Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Vorige week viel er een uitnodiging van de NMBS in mijn brievenbus met de vraag om naar een informatiesessie te komen in het provinciehuis van Gent en daar kennis te nemen van het ontwerp van vervoersplan dat in 2017 in werking moet treden.
Ik zal daar zeker naartoe gaan omdat het bijzonder interessant is en omdat het huidige vervoersplan dat eind 2014 in werking is getreden, vaak voorwerp van debat is geweest in deze commissie. Bij de invoering eind 2014 van het vervoersplan van de NMBS is gebleken dat ondanks de grote impact op het rittenschema van De Lijn, De Lijn totaal niet betrokken was bij de opmaak van het vervoerplan van de NMBS. Het gevolg daarvan was dat nadat het vervoersplan van de NMBS in werking was getreden, De Lijn genoodzaakt was zeer snel en op grote schaal haar rittenschema’s helemaal om te gooien om ervoor te zorgen dat bus en trein beter op elkaar aansloten.
Voor de reiziger maakt het niet uit wie de treinen of de bussen laat rijden, de reiziger vraagt een vlotte aansluiting en een korte overstaptijd. Ook in het kader van de combimobiliteit is dat cruciaal. Het is ook belangrijk voor de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer, dat is een analyse die hier kamerbreed wordt gesteund.
Na de bespreking van het vervoersplan 2014 en de problematische afstemming op De Lijn hebt u beterschap beloofd. U zei toen dat de heer Cornu had toegezegd dat de operationele samenwerking tussen De Lijn en de NMBS op het terrein zou worden verbeterd en geïntensifieerd. U zei toen ook dat het aanbod van de NMBS en het aanbod van De Lijn in kaart zouden worden gebracht en naast elkaar zouden worden gelegd om na te gaan waar er overlap is.
Die oefening is nog nooit grondig gebeurd, zo zei u zelf in 2014, minister. En dat is correct. Nochtans had uw voorgangster, minister Crevits, al in 2012, toen het vorige vervoersplan van de NMBS in opmaak was, aangekondigd dat er een studie zou komen, precies naar de overlap van het aanbod van De Lijn en de NMBS. Een jaar later werd zij daarover ondervraagd door de heer Roegiers, waarop zij antwoordde dat de tussentijdse resultaten van die studie op 17 maart 2013 besproken werden op een oriëntatiecomité en dat die studie zou worden gevalideerd op 26 juni 2013.
Die validatie is helaas uitgebleven. U hebt in oktober 2014 aan mij laten weten dat die studie niet meer is behandeld door het oriëntatiecomité, om de eenvoudige reden dat het vervoersplan van de NMBS ondertussen was gewijzigd, wat natuurlijk noopte tot nieuwe analyses. Alweer een jaar later, in september 2015, liet u me weten dat de studie nog steeds niet was gefinaliseerd.
Minister, de NMBS heeft klaarblijkelijk een ontwerpvervoersplan, een nieuw vervoersplan alweer, dat in 2017 in werking moet treden. Om die reden en omdat we er hier allemaal samen voor hebben gepleit dat het geen tweede keer mag gebeuren dat dit wordt ingevoerd zonder dat een goede afstemming op het aanbod van De Lijn verzekerd is, wil ik u graag de volgende vragen voorleggen. Waarom werd die studie over de overlappen van het aanbod van De Lijn en dat van de NMBS vier jaar na het opstarten ervan nog steeds niet gefinaliseerd? Wanneer mogen we die verwachten? Er zijn al eens tussentijdse resultaten besproken in 2013. Zijn daar toen interessante inzichten uit voortgekomen die nu nog altijd relevant zijn? Mijn volgende vraag is misschien wel de belangrijkste: wordt De Lijn deze keer wel voldoende betrokken bij de opmaak van het vervoersplan van de NMBS, en op welke manier?
Minister Weyts heeft het woord.
De studie waaraan u refereert en die in 2012 is opgestart, is nooit opgeleverd, nooit afgewerkt. Wat mij betreft, is ze ook niet meer relevant, gewoon omdat ze niet meer actueel is.
