Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Recent berichtten de media over een nieuwe app, genaamd Spott, waarbij je telefoon herkent wat er op tv te zien is en je meteen doorverwijst naar een onlinewinkel waar je à la minute bijvoorbeeld de hele outfit van je favoriete acteur of actrice kunt aankopen. De app werd ontwikkeld door een Aalsterse startup en het zou gaan om een wereldprimeur.
– Caroline Bastiaens treedt als voorzitter op.
De app komt voort uit een samenwerking van Appiness, Medialaan, reclamebureau BBDO en iMinds, en wordt gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Wat meer is, is dat naast Medialaan ook de VRT en Proximus betrokken zijn bij de testperiode. Volgens de openbare omroep is de app interessant omdat het om een opstartend bedrijf gaat en omdat het ook een taak is van de openbare omroep om dit soort innovaties mee mogelijk te maken.
Dit nieuwe initiatief en de betrokkenheid van de openbare omroep roepen toch een aantal vragen op. Het is uiteraard goed dat er ingezet wordt op het ontwikkelen en introduceren van innovatieve concepten, we zijn daar allemaal voor, en dat dit ook geschiedt in samenwerking met de commerciële omroep en de openbare omroep.
Het is ook goed dat omroepen in het algemeen nadenken over hoe ze hun inkomsten kunnen differentiëren, maar we weten natuurlijk ook dat onder andere in de beheersovereenkomst een aantal krijtlijnen zijn uitgetekend voor en een aantal grenzen zijn gesteld aan wat een openbare omroep wel of niet kan doen. We moeten hier even over van gedachten wisselen, minister.
We hebben de indruk dat de openbare omroep door zijn betrokkenheid bij de testfase van deze innovatieve app, die grens waar ik het over had, een beetje opzoekt. We weten dat de openbare omroep op televisie geen reclame kan en mag brengen. De openbare omroep mag op zijn televisienetten wel plaats inruimen voor sponsoring en productplaatsing of product placement. Maar eigenlijk gaat die app waar het hier over gaat wel een stuk verder. Reclame en productplaatsing brengen producten onder de aandacht van de kijker of de luisteraar, maar die app creëert een rechtstreekse verbinding met een aankoopmogelijkheid van producten die op de televisie wordt getoond. Het is eigenlijk een ingrijpender instrument, het gaat zelfs verder dan gewone reclame. Men kan immers meteen de producten kopen.
Minister, wat is uw reactie op dit nieuwe initiatief? Hebt u een zicht op wat er concreet verandert voor de televisiekijker? Men kan zeggen dat als de kijker die app niet gebruikt, er geen vuiltje aan de lucht is. Het ligt dus in handen van de kijker zelf, hij kan het ook vermijden.
Bent u van oordeel dat dergelijke initiatieven passen binnen het huidige regelgevende kader, meer specifiek het Mediadecreet en de beheersovereenkomst met de VRT? Zo ja, onder welke decretale benaming valt dit initiatief dan? Gaat het hier over productplaatsing, telewinkelen of moeten we het gewoon reclame noemen?
Bent u van oordeel, gelet op de ontwikkeling van nieuwe reclamemogelijkheden en innovatieve toepassing, dat hiervoor aanpassingen nodig zijn bijvoorbeeld aan het Mediadecreet, om die grenzen voor de openbare omroep duidelijker af te bakenen?
Minister, in een antwoord op een eerdere schriftelijke vraag gaf u aan dat u in de loop van 2016 een overzicht zou opmaken van de reclamemogelijkheden die technisch en juridisch voorhanden zijn of ontwikkeld worden. Is dat overzicht er intussen? Kunnen we dat eventueel bekijken? Staat een initiatief als Spott op die lijst? Zag u dat aankomen? Is daar rekening mee gehouden?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, in het algemeen juich ik dergelijke innovatieve ontwikkelingen toe, zeker wanneer ze, zoals de ontwikkeling van de Spott-app, tot stand komen door samenwerking van verschillende belangrijke spelers in het mediaveld.
De app herkent op basis van geluid naar welk programma er wordt gekeken. Dat kan zowel bij live als uitgesteld kijken. Op smartphone of tablet – en niet op het televisiescherm – wordt dan aangeduid welke producten er gekocht kunnen worden. De app-gebruiker krijgt het merk en de prijs te zien en wordt vervolgens doorverwezen naar de webwinkel waar het product meteen gekocht kan worden.
