijze van verspreiding. Leraren kunnen zelf kiezen: voor de papieren versie of voor de digitale versie, wetende dat de papieren versie uiteraard een hogere kostprijs heeft waarvoor ze een bedrag van 10 euro betalen. Er is grote waardering bij het onderwijzend personeel voor de lerarenkaart. Dat is duidelijk.
Het opzet omtrent de bib kan ik gedeeltelijk begrijpen, maar het is wel merkwaardig dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen diegenen die kiezen voor een digitale versie en diegenen die kiezen voor een papieren versie. Bij deze laatsten speelt die meerwaarde van het bibbezoek minder.
Indien het louter een probleem is van kostprijs, zou men ook kunnen nadenken – ik hou er geen pleidooi voor – over wat een verzending kost van de lerarenkaart en of dat eventueel kan worden aangerekend. Ik pleit daar niet voor, maar als dit het element is, dan moet dit overwogen worden.
Ik heb uit het antwoord dat aan mevrouw Bastiaens is gegeven, begrepen dat 174 van de 340 bibliotheken hebben geantwoord op de bevraging. Op dit moment, naargelang de provincies, zijn tussen 34 en 47 procent van de lerarenkaarten afgehaald.
Minister, ik heb nog enkele bijkomende vragen, maar ik heb er alle begrip voor als u daar niet meteen op kunt antwoorden. Ik zal die antwoorden dan wel ontvangen via de diensten van het secretariaat. Ik begrijp dat een aantal groepen die vroeger de lerarenkaart kregen, die vandaag niet meer krijgen. Er zijn ook groepen die de kaart nooit hebben gekregen, maar ze toch graag zouden krijgen. Ik denk aan gepensioneerde personeelsleden, personeelsleden met tbs, leraren in loopbaanonderbreking, studenten in lerarenopleiding, personeelsleden die hun loon rechtstreeks van de inrichtende macht ontvangen enzovoort. Ik denk in het bijzonder ook aan leraren in gemeenschapsinstellingen in het kader van jeugdhulp die vroeger de lerarenkaart wel ontvingen en nu niet. Wat is uw mening daarover?
De heer De Ro heeft het woord.
Ik wil bij de vraag enkele kanttekeningen plaatsen. Toen in 2003 de lerarenkaart werd gelanceerd, was er grote eensgezindheid bij een aantal instituties. De vakbonden vonden het een lege doos. Op de laatste onderhandelingen van de vorige legislatuur waren ze zelf vragende partij om het aantal doelgroepen uit te breiden. De toenmalige oppositie was voorzichtiger. Ze was eigenlijk niet voor, maar durfde dat niet luidop te zeggen. U moet de Handelingen van toen maar eens lezen. Men verstopte zich een beetje achter een vzw die toen 7000 of 8000 leerkrachten bereikte. Men vroeg zich af of dit iets was voor een liberale minister om in te voeren. Het was de overheid ten opzichte van de privé. Ik wil daarmee zeggen dat de tijden veranderen.
Doorheen de jaren is de lerarenkaart als een van de onderdelen van de grote Klasseploeg uitgegroeid tot een vaste waarde in het onderwijs. Ik heb op verschillende plaatsen in de wereld maar ook in Vlaanderen destijds samen met de mensen van Klasse moeten gaan uitleggen hoe het kwam dat dit zo’n sterk merk werd. Het ging niet alleen om het bedrukte plastiekje en niet alleen om het feit dat het uitging van het ministerie van Onderwijs en bij alle leerkrachten kwam, maar vooral om het feit dat er een hele communicatie- en marketingmachine achter zat die voor elke aanbieder voldoende airplay en return on investment gaf.
In uw antwoord zit er een element dat me een beetje zorgen baart. U zei dat aan de lerarenkaart momenteel ongeveer 850 organisaties verbonden zijn waar leerkrachten voordelen mee kunnen doen. Toen de lerarenkaart nog gekoppeld was aan de tien exemplaren van Klasse voor Leerkrachten die verschenen per jaar, was er een permanent aanbod van meer dan 2000 activiteiten.
Het zou wel interessant zijn om van de mensen van Klasse of van de lerarenkaart te vernemen of die teruggang te maken heeft met het feit dat er nu veel minder aandacht kan gegeven worden aan al die aanbieders van voordelen. Wanneer een film die relevant is voor tieners uitkomt, is het zeer interessant voor de verdeler daarvan om duizend leerkrachten uit te nodigen om acteurs en regisseurs te ontmoeten, maar enkel op twee voorwaarden. De eerste is dat ze de zekerheid moeten hebben dat het bij leerkrachten terechtkomt en dat die leerkrachten daarmee aan de slag gaan. De tweede voorwaarde is dat ze zichtbare reclame of redactionele aandacht krijgen. Vroeger kwamen die redactionele bijdragen automatisch bij alle leerkrachten thuis in de bus terecht, samen met de lerarenkaart in januari. Doorheen het jaar gebeurde dat ook via digitale nieuwsbrieven. Als nu effectief het aantal activiteiten verbonden aan de lerarenkaart achteruitgaat, baart mij dat wel zorgen. Veel leerkrachten hebben al getuigenissen afgelegd over hoe dat niet enkel een voordeel is, maar hoe het ook hun lessen en hun leraar-zijn beïnvloed en opengetrokken heeft.
