Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, Vlaanderen is erg verstedelijkt en heeft onder meer door de lintbebouwing een sterk versnipperd landschap. Simulaties in het kader van het Ruimtemodel Vlaanderen geven aan dat in Vlaanderen de versteende ruimte tussen 2005 en 2030 met 13 tot 17 procent zou toenemen. Dat gaat ten koste van de oppervlakte landbouwgronden, die in die simulatie met 12 procent zakt. In 2012 was 44 procent van Vlaanderen landbouwgrond. Dat is eigenlijk maar een lichte daling tegenover 1980 en 1995, toen we 46 procent en 45 procent landbouwgronden hadden.
Je zou dus kunnen denken, zeker als we naar het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kijken, dat er vandaag nog voldoende ruimte is voor de professionele landbouw. We hebben in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen eigenlijk nog een marge van 36.000 hectare. We zitten aan 786.000 hectare. Daar zou dus nog wat af kunnen.
Uit tal van studies blijkt echter dat deze 786.000 hectare slechts ten dele in gebruik is door de professionele landbouw. In totaal is circa 685.000 hectare in gebruik door landbouw, waarvan er trouwens 11 procent gelegen is buiten agrarisch gebied. Uit de studie van 2013 van de Universiteit Leuven en Antea naar de drukfactoren in agrarische gebieden, in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, blijkt dat de afname van het effectieve landbouwareaal groter is dan de oppervlakte die planologisch wordt omgezet. In de periode 2000-2010 is meer dan 43.000 hectare verdwenen uit de landbouwperceelsregistratie, terwijl in de periode 1994-2012 slechts 19.600 hectare landbouwzone is omgezet in andere bestemmingen.
Dat betekent dat andere ontwikkelingen in belangrijke mate verantwoordelijk zijn voor de afname van het landbouwareaal. Dat stemt toch tot nadenken. We kennen de oorzaken: de vertuining, de verpaarding en bepaalde niet-agrarische economische activiteiten.
Deze transformaties oefenen een veel grotere druk uit op de beschikbare ruimte voor beroepslandbouw dan de herbestemmingen naar natuur waar vaak met de vinger naar wordt verwezen als de grote concurrent van de landbouw wat ruimtegebruik betreft. Ik denk dat de cijfers aangeven dat er eigenlijk andere bedreigingen zijn die groter zijn, namelijk verpaarding, vertuining en bepaalde economische activiteiten in agrarisch gebied. Deze transformaties zorgen ook voor een stijging van de grondprijzen. Het regeerakkoord spreekt van voldoende ruimte voor de beroepslandbouw.
Volgens een studie waren er in Vlaanderen in 2009 zo’n 140.000 paarden voor 69.300 hectare weiland. Als we eigenlijk naar weilanden kijken, is een derde van die weilanden ingenomen door de paardenhouderij en niet door de ‘echte professionele landbouw’. Dat aantal stijgt nog flink. Er is een verdubbeling van het aantal paarden tegenover de periode 1990-2005. Ook is er een gigantische toename van de vertuining.
Minister, op welke manier kunt u de taakstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen verder verwezenlijken en dus zorgen voor voldoende ruimte voor de professionele landbouw én extra ruimte voor natuur en bos, zeker nu we weten dat de bedreigingen uit een andere hoek komen dan waar ze vaak worden gesitueerd? Het regeerakkoord en het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen spreken van verweving in een multifunctionele open ruimte. Hoe rijmt u beide op het eerst gezicht tegenstrijdige ruimtelijke principes met elkaar? Bent u van mening dat de regelgeving moet worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de landbouwoppervlakte die er is en die er moet blijven, vooral beschikbaar is voor de beroepslandbouw, zodat transformaties van vertuining, verpaarding en nieuwe zonevreemde economie op het platteland kunnen worden tegengegaan? Hoe zult u dat concreet doen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, u kent het regeerakkoord zeer goed. In dat akkoord staat uitdrukkelijk dat de invulling van de ruimtebalans, ook met de sectorale doelstellingen die we kennen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, ook deze legislatuur onze ambitie blijft.