Voor de tv-kijker die de app niet heeft geïnstalleerd of die hem wel heeft geïnstalleerd maar er geen gebruik van maakt, verandert er natuurlijk niets. Een tv-kijker kan pas zien welke producten hij kan kopen en, indien hij dat zou willen, daadwerkelijk overgaan tot de aankoop ervan, wanneer hij de Spott-app heeft geïnstalleerd op zijn smartphone of tablet en indien hij ook gebruikmaakt van deze app. En ook dan wijzigt er aan het programma zelf niets.
De medewerking aan het uittesten van de Spott-app past binnen de bepalingen van de beheersovereenkomst. Inzetten op innovatie en samenwerking met starters en ondernemingen staat in de doelstellingen. De VRT kan haar toestemming verlenen aan dergelijke app-ontwikkelaars om beelden van haar programma’s te gebruiken. De verkoop van programmamateriaal wordt overigens uitdrukkelijk toegelaten in het kader van merchandising en nevenactiviteiten.
Over de toepassing van het Mediadecreet op deze app en op de televisieprogramma’s waarin de betrokken producten te zien zijn, zal uiteindelijk de Vlaamse Regulator voor de Media oordelen. Als minister van Media kan ik daarop in principe niet vooruitlopen. Toch zal ik proberen wat dieper op uw vraag te antwoorden, mijnheer Vandaele.
Op de producten die in beeld worden gebracht, kunnen de algemene bepalingen inzake commerciële communicatie – dat wil zeggen de artikelen 47 tot en met 77 van het Mediadecreet – en ook de specifieke bepalingen inzake productplaatsing – de artikelen 98 tot en met 101 van het Mediadecreet – van toepassing zijn. Het lijkt in casu niet zozeer te gaan om een nieuwe vorm van audiovisuele commerciële communicatie, maar veeleer om een nieuwe manier om bepaalde producten aan te kopen. Ik verwijs naar de definitie van commerciële communicatie in artikel 2, punt 5, van het Mediadecreet. Wie geen gebruik maakt van de app zal op de televisie geen beeld of klank waarnemen die bedoeld is om goederen of diensten te promoten. De app geeft informatie over bepaalde producten die in een programma in beeld worden gebracht en biedt ook de mogelijkheid om die producten aan te kopen via een webwinkel. Naar mijn mening en onder voorbehoud van interpretatie en toepassing door de VRM, gaat het dus om elektronische handel, die buiten het toepassingsgebied van de Vlaamse mediaregelgeving valt.
De app kan productplaatsing voor bestaande of nieuwe adverteerders wel interessanter maken, omdat ze via de app meer info over hun product of over de mogelijkheid tot aankopen kunnen geven. Dat kan leiden tot een verhoging van de waarde van de financiële productplaatsing. Maar de plafonds inzake commerciële communicatie van de VRT blijven onverkort gelden, zodat een mogelijke verhoging van de tarieven voor financiële productplaatsing bijgevolg in principe zullen leiden tot een vermindering van het aantal productplaatsingsdeals. Het zijn communicerende vaten.
Het gebruik van Spott zit, zoals u weet, momenteel nog in een testfase die beperkt is in de tijd. De VRT haalt er vandaag dus geen inkomsten uit. Het gaat de VRT om de inzichten die zo’n test oplevert.
Het is de taak van de VRM om de bepalingen van het Mediadecreet te interpreteren. Indien de bestaande regels inzake commerciële communicatie en productplaatsing worden geëerbiedigd, zie ik, vanuit mijn mediabevoegdheid, alvast op dit moment geen nood tot aanpassing.
Uw vijfde vraag sluit aan op een eerdere, schriftelijke vraag, mijnheer Vandaele. Het overzicht waar u naar verwijst, is er nog niet, maar de administratie is er al een tijdje mee bezig. Dat loopt voor een stuk samen met de herziening van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, de AVMD-richtlijn. Zoals ik mijn antwoord op de schriftelijke vraag aangaf, is het de bedoeling om op basis van de gewijzigde richtlijn het decretale kader waar nodig en wenselijk aan te passen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik ben nog niet helemaal overtuigd, minister. Ik zie toch een grijze zone waar we ons blijkbaar in bevinden. Als het productplaatsing is, dan weten we dat dat duidelijk moet worden aangegeven vóór en na het blok. Met de app gebeurt dat, denk ik, niet en kan dat waarschijnlijk ook niet.
