Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat ik in deze commissie vragen stel over de paardensector. Er zijn al heel wat stappen vooruitgezet in de huidige en de voorbije legislatuur inzake het besef dat de paardensector een volwaardige en belangrijke economische sector is geworden in Vlaanderen. Ik heb dan ook met aandacht gekeken naar het rapport van het Departement Landbouw en Visserij van februari over de paardensector. Uit dit rapport blijkt nog maar eens dat we de economische waarde van de Vlaamse paardensector niet mogen onderschatten. De sector is goed voor een omzet van 800 miljoen euro en een tewerkstelling van minstens 2700 voltijdse equivalenten.
De paarden die in Vlaanderen worden gekweekt, worden wereldwijd gegeerd. Ik heb hier ooit een bloemlezing gegeven van de Vlaamse producten. Ik zal dat niet meer doen: die zijn ondertussen meer dan genoegzaam bekend. Het is een Vlaams goed waar we trots op mogen zijn.
De paardenfokkerij is goed voor een omzet van circa 100 miljoen euro. In 9 jaar tijd is het aantal fokkersverenigingen toegenomen van 18 naar 23. Het aantal rassen waarvan stamboeken worden bijgehouden, is toegenomen van 22 naar 33 rassen. Ondanks het feit dat het aantal leden van de fokkersverenigingen is gedaald ten opzichte van 2007, is de omzet van kunstmatige voortplantingsinstellingen toegenomen. Dit is vooral te danken aan de toename van de embryotransplantatie van de laatste jaren.
Minister, uit deze cijfers kan worden geconcludeerd dat de Vlaamse paardensector steeds verder professionaliseert. Er wordt de laatste jaren vanuit Vlaanderen dan ook veel aandacht geschonken aan de sector. Een van de actiepunten was de oprichting van het Paardenloket. Dat loket kreeg een sterk gevestigde waarde binnen de paardensector. Ook u blijft verder inzetten op een betere advies- en informatieoverdracht tussen de betrokken actoren in de paardensector. Zo maakte u onlangs nog de oprichting van een nieuwe koepelorganisatie PaardenPunt bekend, als fusie tussen de Vlaamse Confederatie van het Paard (VCP) en het Vlaams Paardenloket. Die koepelorganisatie kan concrete problemen aanpakken en inspelen op opportuniteiten voor de paardensector, wat kan bijdragen tot het verder professionaliseren van de sector.
Minister, wat zijn uw bevindingen over het nieuwe rapport? Dit rapport geeft een goed overzicht van de paardensector in Vlaanderen. Zal dit rapport op regelmatige basis worden geactualiseerd? De laatste studie over de Vlaamse paardensector dateert van 2007. Welke tijdspanne voor een actualisatie plant u ditmaal? Hebt u steeds voldoende toegang tot gegevens om een actualisatie te kunnen maken?
Volgens Eurostat stijgt de Europese uitvoerwaarde van Belgische paarden van 36 miljoen euro in 2010 tot 63 miljoen euro in 2014. Welke factor heeft voornamelijk gezorgd voor deze sterke toename? Op welke wijze wordt er vanuit Vlaanderen ingezet op de promotie van onze paardenfokkerij?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, u verwijst naar rapport van de paardensector in Vlaanderen van het Departement Landbouw en Visserij, dat in de eerste plaats de omzetwaarde van de paardensector in Vlaanderen in beeld brengt. Het rapport illustreert de dynamiek van een sector, zowel professioneel als recreatief, die in Vlaanderen bijzonder aantrekt.
Aan de hand van de ingezamelde cijfers kan objectief worden vastgesteld dat onze fokkerij en handel van Vlaamse paarden boomt. De jaarstatistieken van 2015 wijzen op een toename van ruim 17 procent ingeschreven veulens ten opzichte van 2014. Maar in de paardenfokkerij is het niet de kwantiteit die primeert, maar wel de kwaliteit. Op dat vlak kan worden opgemerkt dat de kwantitatieve groei gepaard gaat met fantastische sportresultaten die Vlaamse paarden de voorbije jaren hebben neergezet. Dat maakt dat onze paarden fel gegeerd zijn in binnen- en buitenland.
