Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
In Vlaanderen zijn er tot op vandaag ongeveer 1600 beschermde stads- en dorpsgezichten. Er zitten heel mooie tussen, waarvan het authentieke karakter integraal bewaard is.
Maar spijtig genoeg zijn er ook dorpsgezichten die door de jaren heen in beperkte of ernstige mate aangetast zijn door verbouwingen en nieuwbouwprojecten. Erger is het natuurlijk als bepaalde panden van het beschermde stads- en dorpsgezicht leegstaan of aan het verkrotten zijn. Uiteraard kunnen we de eigenaars van die panden aansporen om de panden te renoveren en ze opnieuw in gebruik te nemen. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om deze gebouwen op de inventaris van de leegstaande en/of verkrotte panden te plaatsen en eventueel een heffing op te leggen, maar gemeenten klagen dat daarbij veel afwijkingsmogelijkheden en opschortingsgronden bestaan.
Uiteraard beperk ik mij hier tot uw beleidsdomein, namelijk Onroerend Erfgoed, en heb hierover de volgende vragen. Zijn er binnen het beleidsdomein Onroerend Erfgoed instrumenten om leegstand, verwaarlozing en verkrotting van een beschermd stads- en dorpsgezicht aan te pakken? Op welke manier kan dat gebeuren? Bent u van mening dat het een taak is van de gemeenten om actief op te treden tegen deze vormen van degradatie van beschermde stads- en dorpsgezichten? Welke middelen hebben zij daarvoor? In uw beleidsnota hebt u aangegeven dat het de bedoeling is om de bestaande beschermingsbesluiten thematisch te herbekijken. De administratie heeft daarvoor een werkplan opgemaakt. Op welke manier wilt u die herevaluatie doen? Kan er prioriteit gegeven worden aan oude beschermingsbesluiten van stads- en dorpsgezichten waarbij de context in de loop der jaren grondig is gewijzigd?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het probleem van de leegstand, de verwaarlozing en de verkrotting is natuurlijk een zorg voor al wie begaan is met het onroerend erfgoed. Onroerend Erfgoed concentreert zich niet zozeer op leegstand – hoewel we natuurlijk volop kiezen voor gebruik, voor herbestemming en voor bestemming – maar vooral op de verwaarlozing van de panden.
Dat is in eerste instantie de zorg van Onroerend Erfgoed. Daarvoor wordt er ook, intenser dan vroeger, samengewerkt met de inspectiediensten, die zich inspannen om leegstandschade te voorkomen en om te handhaven. Er is ook een nieuw instrument van minnelijke schikking. Het is een nieuw instrument, dat volgens mijn diensten ook werkt. Er wordt goed van gebruikgemaakt. Het leidt ertoe dat mensen, nalatige eigenaars die worden geconfronteerd met de inspectie, het nodige doen om bij wijze van minnelijke schikking tot herstel over te gaan.
Het aantal processen-verbaal en het aantal herstelvorderingen zijn in 2015 licht gestegen. Naast die handhaving zijn er gerichte beleidsinitiatieven om leegstand, verwaarlozing en verkrotting te vermijden. Op dat vlak gebeuren er een aantal registraties. Er is geen systematische leegstandsregistratie van onroerend erfgoed. Onroerend Erfgoed maakt gebruik van de gegevens van Monumentenwacht Vlaanderen. Daarnaast is er natuurlijk een inventaris van leegstaande, verwaarloosde en verkrotte bedrijfsruimten van Ruimte Vlaanderen. Wonen-Vlaanderen heeft een register van verwaarloosde en verkrotte panden. Verder wordt de leegstand van woningen en gebouwen ook bijgehouden door lokale besturen. In die leegstandinventarissen zijn ook de beschermde goederen opgenomen.
Op dit ogenblik wordt de koppeling van die gegevens met de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed en de beschermingsdatabank onderzocht. Als dat technisch en juridisch mogelijk is – want we moeten nagaan of daarvoor al dan niet privacytoestemming nodig is –, zouden die databanken kunnen worden gelinkt. De databank Onroerend Erfgoed zou kunnen worden gelinkt met de databanken die bestaan over de leegstand. Op die manier komen we tot een instrument om daar op een gepaste manier tegen op te treden, hetzij preventief, hetzij bij wijze van dialoog, hetzij bij wijze van minnelijke schikking, hetzij ultiem, bij wijze van handhaving, als het gaat over verkrotting, want leegstand is een aanpak door andere beleidsdomeinen.
