Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, iedereen heeft de berichten gezien over de 100 verkrachtingen per dag in België. Dat zijn uiteraard niet de officieel aangegeven cijfers, maar ramingen. Volgens de Vrouwenraad is dit wel een realistisch cijfer. Het is een realistisch cijfer, maar wel hallucinant. We kunnen verschillende verklaringen zoeken en vergelijken met andere landen, maar het cijfer op zich staat als een paal boven water. Iedere verkrachting is er een te veel. Als 100 per dag een realistisch cijfer is, dan zijn er dat 100 te veel.
De cijfers over het aantal slachtoffers dat klacht indient, zijn laag. Slechts 10 procent zou een klacht indienen en slechts 3 procent bij intrafamiliaal geweld. Slechts een minderheid van de slachtoffers van seksueel geweld dient dus een klacht in, en een heel kleine minderheid van deze klachten leidt tot een veroordeling van de dader. Dat is anno 2016 niet aanvaardbaar.
De federale overheid heeft een plan van aanpak om seksueel geweld te bestrijden. Dat is op zich dringend en belangrijk. De werking van Justitie hierin mag zeker niet buiten schot blijven. Er is ook een rol voor Vlaanderen weggelegd. Als antwoord op eerdere vragen liet u weten dat u nog afwachtte op welke manier Vlaanderen een rol kan spelen in dat nationaal plan. De uitrol van de drie projecten rond multidisciplinaire centra was op dat moment nog onvoldoende duidelijk. Intussen laat staatssecretaris Sleurs weten dat ze klaar is voor de uitrol. Dat betekent wellicht ook dat de rol van de Vlaamse overheid uitgeklaard is. Ook op Vlaams niveau liggen immers sleutels om de strijd aan te binden met seksueel geweld. Niet enkel via de broodnodige multidisciplinaire centra, maar ook bijvoorbeeld door grensoverschrijdend gedrag in scholen, sportclubs enzovoort op te sporen.
Een ander concreet voorbeeld is de manier waarop mensen bij 1217 onthaald worden. Als antwoord op een eerdere vraag liet u weten dat de handelingskaders voor oproepen van slachtoffers van seksueel geweld geëvalueerd zouden worden. Een jaar geleden werd gezegd dat er eventueel foute informatie werd doorgegeven aan slachtoffers van seksueel geweld over hoe en wanneer ze een juiste aangifte kunnen doen. Dat is heel belangrijke informatie. Ik werp geen steen naar de medewerkers van 1217. Ze leveren in moeilijke omstandigheden goed werk, maar het is van belang dat er juiste handelingskaders zijn.
Minister, op welke manier zal de Vlaamse overheid de schouders zetten onder het actieplan Seksueel Geweld? Welke maatregelen plannen u en de andere regeringsleden naast dit nationaal actieplan? Zijn er aanpassingen gebeurd aan het handelingskader 1217? Welke informatie over aangifte en sporenonderzoek worden standaard meegegeven aan slachtoffers van seksueel geweld? Welke informatie wordt gegeven over posttraumatische symptomen? Hoe wordt er doorverwezen naar gespecialiseerde hulp?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, uiteraard moeten de verschillende overheden samenwerken in een efficiënte aanpak van seksueel geweld. Het kader daarvoor wordt uitgezet in het Nationaal Actieplan ter bestrijding van alle vormen van gender gerelateerd geweld (NAP) 2015-2019.
In november 2015 hebben we het NAP meegedeeld aan de Vlaamse Regering. Het NAP is gericht op de strijd tegen partnergeweld, vrouwelijke genitale verminkingen, gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld, seksueel geweld en prostitutie. Het bevat een reeks van maatregelen en aanbevelingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap verantwoordelijk is. De hoofdmoot van deze maatregelen en aanbevelingen heeft betrekking op het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, maar andere vragen ook de betrokkenheid van onder meer de beleidsdomeinen Onderwijs, Gelijke Kansen, Cultuur, Jeugd en Sport.
Om de uitvoering daarvan administratief te stroomlijnen, besliste het Voorzitterscollege van de Vlaamse overheid op 9 juli 2015 een coördinator aan te duiden die fungeert als verbindingsfiguur tussen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat de globale coördinatie voor het NAP opneemt, en de Vlaamse administratieve diensten. Het instituut verzorgt ook de opmaak van een voortgangsrapport voor het stuurcomité, een interkabinettenwerkgroep waarin de betrokken ministers van de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten vertegenwoordigd zijn.
Het NAP bevat tal van maatregelen die ruimer zijn dan seksueel geweld. Ingaand op uw vraag die gericht refereert aan seksueel geweld, wijzen we erop dat in het NAP een aantal engagementen opgenomen zijn om de haalbaarheid en implementatie van het concept van seksuele referentiecentra vorm te geven.