We plannen om de vijf jaar een actualisering van dit rapport. De gegevensverzameling in deze sector is niet evident. Het is niet te doen om dat jaarlijks of tweejaarlijks te actualiseren. Voor meerdere parameters gebeurt er namelijk geen systematische gegevensverzameling in centrale databanken. Het vraagt nogal wat tijd om al die gegevens te verzamelen.
Uit een detailanalyse blijkt dat de exporttoename tussen 2010 en 2014 vooral betrekking heeft op sportpaarden. We stellen vooral een sterke stijging vast naar landen die zelf ook een sterke traditie hebben op het vlak van de paardensport, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan. Die drie landen zijn goed voor 70 procent van de exporttoename de voorbije jaren.
Daarnaast zien we dat onze paardensector ook nieuwe exportlanden heeft bereikt. Sinds 2010 zijn er liefst 21 nieuwe exportlanden bij gekomen die onze Vlaamse paarden aankochten, waaronder onder andere China en Chili.
De beste promotie voor onze paardenfokkerij zijn de prestaties van onze sportpaarden op internationale concours. De sector zorgt op die manier voor haar eigen promotie. In Vlaanderen wordt de ruggengraat van onze fokkerijwerking gevormd door 23 erkende stamboekverenigingen. Deze vzw’s houden stamboeken bij van 33 rassen.
Het departement Landbouw maakt er een punt van om al deze stamboekverenigingen duidelijk te informeren en te adviseren over alle geplande wijzigingen in Europa inzake erkenningen, zodat ze hun fokbeleid er tijdig kunnen op afstemmen.
Naast deze stamboekverenigingen werd in het Vlaamse Gewest ook een vereniging erkend voor het uitvoeren van coördinerende taken voor de paardenfokkerij, de vzw PaardenPunt Vlaanderen. Deze vereniging ontvangt elk jaar een werkingssubsidie voor paardenfokkerij. Dit jaar gaat het over 132.000 euro. Op voorstel van de erkende stamboekverenigingen worden de middelen gebruikt voor het vernieuwen en onderhouden van een functioneel computerprogramma voor het bijhouden van stamboeken, voor het drukken van paardenpaspoorten, voor het steekproefsgewijs uitvoeren van ouderschapscontroles via DNA-bepaling, voor het berekenen van betrouwbare fokwaardenschattingen bij rijpaarden, voor de publicatie van fokkersvriendelijke informatie en voor de deelname aan beurzen.
Vzw PaardenPunt Vlaanderen heeft begin dit jaar eveneens de opdrachten geïntegreerd van vzw Vlaams Paardenloket. PaardenPunt Vlaanderen is daardoor bij uitstek het contact- en aanspreekpunt geworden voor de volledige keten van de paardenhouderij. Het is dus een sector die het bijzonder goed doet, en die we ondersteunen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Uit het rapport blijkt dat de in de voorbije jaren de juiste beleidskeuzes zijn gemaakt. Het Vlaamse beleidsniveau heeft vooral heel sterk aangedrongen bij het federale niveau op het afsluiten van een handelsakkoord met China. Ik ben blij dat u China als een van de nieuwe afzetlanden onderstreept, want daar ligt nog een hele markt open voor die sector. Het is goed dat u die sector van nabij opvolgt, en daarom is die actualisatie een goede zaak. We moeten de vinger aan de pols houden voor mogelijke problemen daar.
Voor de afzet is er al veel gebeurd. Nu zijn er vooral problemen met richtlijnen die niet zo lang geleden zijn uitgevaardigd.