Gelet op de ervaring met het jongste vervoersplan, waarbij we hebben vastgesteld dat de NMBS voor de dag kwam met een vervoersplan waarin totaal geen rekening werd gehouden met De Lijn, met de deelstaten en hun openbaarvervoersaanbod, heb ik het anders aangepakt. Ik heb zowel de heer Lallemand als de heer Cornu bij me uitgenodigd. Ik heb hun er gewoon op gewezen dat het toch wel knotsgek is dat een en ander tot stand komt zonder enig overleg, vooral omdat De Lijn na de jongste aanpassing van het vervoersplan, dat in december 2014 in werking trad, plots holderdebolder op een maand tijd heel haar rittenschema heeft moeten aanpassen aan dat nieuwe vervoersplan van de NMBS. De Lijn heeft die klus ook geklaard, maar om een dergelijke situatie te vermijden, heb ik met zowel de heer Cornu als de heer Lallemand de afspraak gemaakt dat dit niet meer mag. Nu zich al op korte termijn een nieuw vervoersplan aandient, moeten we dat echt anders aanpakken en moet ook De Lijn volledig worden betrokken bij de totstandkoming van dat nieuwe vervoersplan. En aldus geschiedde, mag ik zeggen: we zijn erin geslaagd om vanaf de start van de hele procedure voor het nieuwe vervoersplan ervoor te zorgen dat De Lijn daadwerkelijk aan tafel zat en nog altijd zit.
Er is dus een intens traject geweest van gezamenlijk overleg tussen de NMBS en De Lijn. Ook het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) is trouwens mee aan tafel geschoven. In een eerste fase werd De Lijn uitgenodigd door de NMBS en heeft men heel de planning en de fasering toegelicht om te komen tot dat nieuwe vervoersplan. Daarna heeft De Lijn haar visie met betrekking tot de GEN-projecten (Gewestelijk Expresnet) en de voornaamste knooppunten aan de NMBS overgemaakt. Ook heeft De Lijn in een afzonderlijke bespreking dan nog eens haar specifieke invalshoeken en bezorgdheden aangekaart, bijvoorbeeld met betrekking tot de aansluitingen en de combimodale samenwerking. In een tweede fase is De Lijn recentelijk door de NMBS geïnformeerd over de tussentijdse stand van zaken met betrekking tot hun werkzaamheden en hun studies in voorbereiding van de uitwerking van het nieuwe vervoersplan. De opmaak van het vervoersplan door de NMBS maakt het voorwerp uit van een bespreking in het opgerichte intermodaliteitenplatform, waarin de deelstaten ook vertegenwoordigd zijn.
Op 26 april heeft de NMBS aan mijn kabinet een presentatie gegeven over de planning, de context, de principes en de diverse lopende studies in het kader van het vervoersplan 2017. Op 12 mei werden in een werkgroep van het intermodaliteitenplatform de algemene en specifieke principes van dat vervoersplan besproken. Die algemene principes zijn: het verbeteren van de minimumfrequentie, het verbeteren van de rittijd en de reistijd en het behoud van alle stopplaatsen. Ik denk dat federaal minister Bellot ondertussen ook wereldkundig heeft gemaakt dat dat een aantal uitgangspunten zijn. Het Vlaamse Gewest heeft daar heel specifiek aan toegevoegd dat het treinverkeer en het regionale openbaar vervoer op operationeel vlak maximaal op elkaar moeten worden afgestemd, dat de aandacht vooral moet gaan naar combimobiliteit en dat voor ons de woon-werkverplaatsingen en de woon-schoolverplaatsingen prioritair zijn.
De overlegvergaderingen hebben erin geresulteerd dat de NMBS de kalender voor verder overleg in 2016 ook heeft vastgelegd. Deze maand nog is er een nieuwe ontmoeting met stakeholders, zoals De Lijn en het Departement MOW, waarbij de jongste opmerkingen en feedback zullen worden toegelicht. In september-oktober is er een ontmoeting met De Lijn, waarbij een overzicht van ontwerp van dienstregeling zou moeten worden besproken. De bedoeling is ook dat we op 10 juni binnen het Executief Comité van Ministers van Mobiliteit (ECMM) ook dat nieuwe vervoersplan van de NMBS zouden bespreken.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Het is een beetje zonde van de middelen en de energie die gestoken zijn in een studie die dan blijkbaar niet meer zal worden gefinaliseerd. Maar, minister, u hebt gelijk: als we ondertussen al twee vervoersplannen verder zijn, heeft het weinig zin om op data van 2012 voort te werken. U moet dan maar eens bekijken of het nuttig is om in de toekomst alsnog de oefening te maken. Misschien vallen daar nog wel wat efficiëntiewinsten te boeken.