Het betreft een aantal acties. Ten eerste, het uitvoeren van een globale haalbaarheidsstudie door het International Center for Reproductive Health van de Universiteit Gent voor de opstart van ‘sexual assault referral centres’ in België, een studie die loopt van 1 september 2015 tot en met 31 augustus 2016 en de opvolging van deze studie via een stuurgroep, onder voorzitterschap van het kabinet van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen. Ten tweede, het voorbereiden van de opstart van pilootprojecten op basis van overleg tussen de staatssecretaris voor Gelijke Kansen met de bevoegde overheden, uitgaande van de resultaten van de haalbaarheidsstudie van september 2016 tot maart 2017. Ten derde, de opstart van een pilootproject in drie ziekenhuizen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië waar specifiek opgeleid personeel inzake seksueel geweld 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 ter beschikking staat. Er wordt voorzien in een looptijd van 1 jaar. Ten vierde, een veralgemeende implementatie van seksuele referentiecentra in België en dit tegen het einde van deze legislatuur.
Rekening houdend met het net beschreven stappenplan zal pas in september 2016 duidelijk worden of er een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap nodig is voor de opstart van het pilootproject. Het kabinet van staatssecretaris voor Gelijke Kansen zal de gemeenschappen in het najaar 2016 in dit verband uitnodigen voor overleg. Uiteraard zullen wij daaraan participeren.
In deze commissie hebben we eerder al uitleg gegeven over het uitrollen van de niet-anonieme casusgerichte samenwerking inzake intrafamiliaal geweld, waarvan de Family Justice Centers een vorm zijn. Hierbij willen we alle dienstverlening die op een gezin betrokken is rond de tafel brengen voor multidisciplinair overleg en zo werken aan een gericht aanbod van hulp- en dienstverlening dat stoelt op een netwerkaanpak met duidelijke verantwoordelijkheden en een goede intersectorale zichtbaarheid van de professionals. Momenteel wordt een soort bouwkit samengesteld met de onderdelen die in de opbouw van zo’n Family Justice Center aanwezig moeten zijn. Dat moet toelaten om de operationele uitrol van deze casusgerichte samenwerking in nauw overleg met lokale besturen en provinciale actoren verder te realiseren gedurende de volgende maanden. Het moet onze betrachting zijn om de good practices, zoals Antwerpen en Limburg, te consolideren en deze praktijk ook in andere regio’s te ontplooien doorheen 2017. Deze niet-anonieme casusgerichte samenwerking zal zich richten tot alle vormen van intrafamiliaal geweld, inclusief seksueel geweld. We zullen de federale overheid bij de uitrol betrekken zodat de afstemming met de referentiecentra verzekerd is.
In het licht van de Vlaamse bevoegdheden achten we het essentieel om de implementatie van seksuele referentiecentra breder te kaderen in het optimaliseren van de slachtofferzorg. Het ontwikkelen van een gericht beleid om geweld, misbruik en kindermishandeling beter aan te pakken, is een van de centrale doelstellingen in de beleidsnota. Onderzoeken hoe een toegevoegde waarde kan worden gecreëerd in het samenspel tussen slachtofferonthaal, slachtofferbejegening en slachtofferhulp vormt daarbij een van de centrale aandachtspunten. Het samenwerkingsakkoord slachtofferzorg zal in deze zin worden geëvalueerd met het oog op een meer integraal, coherent en gediversifieerd Vlaams aanbod voor slachtoffers van misdrijven en dus ook voor slachtoffers van seksueel geweld.
Onderzoeken welke modellen van samenwerking daarvoor de meest efficiënte bijdrage leveren, vormt in deze context een belangrijk aandachtspunt. Het model van multidisciplinaire samenwerking onder één dak maakt daarbij opgang. We vinden het bijvoorbeeld ook terug in het concept ‘Family Justice Center’. Ook daar plant men alle nodige zorg op één locatie: politionele, medische, psychosociale en juridische hulp. We zullen kijken hoe we dit in Vlaanderen kunnen uitrollen. Dat zal in alle provincies met een wat andere snelheid gaan omwille van de pilootprojecten waardoor sommige provincies al wat verder staan.
Het is belangrijk om ook andere modellen van samenwerking dan ‘letterlijk onder één dak te brengen van verschillende diensten’ in het vizier te houden. Alert en passend reageren op de grote diversiteit aan situaties veronderstelt ook diversiteit in het aanbod, en dit geldt in het bijzonder ook voor seksueel geweld. De ervaring in Antwerpen en de voorbereiding van een Family Justice Center in Limburg leren ons dat casusgerichte samenwerking tussen de welzijnspartners justitie en politie soms geen evidentie is en een duidelijk juridisch kader vraagt. Ook daarover wordt nu overlegd met de mensen van justitie, het federale kabinet van Gelijke Kansen en Binnenlandse Zaken.