Wat de stallen betreft, heb ik gehoord dat africhtingstallen niet zo gemakkelijk meer worden bekeken als effectieve beroepslandbouw, hoewel dat destijds heel duidelijk op die manier was opgenomen in de brochure ‘Paardenhouderij en stedenbouwkundige vergunningen in het agrarisch gebied’. Wanneer het gaat over het aantonen van de leefbaarheid van het bedrijf, worden onder meer de facturen voor de africhting van paarden geklasseerd als dienstverlening en tellen zij niet mee voor het aantonen van een leefbaar landbouwbedrijf. Wanneer we op voorhand zeggen dat africhtingsstallen zuivere beroepslandbouw zijn, dan moeten we daar ook de vinger aan de pols houden. Minister, ik wil u vragen om te proberen te anticiperen op dergelijke problemen, die nu nog maar in een eerste stadium worden gesignaleerd.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, het zou onmogelijk zijn me niet aan te sluiten bij deze vraag. Er is een film over mij gemaakt: ‘Er leeft een paard in mij’, wij zijn genetisch gebiologeerd door paarden, mijn familie rijdt al meer dan vijfhonderd jaar te paard, van vader op zoon. Ik ben ook voorzitter van de Sint-Sebastiaanruitervereniging in mijn geboortedorp. Ik heb een voorliefde voor paarden, ook vanuit een rationele benadering. Paarden zijn per definitie intelligente dieren en hebben een goed geheugen, men kan een paardengeheugen nooit deleten.
We zijn zeer vooruitstrevend in de paardenverzorging, zowel in de universitaire als in de private instellingen. We zijn bekend voor het verzorgen en herstellen, dat is een wetenschap waar ons land aan de top van de vooruitgang staat. We zijn paardenorganisatoren, niet alleen voor het berijden maar ook voor het fokken en het mennen. Ik denk daarbij ook aan het mooie trekpaard van Poot in Lennik en Zandbergen, dat maakt deel uit van onze cultuur. We hebben ook een aantal spreuken die te maken hebben met paarden: ‘iemand over het paard tillen’, ‘de teugels laten vieren’ enzovoort. We hebben in Vlaanderen dan ook meer dan 190.000 paarden.
Het gaat ook vaak om kinderherinneringen, zoals de smaak van verse paardenmelk bij de geboorte van een veulen die door de vader aan zijn zoontje te proeven werd gegeven. Ik vind zoiets bijzonder boeiend. Verder ben ik het aan mijn reputatie verplicht erop te wijzen dat paarden zweten en koeien kwijlen. Ik heb ooit geprobeerd een opdeling te maken van de parlementsleden naargelang de categorie waartoe zij behoren: de paardachtigen of de runderachtigen, de zweters of de kwijlers.
Belangrijkere aspecten zijn het stedenbouwkundige en ruimtelijke aspect. We hebben een vijftal maneges en fokkerijen in Brakel alleen. Vraag is waar zij zich mogen bevinden, en of zij een afgeleide zijn. In de verpaarding van Vlaanderen is dat een manier om in landbouwregio’s zaken over te nemen. De toegevoegde waarde is enorm en de manier om daarmee om te gaan is heel kwaliteitsvol. Daarnaast zijn er ook de training en de tewerkstelling zoals occasionele jongerentewerkstelling en vakantiejobs.
Er zijn wellicht ook nog andere punten die tot uw bevoegdheid behoren, minister. Ik herinner me dat ik vroeger bijna jaarlijks een paardenrit deed met een collega op druk bereden wegen. De andere weggebruikers moeten voorrang geven aan de paarden op de openbare weg. Dat staat in de codes sinds 1986, ik was toen minister van Verkeerswezen. Aan het begin van elke grote vakantie trokken wij op die manier visueel de aandacht om de andere weggebruikers te verwittigen.
Er zijn ook paardentherapieën en er wordt ook gezorgd voor mindervaliden. In een van mijn vele vrije beroepen heb ik nog de eer voorzitter te zijn van het Beschermcomité Quadrille. Mensen doen daar ongelofelijke dingen.
Het is belangrijk dat de paardensector een positief imago heeft, het gaat niet alleen over weddenschappen, belastingen op weddenschappen en andere louter commerciële zaken. Genetisch stammen wij allemaal af van mensen die drie à vier generaties geleden met paarden te maken hadden. We moeten dat koesteren op een moderne manier. Ik vraag dan ook ruimte voor deze activiteiten, ook op stedenbouwkundig vlak. De heer Ceyssens heeft ook een pertinente vraag gesteld over de beroepskwalificatie van de personen die zich daarmee bezighouden, over het opvoedkundige aspect. Het is goed dat kinderen, indien mogelijk, vanaf 6 of 7 jaar, die discipline leren en die contacten leggen.