Collega De Meyer doet een suggestie om die 200.000 euro voor een rechtstreekse verzending te verhalen op wie geen abonnement heeft en nog niet bijdraagt. Het zal wel meer kosten dan enkel de verzendingskosten. Als je van 150.000 leerkrachten voor die ene verzending een structuur voor kostenrecuperatie moet opzetten, zal dat ook wel wat centen kosten. Misschien zou de vraag kunnen gesteld worden of het niet interessant zou kunnen zijn om in januari een nieuwjaarsnummer op papier te ontwikkelen waar de lerarenkaart bij zit en waarin een aantal onderwerpen worden uitgediept, zoals de veranderingen in onderwijs of het M-decreet.
Ik wil eindigen met een pluim voor al wie sinds 2003 de lerarenkaart gemaakt hebben tot wat het nu is: een instrument dat uniek is in de wereld. Men is er al van op veel plaatsen naar komen kijken, maar heeft het op weinig plaatsen succesvol kunnen kopiëren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil kort ingaan op de suggesties van collega De Meyer en ik wil pleiten voor het behoud van de verdeling in de bib. Het is het eerste jaar dat die verandering wordt toegepast en iedereen moet zich nog wat aanpassen.
Het verbaast me natuurlijk wel dat maar 37 procent de kaarten zou hebben opgehaald. Ik hoor ook het pleidooi van collega De Ro. Vroeger waren er 2000 aanbieders, nu nog maar 820. Als leerkrachten inderdaad vinden dat die kaart een meerwaarde is, dan zullen ze de moeite doen om ze op te halen. Dan zal er een rendement zijn voor de aanbieders en zal dat aanbod misschien ook wel weer stijgen. Ik denk niet dat het nodig is om aanbieders warm te maken om van de kaart gebruik te maken, het moet een spel van vraag en aanbod blijven.
Wat de suggestie van collega de Meyer betreft over die specifieke groepen van mensen die tijdelijk verlof genomen hebben of andere dingen doen, is het zo dat de lerarenkaart in de eerste plaats bedoeld is voor leerkrachten die de job uitoefenen. Ze gaan in functie daarvan op verkenning door dingen te doen tegen een voordelig tarief of gratis. Dat is waar die kaart voor staat: ze is er voor leerkrachten die wat ze op die manier verkennen ook kunnen doorgeven aan hun leerlingen. Dat was de bedoeling en dat moet zo blijven. Ik denk niet dat groepen van mensen die het beroep van leerkracht niet meer uitoefenen de lerarenkaart moeten kunnen blijven krijgen. Het is een kaart voor de leraren die gebruikt moet worden door de leraren.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, onze agenda is nog lang. Ik stel voor dat ik de gegevens opvraag om te antwoorden op alle rekenkundige of statistische vragen over wat de voordelen zijn, hoeveel kaarten verdeeld geraakt zijn en wie er recht op heeft en dat we die bezorgen als bijlage bij het verslag. Ik weet dat de groepen beperkter zijn dan vroeger, maar ik heb de details daarvan niet bij me.
We zijn het er allemaal over eens dat de lerarenkaart een nuttig en goed instrument is. Als het goed loopt met de bibliotheken, moeten we kijken in hoeverre het antwoordpercentage representatief is. Om de reden die ik al gegeven heb, vind ik het werken met bibliotheken een goede zaak. Ik ga er dan wel van uit dat iedereen zijn kaart gaat ophalen. Ik zal u in dit verband nog een aantal aanvullende gegevens verstrekken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Om misverstanden te vermijden, herhaal ik dat 174 van de 340 bibliotheken de bevraging gedaan hebben. In Vlaams-Brabant en Brussel hebben 34 procent hun lerarenkaart opgehaald. In West-Vlaanderen daarentegen, was dat 47 procent. De rest zit daartussen.
De suggestie van collega De Ro om in januari een nieuwjaarsnummer van Klasse samen met de lerarenkaart naar alle leerkrachten te sturen, is waardevol. Er moet alleen gekeken worden of dat financieel haalbaar is.
Mevrouw Krekels, mijn bijkomende vraag was iets genuanceerder dan de wijze waarop u ze citeert, ik heb ze ook schriftelijk aan de minister overhandigd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.