Specifiek wat de bescherming van de integriteit van minderjarigen betreft, verwijs ik graag naar het Vlaamse actieplan ter bevordering en bescherming van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van minderjarigen in de jeugdhulp en kinderopvang, het onderwijs en de jeugd- en sportsector. Daaromtrent hebben we ook samen aan de regering met de bevoegde collega’s een mededeling gedaan. We hebben ons geëngageerd om werk te maken van preventie als het gaat over geweld op kinderen. Vanuit een breed engagement hebben we ons geëngageerd voor kwaliteitsbevordering, sensibilisering, preventie en ook voor een aangepast reactiebeleid rond geweld op kinderen. De focus ligt daarbij zowel op het geweld dat wordt gepleegd door volwassenen als op het grensoverschrijdend gedrag en geweld tussen kinderen en jongeren. Die focus is onder meer ingegeven uit de vaststelling dat kinderen en jongeren vaker het slachtoffer zijn van grensoverschrijdend seksueel gedrag door leeftijdsgenoten dan door volwassenen.
Het plan heeft vier pijlers: kennisverruiming en -deling, algemeen ondersteunende en sensibiliserende acties voor de brede bevolking, het adequaat en gepast omgaan met de integriteit van jongeren met grensoverschrijdend gedrag en misbruik van kinderen en jongeren in de betrokken sectoren van onderwijs en welzijn en sport, en het aanbieden van gepaste ondersteuning en hulp aan minderjarige slachtoffers.
De laatste jaren duiken nieuwe fenomenen op van grensoverschrijdend seksueel gedrag en misbruik via internet zoals grooming, sexting en sextortion. Ook in het onderwijs wordt hierop ingezet en worden er acties rond georganiseerd. Het Vlaams Netwerk ‘Kies Kleur tegen Pesten’ heeft berekend dat jaarlijks meer dan 30.000 jongeren op een of andere manier gepest worden. Onderzoek wijst bovendien op de samenhang tussen pestsituaties en andere problemen. Vandaar dat dat thema ook mee in beeld komt. Deze vaststellingen nopen tot een verruimde beleidsaandacht, waarbij niet alleen gefocust wordt op de bevordering en bescherming van de seksuele integriteit maar ook op de fysieke en psychische integriteit van kinderen en jongeren.
We werken aan dat plan in een beleidsdomeinoverschrijdende werkgroep. In 2016 wordt gefocust op de uitbouw van een kenniscentrum waarvan de call is afgesloten. De intekening loopt binnenkort af, en op basis van de ingezonden voorstellen zal worden toegewezen.
Sensoa, de partnerorganisatie van Zorg en Gezondheid, werkt rond de preventieve aanpak van seksuele gezondheid. Binnen deze structurele ondersteuning heeft Sensoa bijvoorbeeld in het najaar van 2015 met andere externe partners een website gelanceerd voor anderstaligen. Deze website geeft informatie in dertien talen en is toegankelijk voor personen die analfabeet zijn, door het voorlezen van de informatie. De website geeft uitgebreid informatie over de rechten van slachtoffers van verschillende vormen van gendergerelateerd geweld. Het Agentschap Inburgering en Integratie werd betrokken bij dit project vanwege hun expertise.
Ten slotte verwijs ik nog naar het structureel overleg slachtoffers seksueel misbruik. Op hun vraag startte het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) dit overleg drie jaar geleden met het oog op het behartigen van de vragen en knelpunten van slachtoffers van seksueel misbruik. Dit resulteerde onder meer in het ondersteunen van lotgenotengroepen seksueel misbruik in de provincies Oost- en West-Vlaanderen als aanvulling op een daar aangevoelde leemte in het aanbod. Dit jaar wordt samen met een regisseur gewerkt aan een documentaire waarin een slachtoffer van seksueel misbruik haar verhaal vertelt. De film, die eind mei klaar is, wordt aangevuld met een duiding door twee professionals. De verspreiding van dit sensibiliseringsmateriaal wordt voorbereid.
Zijn er aanpassingen gebeurd aan het handelingskader 1217? Welke informatie over aangifte en sporenonderzoek worden standaard meegegeven aan slachtoffers van seksueel geweld? Welke informatie over posttraumatische symptomen? Hoe wordt er doorverwezen naar gespecialiseerde hulp?
Allereerst zult u mij toestaan, beste collega, dat u doelt op 1712 en niet 1217 wanneer u het hebt over de hulplijn. We hebben recent 1712 kindvriendelijker gemaakt door twee zeer geslaagde subwebsites voor min- en plus-13-jarigen.