Ik zie alleen maar positieve dingen en ik ben gelukkig dat dit eerste rapport naar buiten is gekomen en wellicht nog zal worden aangevuld. Wij kunnen meewerken aan het positief imago van de paardensector. Binnen die sector heerst geen enkel gevoel van superioriteit. Ik rijd al ongeveer zeventig jaar te paard en de vrienden die met mij meerijden, zijn doodgewone Vlamingen. De ene is een gepensioneerde postbode, de andere werkt bij de spoorwegen, de derde is ambtenaar en de vierde kan een dokter zijn. Het is een sociale vermenging waarbij iedereen op de rug van een paard gelijk is.
Voorzitter, ik ben blij dat dit onderwerp hier is besproken, u zult me moeten vergeven dat ik me niet heb kunnen inhouden om hier mijn paardenliefde te manifesteren.
De heer Caron heeft het woord.
Ik zal de welsprekendheid van de heer De Croo niet evenaren, zeker omdat mijn achternaam niet naar paarden maar naar koetsen verwijst. Er is een zekere link met de term ‘carrosse’, dat is gebleken uit stamboomonderzoek, maar daar gaat het hier niet over. Het gaat over raspaarden in de echte zin van het woord.
Minister, onlangs hebben we hier een ander fenomeen besproken dat heel veel druk zet op de beschikbare landbouwgrond. Ook gisteren in de krant is er nog verwezen naar de verpaarding en vertuining. In welke mate speelt de problematiek van raspaarden daarin een rol? Ik begrijp dat een deel van de vertuining en verpaarding te maken heeft met amateurs, en niet met wat de heer Ceyssens hier bedoelt met de professionalisering. Dat onderscheid kan ik wel maken. Minister, gaat het hier over een volwassen deel van de landbouwsector? Hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de recreatieve verpaarding? Hoeveel hectares zijn er niet verdwenen uit de aangiftes de afgelopen tien jaar die vooral te maken hebben met die verpaarding en vertuining?
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, elk succes heeft ook een keerzijde. Zo zijn er massaal veel raspaarden die niet de top bereiken. Raspaarden worden goed verzorgd en onderhouden omdat het ook over een enorm kapitaal gaat, maar ik wil hier een lans breken voor de minder succesvolle en de kreupele toppaarden. We moeten die dieren in optimale omstandigheden hun oude dag gunnen. Dat is een aandachtspunt naast alle terechte lof over onze toppaarden.
Mijnheer Ceyssens, u weet dat ik in het Mekka woon van de paardensport in Vlaanderen. Volgend weekend is er een driedaagse van het Wase paard. U en de collega’s zijn daar uiteraard welkom.
Minister, ik wil nog twee bezorgdheden herhalen. Recent hebben we het nog gehad over de Pachtwet. Ik heb toen gevraagd om rekening te houden met de realiteit van de paardensport, zowel wat professionelen als liefhebbers betreft, zodat die geen bedreiging vormt voor de landbouwers.
De verpaarding waar de heer Caron naar verwees, is een problematiek waar we het ook tijdens de vorige legislatuur over hebben gehad. Het zou interessant zijn te onderzoeken in welke mate dit een opportuniteit of een bedreiging is. Vraag is hoe we deze problematiek eventueel kunnen begeleiden om uit te groeien tot een opportuniteit en niet tot een bedreiging.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het gaat hier om een heel mooie en brede sector. Het gaat zowel over paardenliefhebbers die één paard hebben als over grote fokkerijen. Wij proberen de hele sector te ondersteunen, onder meer via het Paardenloket. Dat gaat echter vooral over de professionele sector.
Wij zijn inderdaad bijzonder sterk wanneer het gaat over paardenverzorging. Onder meer de Universiteit Gent behoort tot de top wanneer het gaat over paardenverzorging. Daarnaast is er ook het kwaliteitslabel voor maneges en zijn er maneges waar paarden kunnen herstellen. Men heeft daar zelfs een watertherapie voor paarden.
