Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
De actualiteitswaarde van mijn vraag is misschien al wat gedaald. Ik heb ze een maand geleden al ingediend. Het onderwerp blijft echter actueel: sinds ik in het Vlaams Parlement zit, komt het elk jaar terug. Het gaat over de kustreddingsdiensten aan onze Vlaamse kusten en de inzet ervan buiten de periode van 15 juni tot 15 september. De kwestie is gekend bij de collega’s.
Er is altijd wel een aanleiding voor media-aandacht voor het onderwerp. Dit keer was dat het mooie verlengde weekend van Hemelvaart. Het is een terugkerend probleem: sommige kustgemeenten zetten wel redders in terwijl de meeste andere dat nog niet doen omdat er een zwemverbod geldt. Het is wel te begrijpen: als het heel mooi weer is, wordt dat verbod door de meeste toeristen genegeerd. Daar is veel reactie op gekomen, en niet alleen van de Intercommunale Kustreddingsdienst van West-Vlaanderen (IKWV), die stelt dat het onverantwoord was om in die periode al te gaan zwemmen, vooral omdat het zeewater veel te koud was, en natuurlijk omdat de veiligheid van de zwemmers en de toeristen niet gegarandeerd was.
Ook de West-Vlaamse provinciegouverneur heeft nogal fel gereageerd – zo kennen we hem wel – en vond zelfs dat iedereen die in zee zwemt terwijl er een zwemverbod geldt, een GAS-boete verdient. Ik ben er niet zo’n voorstander van om GAS-boetes zomaar uit te reiken. Ik denk dat dat alleen een negatief effect zou hebben op het kusttoerisme. Ik vind dat, voordat we met GAS-boetes beginnen te zwaaien – dat is trouwens in andere dossiers ook mijn mening –, we moeten proberen om via communicatie de mensen op andere gedachten te brengen. Natuurlijk is er dan, ik heb het al aangehaald, de verschillende reglementering die wordt aangewend door de verschillende kustgemeenten. Ook daar klinkt bij sommigen de roep naar een uniforme regelgeving luider dan bij anderen.
Ik meen te weten dat er recent een nieuw overleg is geweest tussen de kustburgemeesters, enerzijds over een rookverbod langsheen de kustlijn en anderzijds over de uniforme regelgeving wat het zwemmen betreft.
De provincie is hierbij betrokken omdat ze jaarlijks 250.000 euro geeft aan de IKWV. Dat is logistieke steun. Ook wij geven steun: jaarlijks ongeveer 120.000 euro voor logistieke steun. Dat Blankenberge en De Haan wel redders inzetten buiten de vastgelegde periode is hun keuze. De loonkost is natuurlijk het zwaarst.
Ieder jaar komt deze vraag hier aan bod, maar eigenlijk staan we nog geen stap verder. Minister, vindt u dat we de inzet van redders en het zwemmen toestaan buiten de voorziene periode moeten overlaten aan de kustgemeenten? Er is de autonomie van de gemeente natuurlijk, maar elk jaar opnieuw wordt een diffuus signaal gegeven aan de toeristen en de mensen die in zee willen gaan.
Bent u bereid om in overleg te treden met de gouverneur, de kustgemeenten, Westtoer en de Intercommunale voor Kustreddingsdiensten om te zoeken naar een consensus over een uniforme regeling?
Minister Weyts heeft het woord.
De bevoegdheid over de afbakening van de zwemzones aan de stranden is gedelegeerd aan de kustgemeenten. Ze bepalen dit in de diverse politieverordeningen. Het is verboden om in zee te zwemmen behalve op locaties die bepaald worden door de gemeenten en onder toezicht staan van de reddingsdiensten. Deze regelgeving is uniform.