Fundamenteler is dat ik blij ben te vernemen dat men de problemen die bij het vorige vervoersplan aan het licht zijn gekomen, maximaal zal trachten te voorkomen. Er wordt blijkbaar echt werk gemaakt van een goede samenwerking en een goed overleg. Uiteraard zullen we pas zeker weten of dat inderdaad zijn vruchten afwerpt op het moment dat het nieuwe vervoersplan van de NMBS in werking zal treden. Ik hoop dat op die dag ook de aansluitingen verzekerd zullen zijn, zoals ze dat vandaag zijn, en dat er niet een transitiefase moet zijn met grote ongemakken voor de reiziger. Ik zal u daarover te gepasten tijde nog wel eens ondervragen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke en minister, ik was aangenaam verrast door deze vraag. Ik heb ze zelf niet gesteld omdat we, dames en heren, in de Senaat op 20 mei 2016 een rapport hebben goedgekeurd, een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid en de gewesten om tot een sterker geïntegreerd vervoersplan en -aanbod te komen! Onder andere dat precieze punt waarover u de vraag hebt gesteld, is daar uitgebreid aan bod gekomen in een van de vele hoorzittingen. Wij zijn daar bijna een jaar mee bezig geweest.
Dit heeft geleid tot 25 interessante aanbevelingen, die ondertussen ook aan dit parlement werden overgemaakt. Ik raad iedereen aan om niet alleen de aanbevelingen maar ook dat rapport eens grondig te lezen want het is een heel mooie samenvatting van waar overal de knelpunten tussen de gewesten zitten op het vlak van openbaar vervoer. Dat gaat over tarief- en ticketintegratie, waar we ook nog heel ver van een mooi verhaal zijn, en ook over dit punt.
Het punt waarover de heer Vandenbroucke het had, was zelfs het voorwerp van een van de aanbevelingen, de tiende, ‘Overlappingen vermijden’. Ik lees daaruit even voor: “De Senaat beveelt aan dat alle openbaarvervoersmaatschappijen de complementariteit bevorderen en overlappingen voorkomen die geen meerwaarde bieden voor de gebruiker. Het onderzoek dat de NMBS en De Lijn hierover voeren, moet worden afgerond, worden besproken en snel leiden tot resultaten.”
Wij geven het dus niet op want daar zitten echt nog wel bruikbare dingen in, ik zou dat toch nog eens van onder het stof halen. “Een dergelijk onderzoek moet ook worden gevoerd door de NMBS, de TEC en de MIVB.” U kunt zich voorstellen dat men aan de overzijde van de taalgrens wat verwonderd was: 'Ach, tiens, jullie bekijken de overlappingen, wij willen dat ook wel eens doen.' Er zit daar dus nog altijd wel wat in.
Voorzitter, we zouden ook dat rapport of toch minstens de aanbevelingen erin hier eens kunnen bekijken in de commissie. Minister, ik kan mij voorstellen dat u dat binnen die veertien dagen nog niet gelezen hebt, maar ik kan het u alleszins aanbevelen als vakantielectuur.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Collega’s, ik kan jullie geruststellen: u moet die honderden bladzijden niet lezen. Het relevante voor dit niveau is al allemaal opgenomen in de resoluties die we hier opstellen en waarin we aan de minister vragen om werk te maken van een betere afstemming en om rekening te houden met een aantal zaken. Laat ons gewoon mobiliteitsplannen en -rapporten bespreken op het niveau waar ze thuishoren, namelijk het Vlaamse niveau voor ons deel van de bevoegdheid, en in de Kamer voor hun deel.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben heel blij te weten dat ik onbewust aanbevelingen uitvoer van de Senaat nog vooraleer ze geformuleerd werden. Die wetenschap doet mij deugd.
Het gaat om 25 aanbevelingen, minister. 25, die allemaal nog niet uitgevoerd zijn. Ik raad het u echt aan om er eens grondig naar te kijken. Ik meen dat. Mevrouw De Ridder, u moet zelf dat rapport ook maar eens lezen. Ik geloof dat u het niet hebt gedaan.
Ik heb al die hoorzittingen bijgewoond.
Dat is niet waar.
De heer Peumans ook. Ik doe niet mee aan die herfederalisering.
De heer Vandenbroucke heeft het woord, over de gestelde vraag en niet over rapporten van de Senaat.
Ik kreeg vandaag goed nieuws van de minister. En ik dank de beide senatoren om mij attent te maken op het bestaan van dat rapport. Ik zal het, als ik daar tijd voor vind, in de vakantie wel eens lezen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.