Een ander voorbeeld zijn de ruiterpaden die nu massaal worden aangelegd in de gebieden van het Agentschap voor Natuur en Bos. Ook de Vlaamse Landmaatschappij draagt een steentje bij. De toegankelijkheid voor ruiters van onze natuurdomeinen is ook een van de speerpunten uit ons beleid.
De laatste tijd bestaat daar ook wat aandacht voor in de commissie Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van een vraag van de heer Vandaele waarbij werd gezegd dat de vertuining en de verpaarding de landbouw wegduwen. Ik denk dat het ene het andere niet hoeft uit te sluiten, maar dat we moeten gaan naar een gezond evenwicht. Mijnheer Ceyssens, wanneer iemand professioneel met die paardensector bezig is en de paarden ook africht, dan gaat het voor mij duidelijk om beroepslandbouw. Daar is weinig discussie over. Er is ons wel een probleemgeval gesignaleerd, maar ik zal ervoor zorgen dat Ruimte Vlaanderen en de administratie van het departement Landbouw opnieuw rond de tafel gaan zitten en bekijken hoe de problemen kunnen worden opgelost.
Destijds is er onder toenmalig minister Van Mechelen een omzendbrief gestuurd over eventueel beschikbare ruimte in landbouwgebied voor verpaarding en vertuining. We hebben vastgesteld dat dit niet evident is en dat de omzendbrief niet altijd even goed gekend is. Daarom ben ik in de commissie Ruimtelijke Ordening het engagement aangegaan om in het kader van een aantal hervormingen en van de Pachtwet na te gaan hoe een en ander duidelijk kan worden gemaakt. Bedoeling is daarvan een opportuniteit te maken in plaats van een probleem.
Mijnheer Caron, u bouwde een redenering op over het aanmelden van percelen, namelijk dat het dan automatisch percelen zijn die niet door de beroepslandbouw worden gebruikt. Die redenering klopt niet. Ik wil die ten stelligste ontkennen. Er zijn ook beroepslandbouwers die bepaalde percelen niet aanmelden. Het heeft niets te maken met het feit dat die plots voor een andere doelstelling zouden worden gebruikt. Het is zeker geen een-op-eenrelatie die zomaar kan worden doorgetrokken. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hervormt ook. De registratie van percelen heeft meer daarmee te maken dan een pure een-op-eenrelatie dat wat niet meer is aangemeld, plots voor andere doeleinden zou worden gebruikt.
We moeten naar een gezond evenwicht. Voor mij is agrarisch gebied vooral voor beroepslandbouw, maar we moeten er ook voor zorgen dat we niet alle ontwikkelingen in dat buitengebied zomaar tegengaan. We moeten een fragiel evenwicht vinden, zodat we ook een aantal andere activiteiten kunnen toelaten, maar ook de leefbaarheid van het platteland kunnen garanderen. De paardensector ressorteert daarbij onder de beroepslandbouw.
Het engagement is dat we dat meenemen in een aantal hervormingen, dat we het beter in kaart brengen en dat we Ruimte Vlaanderen en het departement Landbouw opnieuw rond de tafel brengen om een aantal praktische problemen op te lossen. We moeten die problemen de wereld uit helpen. Het kan niet de bedoeling zijn dat we daarbij op bepaalde drempels stuiten die initieel nooit op die manier zijn opgevat.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Ik wil ingaan op twee opmerkingen van de collega’s. Mijnheer Caron, ik ben blij dat u in verband met het grondgebruik het onderscheid maakt tussen de beroepssector en de hobbysector. Niettemin wil ik daarbij meteen een opmerking maken. Ik denk dat het in alle sporttakken zo is: zonder de hobbysporter kan de topsport niet bestaan. Als er geen voetballers waren die in provinciale klasse wilden spelen, hadden we in België ook geen topcompetitie. Dat is wat paarden en ruiters betreft niet anders. Ik kan voorbeelden aanhalen van topruiters die uit de landelijke rijvereniging zijn doorgegroeid naar de absolute top. Evenzo zijn er paarden die vandaag op het allerhoogste niveau springen en destijds als jong paard nog hebben meegelopen binnen de landelijke rijvereniging of de competities van de Vlaamse Liga Paardensport (VLP).