Lokale besturen kunnen het initiatief nemen om een beheersplan op te maken. Ze kunnen dat doen voor beschermde stads- en dorpsgezichten. Ik juich ook toe dat recent meer beheersplannen voor beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten en erfgoedlandschappen werden opgemaakt en ook goedgekeurd.
Op 31 december 2015 waren er negen goedgekeurde beheersplannen voor monumenten, 65 voor cultuurhistorische landschappen, 33 voor stads - en dorpsgezichten, 0 voor archeologische sites en 2 voor erfgoedlandschappen.
Ik wil u een aantal mooie voorbeelden meegeven: de Dumontwijk in De Panne, de dorpskern van Volkegem bij Oudenaarde, de wijk Zurenborg in Antwerpen, de Sint-Pieterskerk en het ommuurde kerkhof in Lubbeek, enzovoort.
Het Onroerenderfgoeddecreet schrapte de vrijstelling voor beschermde onroerende goederen van belasting op leegstand, verwaarlozing en verkrotting. Dat is een impuls te meer om er werk van te maken. Vroeger was er daarvoor een vrijstelling omdat het een monument was. De rechtsgrond daarvan begrijp ik niet goed. Het laat de lokale besturen toe om een actief beleid te voeren. Uiteraard kunnen ze ook hun eigen activeringsbeleid voeren.
Artikel 11.3.3. van het Onroerenderfgoeddecreet voorziet bovendien in de mogelijke aanstelling van gemeentelijke verbalisanten. Dat zal de gemeenten toelaten om ook op dat vlak een actief beleid te voeren.
De thematische evaluatie van de beschermingsbesluiten is geïntegreerd in de doelmatigheidsanalyse van het beschermingsinstrumentarium. Het thema bouwkundige gehelen is opgenomen in dat projectplan. In dat onderzoek ligt een sterke focus op de evaluatie van het instrument ‘beschermd stads- en dorpsgezicht’. Ook de bouwkundige gehelen of stedelijke landschappen die als landschap of als monument zijn beschermd, komen in dat onderzoek aan bod.
Dit deelproject moet inzicht geven in de effectiviteit van het behoud van de erfgoedwaarden, -elementen en -kenmerken van het beschermde stads- of dorpsgezicht of het bouwkundige geheel. Op basis van steekproeven zal worden geëvalueerd of en hoe vaak de context van het bouwkundig geheel veranderd is en wat de oorzaak of verklaring hiervoor eventueel is. Het onderzoek wordt vanaf 2018 opgestart.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, ik heb vernomen dat bepaalde steden en gemeenten spelen met het idee om eigenaars te verplichten om in afwachting van renovatie van de panden een doek te plaatsen tegen de voorgevel. Op dat doek staat dan het pand in zijn oorspronkelijke, deftige staat. Vindt u dat een goed idee, als het om beschermde panden of dorpsgezichten gaat? En eventueel: waarom niet?
Is daarvoor een vergunning of toelating van het agentschap nodig?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb daarop niet meteen een pasklaar antwoord. Bij restauraties wordt er vaak een scherm of doek gehangen met een afbeelding, al dan niet met virtuele beelden. Het kan een goed idee zijn. Als het in afwachting van restauratie is en het gebouw is nog in gebruik, lijkt het mij wat verregaand om daar een heel scherm voor te hangen. Als het leegstaat, kan het misschien wel een mooi middel zijn. Ik weet niet of we zover moeten gaan om de eigenaars daartoe te verplichten. Ik zal daarover niet meteen een uitspraak doen. Het is de eerste keer dat ik daarmee wordt geconfronteerd.