Er staat inderdaad ook ergens dat er aan producten “geen ongegronde aandacht mag worden besteed, noch mogen die producten de kijkers aanzetten tot het kopen of huren van bepaalde goederen of diensten”. Dat gebeurt met de app natuurlijk wel, meer zelfs, met een eenvoudige klik kan de kijker het product bestellen. Ik spreek me niet uit voor of tegen de app. Hij is innovatief, en daar zijn we voorstander van, en het gaat om een samenwerking tussen de commerciële sector en de openbare omroep, en daar zijn we ook voorstander van. Alles moet echter binnen het kader blijven dat is uitgetekend. Gewone reclame voor producten mag niet op de televisie, maar met de app gaan we eigenlijk verder, want we brengen niet alleen reclame, we staan zelfs toe dat de kijker onmiddellijk kan aankopen. Ik ben er dus nog niet helemaal uit, minister, en toen ik uw antwoord hoorde, had ik de indruk u ook niet.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik bij het lezen van de artikels over de nieuwe app gelijkaardige vragen had. Bepaalde zaken weten we natuurlijk wel. Het oordeel of dit al dan niet valt binnen de definitie van product placement, dan wel onder een of andere vorm van commerciële communicatie, moet de VRM uitmaken. Daarnaast worden we met een zekere regelmaat geconfronteerd met nieuwe toepassingen, innovaties en initiatieven waarbij dergelijke vragen altijd opnieuw opduiken, zonder een waardeoordeel aan die zaken te verbinden. We kunnen natuurlijk spreken van ‘de grenzen opzoeken’, maar het ook beschrijven als ‘inzetten op digitalisering en innovatie’. Het gaat trouwens niet enkel over de openbare omroep, ook de privéomroepen zijn heel druk bezig met gelijkaardige initiatieven.
In het licht van de herziening van de Europese richtlijn Audiovisuele Mediadiensten zou het ook goed zijn ons hier te bezinnen over de richting die wij met ons Mediadecreet uit willen. Technologische innovaties zoeken misschien de bestaande grenzen van het decreet op en overschrijden ze soms zelfs, maar ze creëren vooral, zoals collega Vandaele aanhaalde, grijze zones. We moeten echter ook opletten dat onze wetgeving niet in de weg staat van innovaties die broodnodig zijn en de sector ademruimte geven. Als we in de toekomst overgaan tot een aanpassing van het Mediadecreet, moeten we daarover heel goed nadenken en moeten we duidelijke contouren en krijtlijnen trekken, zodat dergelijke discussies niet in het parlement moeten worden gevoerd. Tegelijkertijd moet de sector voldoende ruimte krijgen om volop te blijven innoveren.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Onlangs had ik een schriftelijke vraag die een beetje in hetzelfde kader zit, waarbij ik ook toch een beetje geschrokken ben van het antwoord. Mijn vraag ging over hoe het nu eigenlijk zit met alle producten die in programma’s voorkomen: het bier van Tournée Générale, het ’Slurfkesbier’ en dan was er plots ook het ‘voetbalijsje’ van FC De Kampioenen. U hebt nog eens duidelijk gezegd dat het Mediadecreet stelt dat merchandising en nevenactiviteiten kunnen als ze verband houden met de openbareomroepopdracht en als ze opgenomen zijn in een kader dat vooraf werd goedgekeurd door de raad van bestuur. Verder zegt u dat er heel veel wordt toegelaten: alle vormen van puur merchandising enzovoort. Het antwoord ging nogal in de richting dat er redelijk wat ‘vrijheid blijheid’ heerst. U hebt daar geen standpunt ingenomen.
Het is misschien goed om ook dit type van reclamevoering mee te nemen in het onderzoek waar de administratie momenteel mee bezig is. We moeten alles eens samenleggen. Het is nogal straf. Ik had ook gevraagd of er een plafond voor is. Neen, er is geen plafond voor. We zijn plafonds aan het opleggen aan de VRT voor gewone reclamevoering enzovoort, maar hier mag dan blijkbaar alles. Dat moet natuurlijk niet de spuigaten uitlopen. De vraag is om ook daar een kader mee te creëren in de mate dat dat mogelijk is, want er is veel vrijheid gelaten aan de raad van bestuur van de VRT. Toch moeten al die vormen van commerciële invloed op VRT-programma’s eens samen worden bekeken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ook ik schrok behoorlijk toen ik het nieuws kreeg over die app. Uiteraard moeten we innovatie altijd toejuichen. Er is in de beheersovereenkomst met de VRT duidelijk opgenomen dat de VRT die rol in innovatie en in marktversterking moet spelen. Alleen is natuurlijk in dezen de vraag wat de definitie van marktversterking is, belangrijk. Als marktversterking betekent dat de VRT moet meehelpen aan het aanzetten van mensen tot consumentisme, dan denk ik dat ze haar rol echt niet speelt.