We moeten daarbij twee zaken in ogenschouw nemen. Ten eerste, wanneer weiden worden gebruikt voor de paardenhouderij zijn dat gemakkelijk omkeerbare situaties. Een weide die wordt begraasd door een paard, kan achteraf vrij gemakkelijk opnieuw worden ingenomen door de beroepslandbouw. Ten tweede heb ik, komende vanuit een grote paardenregio, nog steeds de indruk dat het niet de beroepssector is die veel plaats nodig heeft, integendeel, maar dat er vaak angst is bij private eigenaars van landbouwgronden. Vaak worden de gronden van landbouwbedrijven die stoppen, verdeeld onder kinderen die geen landbouwer meer zijn. Zij zijn vaak terughoudend. Daarom is het goed dat er vandaag bepaalde initiatieven worden genomen rond de pachtwetgeving. Er is vanuit de private sector een bepaalde terughoudendheid om die gronden in pacht te geven. Ze hebben angst omdat ze als verpachter te weinig vertrouwd zijn met de Pachtwet. Het brengt ook te weinig op. Uiteindelijk wordt er dan beslist om die gronden in eigen bezit te houden en wordt ervoor gekozen een paardje te kopen – dat kost vandaag niet veel – om de grond te begrazen. Dat moeten we niet toeschrijven aan de paardensector.
Mijnheer Wouters, ik deel uw bekommernis rond verwaarlozing. We stellen jammer genoeg vast dat het de dag van vandaag meer en meer gebeurt. Er zijn paardenmensen en er zijn mensen met paarden. Vandaag is een paard vrij goedkoop. Dat kan de indruk geven dat men het vrij snel kan aanschaffen. Men heeft totaal geen zicht op de kosten die daarna komen. Die zijn namelijk een absoluut veelvoud van de aankoopprijs.
Een van de grote problemen vandaag is het sanitaire aspect. Dat heb ik ook al eens aangekaart bij minister Weyts. Ik weet niet of hij in dat verband al initiatieven heeft genomen. Ik moet hem daarover nog eens opnieuw bevragen. Het probleem is dat de fokker op de dag waarop een veulen geboren wordt, moet beslissen of het een sportpaard is en dus niet geschikt voor consumptie of dat het wel geschikt is voor consumptie. De heer De Croo heeft daarnet al passioneel verteld over de geboorte van een veulen. De fokker ziet het veulen geboren worden uit een merrie die waarschijnlijk al jarenlang bij hem op stal staat en van wier sportieve prestaties hij overtuigd is, uit de kruising met een hengst, die hij zorgvuldig heeft uitgekozen. Elke fokker ziet die nacht dé kampioen geboren worden. ’s Anderendaags moet hij dan noteren of dat veulen al dan niet geschikt is voor menselijke consumptie. Ik laat u raden welke keuze het meest wordt gemaakt. Na zeven jaren van hoop en investering blijkt dat veulen toch niet de kampioen te zijn die men hoopte. Meer nog, het blijkt een aantal gebreken te vertonen. Het paard komt dan op een bepaald moment verwaarloosd te staan.
Men heeft het mij ooit kwalijk genomen dat ik dat durfde te zeggen, maar ik vind het nog altijd veel humaner dat een paard dat nergens meer kan worden gebruikt, geslacht wordt dan dat dat dier ergens op een weide staat te verkommeren.
Voor alle duidelijkheid: ik vind het heel nobel dat er initiatieven worden genomen om verwaarloosde paarden op te vangen. Daarmee kun je echter niet álle paarden opvangen. Het is dweilen met de kraan open. Er moeten op dat vlak nog initiatieven worden genomen.
Minister, ik begrijp dat het niet altijd eenvoudig is om over alle gegevens te beschikken om dit te kunnen actualiseren.
Ik ga ervan uit dat PaardenPunt Vlaanderen in de toekomst een belangrijke rol kan spelen om sneller en accurater over die gegevens te kunnen beschikken. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.