Ik vind het vaak wel heel zinvol en ook mooi om iets aan te brengen bij lange restauratiewerken. Men gaat meer en meer naar een publiekswerking. De werken worden getoond, tijdens de werken zijn er opendeurdagen en is het toegankelijk voor publiek. Soms wordt er gebruikgemaakt van camera’s of wordt het gedaan in de werfkeet, buiten het gebouw. Dat vind ik een heel mooie werking. Als je dat doet, moet je er vooral voor zorgen dat je toont hoe mooi het is, hoeveel vakmanschap daarin actief is. Ik weet niet of er in afwachting een doek voor hangen het meest aangewezen is. Het is vooral belangrijk om mensen te stimuleren om de renovatie te doen. Tijdens de renovatie vind ik elke manier van publiekswerking zeer zinvol. Ik heb prachtige voorbeelden gezien, waarbij architecten via camera’s toelaten dat het publiek in de werfkeet komt en zo beelden en geschiedenis meekrijgt van de werken die gebeuren en virtuele beelden van hoe het er zal uitzien. Er zijn diverse technieken denkbaar. Een verplichting opleggen om vooraleer er werken zijn een – vrij duur – scherm aan te brengen, vind ik vrij verregaand. Ik zal mij er niet over uitspreken.
Mevrouw Van Werde, we gaan niet op en af vragen stellen, want dan worden andere collega’s lastig en dat is niet fijn. Als vraagsteller hebt u het woord. U kunt uw vragen stellen. De minister-president fietst daar tussendoor. Dat is zijn recht. (Opmerkingen van minister-president Geert Bourgeois)
Als u nog een vraag hebt, kunt u ze stellen. Nadien kunnen de collega’s bijkomend hun vragen stellen. Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Het was eigenlijk geen vraag. Ik wilde even verwijzen naar een casus in Brugge waar er inderdaad zo’n doek hing. Het originele gebouw en ook George Clooney stonden daarop afgebeeld.
Als versiering. Dat was dan reclame voor Senseo.
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, we zouden moeten proberen over te gaan tot een nieuw concept: samenwerking en ‘klassering plus’. Wat bedoel ik daarmee? Als we alles klasseren en eventueel belasten opdat het opnieuw zijn oude vorm zou krijgen, zullen er niet genoeg gelden zijn en zal de weerstand toenemen. Als we met de uitbaters, de bewoners of de eigenaars een soort ‘klassering plus’-concept ontwikkelen, hebben we meer kans dat het werkt.
Ik geef u een paar voorbeelden. Minister-president, u kent de mooie Vlaamse Ardennen. In Brakel zijn er een aantal pastorieën verkocht bij gebrek aan de noodzaak om daar nog pastoors te herbergen. Wij hebben die pastorieën verkocht met een contractuele clausule in de verkoopakte. Daarin staat bijvoorbeeld dat de privékoper de gevel moet respecteren of dat commerciële aankondigingen niet zijn toegelaten, maar dat ze de toelating hebben om de pastorie leefbaar te maken, bijvoorbeeld wat betreft sanitair en isolatie. Wat zien wij? Die pastorieën worden verkocht, het dorpsgezicht blijft behouden – omdat men daaraan gebonden is – en de mensen kunnen wonen in een interessante leefomgeving. We hebben dat gedaan in verschillende plaatsen: Zegelsem, Parike, Everbeek enzovoort.
We doen hetzelfde met oude rusthuizen. Daarachter worden er nieuwe rusthuizen gebouwd, maar we vragen contractueel om de façade te behouden. Die piste om in de verkoopakte een aantal waarborgen op te nemen die contractueel moeten worden gevolgd, vind ik goed.
Het is niet gemakkelijk om een dorpsgezicht te hersitueren. Ik kijk altijd aandachtig naar foto’s uit eerdere periodes. Als ik geen elektriciteitskabels zie, dan dateren ze van ongeveer vóór 1922, toen de uitbreiding van de stroomverdeling er kwam. Op die foto’s zelf zie je heel moeilijk wat belangrijk is om te worden bewaard.
Minister-president, we zouden in Vlaanderen moeten overgaan tot een soort partnerschap. We hebben daarover nog een studie gemaakt, ‘Afbreken of herbestemmen’. Ik zal u binnenkort het boek bezorgen. We hebben daarin ontdekt dat er tussen het te allen prijze behouden – maar wie betaalt dat? – en het eventueel laten gaan, een tussenweg mogelijk is, via samenwerking met mensen die daarvoor geld willen uitgeven en die vertrouwd zijn met de theorie van erfgoed dat geërfd wordt en waarbij de terugbetaling gebeurt in herstellingen met bewijsbare facturen. We moeten proberen een derde piste te vinden. De ayatollahs die het dorpsgezicht en de monumenten te allen prijze willen behouden, verontrusten mij, omdat ze contraproductief zijn.