In uitvoering van dat Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is er overleg geweest tussen de Vlaamse overheid, de lokale besturen, middenveldorganisaties. Op die manier is een gerichte en geïntegreerde ruimtelijke visie op landbouw, natuur, bos en water opgemaakt voor de Vlaamse open ruimte. Deze ruimtelijke visies blijven natuurlijk belangrijke werkdocumenten waar ook iedereen verder gebiedsgericht, geïntegreerd aan werkt. Ze geeft onder meer ook aan welke de te vrijwaren landbouwgebieden zijn en waar er ruimte is voor natuurontwikkeling, bosuitbreiding en water.
De bestaande bestemmingen voor landbouw, natuur en bos in de plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen vormen het kader voor ontwikkelingen. Ze blijven ook onverminderd behouden tot op het ogenblik dat er andere planningsinitiatieven zijn. De programmering van deze processen en projecten gebeurt op initiatief van Ruimte Vlaanderen, en dat ook in overleg met alle overheidssectoren.
Een beleidsdomeinoverschrijdend meerjarenprogramma voor de open ruimte geeft aan in welke gebieden de Vlaamse overheid het initiatief neemt. Dat gebiedsgerichte meerjarenprogramma zorgt ook voor afstemming waar anderen dan het initiatief nemen. De programmering van de openruimteprojecten die de Vlaamse overheid initieert, zet in op een aantal strategische en prioritaire bovenlokale veranderingsopgaves voor de open ruimte zoals die ook in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen aangegeven zullen worden. Op die manier geven wij ook uitvoering aan de beslissing van de Vlaamse Regering over de bedreigde bossen en signaalgebieden.
Het gebiedsgericht meerjarenprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd en aangevuld met nieuwe acties. Op die manier blijft ook het planningsproces voor de AGNAS-gebieden (afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur) voortgezet.
De kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor landbouw, natuur en bos blijven behouden en ruimte voor voedselproductie, natuur en water blijft gegarandeerd. De focus evolueert van een louter op afbakening gerichte strategie naar een meer ontwikkelingsgerichte benadering. Ook moet de integratieagenda voor de open ruimte met sectoroverschrijdende thema’s – denken we aan biodiversiteit, klimaatbestendigheid, ruimte voor energie – meer synergieën op het terrein opleveren.
We leggen de laatste hand aan het ontwerpwitboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ik wil eerst het voorstel voorleggen aan de Vlaamse Regering. Hoe dan ook zal het zowel voor natuur als voor landbouw nodig zijn om robuuste ruimte te verzekeren om de voedselproductie veilig te stellen, maar ook robuuste natuur te realiseren, onder meer in het kader van Natura 2000. Het is niet zonder reden dat het regeerakkoord stelt dat multifunctioneel ruimtegebruik en het verwerven van functies daarbij essentieel zijn, zonder de hoofdbestemming in het gedrang te brengen. Anderzijds is de realisatie van een robuuste, veerkrachtige en multifunctionele open ruimte nodig om veranderingen op het vlak van klimaatomstandigheden te kunnen opvangen. Dat vraagt grotere en betere aaneengesloten openruimtegebieden. Rivieren, beken en valleien worden ook cruciaal. Een geïntegreerde en gebiedsgerichte aanpak zal daarvoor zorgen. Inrichtingsprojecten zorgen voor de concrete uitvoering.
Het klopt wat u zegt: verpaarding en vertuining leggen een bijkomende ruimtelijke druk op het landbouwgebied. Telkens wanneer een landbouwbedrijf stopt, creëert het een potentiële locatie voor nieuwe residentiële ontwikkelingen. De landbouwgronden rond deze nieuwe zonevreemde woningen worden vaak gekocht door de eigenaars en ingenomen als tuin of hobbyweide. Er is niets wat het omzetten van het gebruik van landbouwgrond naar tuin of hobbyweide in de weg staat. Daardoor is er beleidsmatig bijna geen controle op en is het ook moeilijk te sturen.
In het kader van de opmaak van het BRV willen wij een aantal initiatieven ontwikkelen om een duidelijker visie op deze transformaties in het agrarisch gebied te formuleren. Ook regelgeving kan eventueel een oplossing bieden, maar ook daarover zullen we eerst binnen de Vlaamse Regering van gedachten wisselen. Het is een terechte bezorgdheid, die ook op het terrein leeft.