Concreet ingaand op uw vragen, kunnen we melden dat het handelingskader voor oproepen van slachtoffers van seksueel geweld grondig werd nagekeken op volledigheid en correctheid met specifieke aandacht voor het sporenonderzoek en de aangifte. Een update van deze informatie werd recent bezorgd aan alle 1712-medewerkers. De werkgroep praktijkondersteuning 1712 kreeg hierover ook mondeling toelichting. Op die manier is iedere hulpverlener die de telefoon opneemt, gewapend om, op maat van de vraag, correct te informeren, te adviseren en, desgevallend, door te verwijzen.
We willen in dit verband herhalen – we benadrukten dat eerder al in deze commissie – dat er geen gestandaardiseerd antwoord is voor elke beller die slachtoffer is van seksueel geweld. De beller wordt steeds correct geïnformeerd over het wettelijke kader. Maar daarnaast zijn de antwoorden en adviezen afhankelijk van wat het slachtoffer vertelt en welke vragen hij of zij heeft. 1712 reageert dus, zoals het hoort, gedifferentieerd en op maat van de beller.
Als de beller in zijn verhaal symptomen meldt die gelden als duidelijk posttraumatisch, dan wordt daar gepast op ingespeeld en wordt dat geduid tegenover de beller. Er wordt gewezen op therapeutische mogelijkheden en, vanuit een bredere invalshoek, wordt bijvoorbeeld, proactief, ook geschetst welke symptomen zich later nog kunnen voordoen. Uiteraard wordt doorverwezen naar gespecialiseerde hulp als dat aangewezen is.
Maar ook hier geldt dat één standaardantwoord niet bestaat. Afhankelijk van de context van het seksueel geweld, van het moment waarop het seksueel geweld plaatsvond, de persoonlijke context van de beller, verwijzen de 1712-medewerkers door naar slachtofferonthaal bij een centrum algemeen welzijnswerk (CAW), of naar meer gespecialiseerde hulp bij een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (cgg), of naar privétherapie.
De 1712-medewerkers zijn opgeleid om een correct en kwaliteitsvol antwoord te geven, waarbij de accenten kunnen verschillen, maar waarbij de inhoud altijd afgestemd is op maat van de beller.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord.
Het is inderdaad zo dat 1712-medewerkers geen standaardantwoord kunnen geven, maar er zijn wel een aantal elementen die je aan iedereen moet meegeven, zeker wanneer het gaat over een correcte uitvoering van het sporenonderzoek waar er tijdsdruk is en een aangifte nodig is. De aangiftecijfers liggen in ons land zeer laag, dus is het belangrijk om die informatie door te geven. Ik hoop inderdaad dat slachtoffers van seksueel geweld niet op een standaardboodschapje worden onthaald en dat de doorverwijzing contextgericht is.
Ik ben blij dat het handelingskader goed is onderzocht en geüpdatet waar nodig zodat iedereen de juiste informatie heeft.
U hebt een overzicht gegeven van een aantal zaken die gebeuren, al dan niet nog in studiefase of in pilootprojectfase. We hebben al gemerkt dat sommige studies en pilootprojecten enig vertragingseffect kunnen hebben. Ik kan u alleen maar oproepen om ervoor te zorgen dat er ook na zo’n studie stappen worden gezet om structurele antwoorden te bieden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd. We moeten zeker investeren in de zorg voor wie verkracht is. Minister, u zei dat Sensoa bezig is met preventieve maatregelen. Worden er nog andere preventieve maatregelen genomen om mensen ervan bewust te maken dat verkrachting toch wel een misdaad is die onaanvaardbaar is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ja, ik heb het u al gezegd: er zal ook nog een film in het circuit gaan. Dat is natuurlijk vanuit het perspectief van de slachtoffers, maar ik neem aan dat die film ook wel breder een aantal mensen alert en sensibel zal maken om signalen te herkennen. 1712 heeft ook op het vlak van laagdrempeligheid een aantal initiatieven genomen. Ik denk dus dat binnen onze scope alle thema’s die in het NAP zijn opgenomen en waarvoor de Vlaamse Gemeenschap kan worden aangesproken, en meer in het bijzonder het WVG-beleidsdomein, op dit moment worden opgenomen.
Wat uw vraag betreft naar algemene campagnes om in te zetten op het feit dat dit onaanvaardbaar geweld is, hebben we met 1712 al een aantal campagnes gedaan. We hebben de mensen ook gesensibiliseerd om contact op te nemen met 1712. We proberen dat elk jaar met een specifieke invalshoek te doen. Ik heb op dit moment geen andere parate kennis over het feit dat we de strafbaarheid van dat misdrijf zouden beklemtonen in een campagne.
De vraag om uitleg is afgehandeld.