Ik nodig u en uw medewerkers uit tot een samenwerking waarbij de grote lijnen worden vastgelegd en de bewoonbaarheid van de dorpskern mogelijk is. Op die manier kan de toekomst veel beter worden gevrijwaard.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, ik kan u geruststellen: ik was zeker nog niet lastig aan het worden. Ik had gewoon een bijkomende vraag.
In de vorige legislatuur hebben wij het Grond- en Pandendecreet goedgekeurd. Het hele leegstandsbeleid maakt deel uit van dat Grond- en Pandendecreet. Wonen-Vlaanderen heeft modelreglementen ter beschikking gesteld om in de lokale besturen aan leegstandsbestrijding te doen. Ik wil even meegeven dat in dat modelreglement van Wonen-Vlaanderen de panden die zich in een beschermd dorpsgezicht bevinden, worden vrijgesteld van leegstand. Minister-president, ik wilde u vragen om dat toch eens te verifiëren. Ik hoorde u net zeggen dat er een uitzondering is gemaakt voor de monumenten en dat zij niet langer worden vrijgesteld van leegstand. Ik weet echter dat er in tal van lokale besturen nog steeds een vrijstelling bestaat op leegstand voor die panden die zich bevinden in een beschermd dorpsgezicht. Ik verwacht niet meteen een antwoord, maar ik wilde het even meegeven om tegemoet te komen aan de bekommernis van mevrouw Van Werde.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het wordt ondertussen gecheckt, mevrouw Taeldeman. Ik ben ervan overtuigd dat we in het Onroerenderfgoeddecreet die vrijstelling net hebben afgeschaft omdat het een contraproductieve vrijstelling was. Het komt erop neer dat men bij leegstand van onroerend erfgoed zegt: ‘Laat maar leegstaan, laat maar verkrotten.’ Daarop komt het in feite neer. Ik zal het even nakijken. Normaal gezien moet dat staan in de opheffingsbepalingen. Ik weet niet of ik het meteen zal vinden. Misschien is er een fout geslopen in de toelichtingen of staat er een andere bepaling in het Grond- en Pandendecreet.
Ik lees hier: “In artikel 3.2.21, tweede lid van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, worden punten 3 en 4 opgeheven.” Ik veronderstel dat het over die bepaling ging? We hebben het snel online moeten opzoeken. We zullen checken of er iets tegenstrijdigs zou zijn gebeurd. Ik dank u om het te signaleren. We zullen het nakijken.
Mevrouw Van Werde, ik verneem ondertussen dat het een privé-initiatief was met George Clooney in Brugge. Het was geen verplichting van de stad. Ik begrijp dat het doek moest worden verwijderd. Het is een beetje het omgekeerde van wat u had gevraagd.
Een mentaliteit kun je natuurlijk niet bij decreet regelen. Er is een Frans gezegde dat zegt: “On ne change pas la société par décret.” In elk geval zijn partners belangrijk, mensen die ook trots zijn op wat ze bewonen. Ik denk dat er ook gemeentelijke maatregelen voor kunnen zijn. U herinnert zich de conceptnota die ik hier gebracht heb en die we goedgekeurd hebben. Die voorziet in fiscale vrijstelling bij aankoop: vrijstelling van de registratierechten als je overgaat tot uitvoering van de werken binnen de vijf jaar. We zijn nu bezig met de uitwerking in decretale bepalingen daarvan. Dat is een zeer mooie stimulans. Je koopt iets, je weet dat je er kosten aan hebt. Wel, op voorwaarde dat je binnen die periode de werken doet, kun je stimuli krijgen. Die hebben we goedgekeurd in onze conceptnota. Het agentschap is bezig met de uitwerking van die decretale bepalingen.
Lokaal kan er eventueel ook onroerende voorheffing vrijgesteld worden enzovoort om stimuli te geven. Natuurlijk, als de gemeente verkoopt en zegt wat er kan of moet gebeuren, hangt het er een beetje van af of het een monument is of niet. Als het op de inventaris staat, is de vrijheidsgraad veel groter. Maar ook als het een monument is, is het aan het agentschap om mee na te denken om het modern, comfortabel, toegankelijk en geïsoleerd te maken. Dat is al heel lang mijn beleid. Anders creëer je alleen maar onvrede over mooie dingen, terwijl iedereen er plezier aan moet beleven en er het liefst ook trots op zou moeten zijn om zo’n pand te kopen en te bewonen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.