Daarnaast is het aspect ‘bewaking’ van die zwemzones anders ingevuld per kustgemeente en geldt op dat vlak geen uniforme regelgeving. Ik snap wel dat het voor de toerist niet logisch is dat hij in de ene gemeente – voor zover men de grenzen kan onderscheiden op het strand – wel kan zwemmen in een bepaalde periode, bijvoorbeeld begin mei, en in een andere niet. Men gaat er nogal snel van uit dat als het in de ene gemeente zo is, dat het dan wel in alle gemeenten zo zal zijn. Ik begrijp dat het niet voor elke kustgemeente evident is om te voorzien in de nodige mensen en middelen. Voor de ene gemeente is dat budgettair en praktisch gemakkelijker haalbaar, afhankelijk van bijvoorbeeld de wispelturigheid van het weer maar ook de inzet van jobstudenten, om maar iets te zeggen.
Ik verneem ook dat de kustburgemeesters wel tot een vergelijk gekomen zijn om geen GAS-boetes uit te schrijven aan personen die het zwemverbod negeren. Dit kan alvast een eerste stap zijn om verder te gaan. Ik heb aan de gouverneur gevraagd om een initiatief te nemen om samen met de kustburgemeesters en de IKWV na te gaan wat de verschillende mogelijkheden zijn om ook buiten het seizoen tot een eenduidige regelgeving en eenduidige afspraken te komen en om die afspraken ook op te nemen in strandconcessies. We starten de onderhandelingen voor nieuwe strandconcessies die afgesloten worden tussen de Vlaamse overheid en de kustgemeenten. Het is dus mijn voorstel om die nieuwe afspraken daarin op te nemen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat de meesten onder ons op dezelfde golflengte zitten en willen streven naar uniforme regelgeving. Ik begrijp dat het niet zo evident is om met tien kustburgemeesters tot afspraken te komen over welke middelen een gemeente inzet om buiten een bepaalde periode reddingsdiensten in te zetten. Het blijft een feit – en u geeft dat ook aan – dat het een verwarrend signaal is voor de toerist. Zelfs ik weet niet waar op een strand de grens van de gemeente ligt.
Ik ben tevreden dat er overleg komt en misschien kan er iets gebeuren via het protocol of een nieuwe strandconcessie. Maar nogmaals, ik kan hier nog een aantal jaren diezelfde vraag komen stellen en ik verwijt u ook niets, maar het levert ook niets op. Dat is spijtig. Gelukkig is er in het verlengde weekend niets ernstigs gebeurd. In het verleden zijn er wel erge dingen gebeurd en dan laaien de passie en de emotie op. Ik hoop dus dat ik volgend jaar niet opnieuw dezelfde vraag moet stellen. Misschien kunnen we ook eens over het muurtje kijken en nagaan hoe het geregeld is in de buurlanden.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil de minister in deze zaak verdedigen. Ik ben aanwezig op het kustburgemeestersoverleg en het is heel moeilijk om een consensus te vinden. Ik heb als kustgemeenteburgemeester dat item op de agenda geplaatst. Als iemand op vakantie komt naar de kust, komt men op vakantie naar de kust en niet naar bijvoorbeeld Bredene of Blankenberge. Het is heel verwarrend voor een toerist.
Elke kustgemeente organiseert haar reddingsdienst op haar manier. De ene kustgemeente heeft vast personeel, dat ook kan worden ingezet om tijdens de weekends de stranden of een of twee zones te bewaken. Andere kustgemeenten werken enkel met jobstudenten die ze niet kunnen inzetten. Er is op het overleg een heel lang debat over gevoerd. Ik heb gevraagd om tot een consensus te komen, maar dat is niet gelukt. De beslissing was dat elke gemeente zijn autonomie bewaart.
Het debat wordt inderdaad al vele jaren gevoerd en ik denk ook niet dat de minister daar heel veel kan aan doen. Hij kan het niet opleggen aan de kustgemeenten want zij hebben autonomie. Ook de gouverneur is vragende partij. Hij heeft al verschillende initiatieven genomen om de kustgemeenten op dezelfde golflengte te krijgen maar ook hem is dat niet gelukt. We moeten dus realistisch zijn. Ik ben ook voorstander van een eensgezinde werking bij alle kustgemeenten omdat dit veel transparanter is voor de mensen die komen zwemmen. Nu is het bij mooi weer ronduit gevaarlijk: in de ene zone mag er wel worden gezwommen, in een andere niet. Ik houd mijn hart vast want er zullen ooit mensen verdrinken.