Dit gezegd zijnde, zijn er een aantal vragen. Ik heb begrepen dat in juni, of over de zomer de hele app en de samenwerking van de VRT wordt geëvalueerd. Minister, ik zou u willen vragen of u alvast de volgende vragen en opmerkingen wil meenemen in die evaluatie, of dat de VRT dat althans doet.
Dit is een nieuwe vorm van commerciële communicatie. Het gaat verder dan productplacement, het gaat verder dan reclame, het is eigenlijk een vorm van directe verkoop. De VRM heeft als rol om de wetgeving na te leven, maar wij maken wel de wetgeving. Zal dit vergen dat de wetgeving moet worden aangepast? Dit is immers gewoon een nieuwe vorm van communicatie.
Mijn tweede vraag betreft de samenwerking, het businessmodel, de samenwerking met de bedrijven. Er wordt direct van de app naar bepaalde sites verwezen. Waarom zou dat bijvoorbeeld Zalando of een andere website zijn? Er is ook al opgemerkt dat je niet per se op de website terechtkomt waar het product het goedkoopste is. Wie verdient er dan uiteindelijk aan? De VRT verdient er dan uiteindelijk niet aan, maar als alles automatisch vanuit de VRT naar Zalando verwijst, vind ik dat ook wel problematisch. Daarom vraag ik klaarheid over de verdienmodellen.
Heel fundamenteel wil ik nog eens herhalen dat ik absoluut denk dat het niet tot het takenpakket van de VRT behoort om jonge mensen en mensen in het algemeen op een zodanig gemakkelijke manier aan te zetten tot kopen, tot consumentisme. Uiteindelijk heeft de VRT een democratische taak tot het vormen van burgers, en niet van consumenten.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik geef enkele bijkomende elementen. Er is vandaag geen sprake van een verdienmodel omdat we in een testfase zitten. Die vraag kan ik op dit ogenblik dus niet beantwoorden.
Marktversterking moet in het kader van de beheersovereenkomst wel duidelijk geïnterpreteerd worden als marktversterking ten opzichte van de andere audiovisuele spelers in het ecosysteem, niet ten aanzien van private bedrijven. Dus marktversterking komt hier op geen enkel moment aan bod.
We kennen allemaal de regels van het spel. Het is de VRM die toeziet op de naleving van het Mediadecreet en anderzijds op de naleving van de beheersovereenkomst en op de naleving van de beheersovereenkomst binnen het Mediadecreet. Zij hebben hierin dus het laatste woord.
Wat het meenemen van dit experiment of deze app betreft, zal dit zeker ter sprake komen in de herziening van de AVMD-richtlijn op Europees niveau en die zal natuurlijk ook zijn weerslag hebben. Daar zullen dan zeker nog enkele maanden over gaan voor mogelijke aanpassingen van de regelgeving in de toekomst. De huidige regelgeving moet door de VRM worden nagekeken. Het meenemen van dergelijke vraagstukken, door sommigen onder u niet onterecht de grijze zone genoemd, zal eerder in de AVMD-richtlijn worden bekeken. Dit is wel een testfase binnen de VRT-context, maar ook in andere lidstaten zijn er nieuwe ontwikkelingen, of het nu apps zijn of andere vormen van communicatie, die de grenzen van het systeem aftasten en waar we ons globaal moeten over uitspreken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Als ik uw antwoorden en de reacties van de commissieleden hoor, dan denk ik dat dit iets is dat we in ieder geval moeten blijven opvolgen vanuit het parlement. Het zou kunnen dat er decreetgevend werk voor nodig is om aan de ene kant innovatie mogelijk te maken en er aan de andere kant toch voor te zorgen dat onze openbare omroep niet al te zeer buiten de lijntjes kleurt. Dit lijkt me een boeiend dossier om te blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.