Ik sluit af met één concreet voorbeeld. Bredene en De Haan liggen op enkele honderden meter van elkaar. De Haan heeft in het weekend wel redders, Bredene niet. Leg het maar eens uit aan een toerist.
Het debat is gevoerd. De gouverneur is heel ongerust maar hij slaagt er ook niet in om alle kustburgemeesters op dezelfde golflengte te krijgen. Minister, ik denk dat we hier over een paar jaar opnieuw zullen zitten. Ik zal als kustburgemeester alle initiatieven die u neemt, ondersteunen. Het lijkt me geen slecht idee om het in de strandconcessie op te nemen, maar of dat zal lukken, is niet zeker.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er is al veel gezegd. Bewaking is inderdaad de autonomie van het lokaal bestuur. Er spelen heel wat elementen mee zoals de inzetbaarheid van redders, jobstudenten en zoals het weer. Bij slecht weer is er niemand die in zee wil gaan zwemmen en dan doet het probleem zich niet voor. In het voor- en het najaar zijn er soms maar heel korte periodes met mooi weer. De ene gemeente heeft ook tien badzones, terwijl een andere er maar twee of drie heeft. De problematiek is niet zo eenduidig.
Als we even wat afstand kunnen nemen, zien wij dat er een gecoördineerd beleid nodig is, zeker voor de toeristen. Een toerist kent de politieverordeningen van elke gemeente niet. Hij weet niet waar hij wel mag zwemmen en waar niet.
De kustburgemeesters zouden er beter over nadenken hoe ze ten dienste kunnen staan van de bevolking en de toeristen, en de schotten van de gemeenten kunnen overstijgen om samen na te denken over hoe ze elkaar kunnen helpen om gecoördineerd op een lijn te zitten. Dat zou hun ingesteldheid moeten zijn. Ik kan beamen dat dat heel moeilijk is. Mijnheer Vandenberghe, ik ben blij dat u als kustburgemeester zegt dat jullie op sommige vlakken veel meer in het belang van iedereen zouden moeten handelen.
Dat probleem is niet alleen in deze kwestie aan de orde. Ik wil het opentrekken. Het verhaal van de verdwaalpalen is net hetzelfde, het verhaal van Beaufort is ook hetzelfde. Als kustgemeenten zouden we veel meer kunnen halen uit het toeristisch potentieel van de kust door meer af te stemmen en samen te werken. Ik roep de collega’s van de kust dus nogmaals op om, los van de partijpolitiek, iedereen daarvan te overtuigen.
De heer Verstreken heeft het woord.
Er zijn natuurlijk de verschillende kustgemeenten, en er is de onderlinge kleine concurrentie, hoewel het concullega’s zijn die voor heel veel zaken goed, zelfs zeer goed samenwerken en voor andere dingen concurrenten zijn. Soms is dat jammer. We zouden sterker kunnen staan, maar het is menselijk en ik kan dat begrijpen. Maar in hoeverre is er overleg met Toerisme Vlaanderen en met het kabinet van de burgemeester om bepaalde zaken – Beaufort werd als voorbeeld aangehaald – te stroomlijnen, om de neuzen in dezelfde richting te krijgen? De een heeft een mooi kunstwerk, de ander heeft een minder mooi kunstwerk.
Hier gaat het over de kustreddingsdiensten. Die problematiek is in de vorige legislatuur, en de legislatuur daarvoor ook al aan bod gekomen. Ik wil dit een klein beetje relativeren. We hebben een van de best beveiligde kustzones van de wereld. De kustreddingsdienst levert bij ons fantastisch werk. In Frankrijk is het bijna onmogelijk om alles te beveiligen omdat ze zoveel meer kust hebben. We zitten in feite in een luxepositie.
Ik wil ook nog even wijzen op de verantwoordelijkheid van de ouders van kinderen en van de mensen die gaan zwemmen. Uiteindelijk zijn ze zelf aansprakelijk. In het buitenland is dat ook zo. We mogen de dingen niet overroepen, maar als er wat meer eendrachtigheid en samenwerking kan zijn, graag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.