Waar ik het niet mee eens ben, is met de toon van uw vraagstelling. U formuleert zaken nogal scherp, alsof de ene de andere de schuld zou geven. Ik ervaar dat niet zo op het terrein, maar dat laat ik aan de vraagsteller over.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, er is inderdaad niets dat het omzetten van landbouwgrond naar hobbyweide in de weg staat. Het is misschien een probleem dat we eens moeten onderzoeken in de regelgeving, los van de grote plannen zoals BRV en het vrijwaren van de open ruimte. U noemde al een aantal dingen: AGNAS en signaalgebieden enzovoort. De concrete problematiek van vertuining en verpaarding en van bepaalde zonevreemde economische activiteiten in agrarisch gebied doet zich sluipend en op grote schaal voor en neemt blijkbaar toe. Het is logisch want als er meer landbouwbedrijven stoppen, komt er meer extra ruimte voor dat soort dingen.
Ik geloof toch dat er specifieke maatregelen nodig zullen zijn. Ik ben niet altijd gerustgesteld wanneer ik sommige eindnota’s van werkgroepen rond BRV lees. Er wordt onder meer gepleit voor extra mogelijkheden voor herbestemming van leegstaande hoeves. Het is een heel delicate zaak. Als men nog soepeler wil zijn dan vandaag al het geval is, gaan we de situatie niet verbeteren maar slechter maken en de druk op landbouwgronden verhogen en de grondprijzen de hoogte injagen.
Minister, we moeten toch eens nadenken over een aantal concrete maatregelen die de landbouw als bedrijfs-, economische en beroepssector ten goede moeten komen.
De heer Caron heeft het woord.
Dit is een heel intelligente vraag van de heer Vandaele. Meestal krijg ik niet zoveel complimenten, maar ik ben goed opgevoed en dus zeg ik dit uitdrukkelijk. Hij raakt een belangrijk kernpunt aan.
Ik denk niet dat het de bedoeling is om te polariseren. We stellen echter vast dat bij het afleiden van landbouwgrond voor professioneel gebruik naar andere functies, niet de meest klassieke vijand in beeld komt, namelijk de drang van natuurorganisaties naar meer natuurgebied. Het meest bedreigende zijn de landbouwverwante functies die zeker niet aansluiten bij professionele landbouw. Die drukken ook nog eens heel erg op de prijs en jagen de prijs van landbouwgrond de hoogte in. Dit is zeer problematisch voor jonge starters.
Ik sluit me krachtig en zelfs krachtiger aan bij de heer Vandaele. In het BRV moeten er maatregelen komen om de vertuining en verpaarding van landbouwgrond onmogelijk te maken. We moeten daar een halt aan toeroepen. De mensen die een recreatieve functie aan die grond willen toewijzen, zijn meestal financieel krachtiger dan jonge starters of landbouwzonen en -dochters die een bedrijf willen starten maar niet de kapitaalkracht hebben om die grond te verwerven. Ook het element van sociaal beleid moet een rol spelen. De verschillen in de cijfers tussen de aangiftes wat voor landbouw wordt gebruikt en de ruimtelijke bepalingen, beginnen wel extreem groot te worden. 69.000 hectare is een immense oppervlakte.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik stel me toch wat vragen bij wat hier allemaal wordt gezegd. Moeten we de transformatie die we vaststellen, echt aan banden leggen? Ik ben daar niet zozeer voorstander van. We weten dat het aantal landbouwbedrijven afneemt en dat een aantal agrarische gebieden een herbestemming krijgen. Is dat noodzakelijk negatief? Ik vind dat niet altijd.
Er zijn heel wat functies die ook ergens gelokaliseerd moeten kunnen worden, bijvoorbeeld een hondenasiel. Dat kan niet midden in een centrum worden geplaatst. Er is een omzendbrief daarover. Het moet volgens mij kunnen dat een agrarisch gebied wordt omgezet in een plaats voor een hondenasiel. Paardenweides of vertuining zie ik niet echt als een probleem. De open ruimte blijft behouden. Hier doet men alsof wanneer agrarisch gebied niet meer wordt gebruikt door een landbouwbedrijf, het natuurgebied moet worden. Daar heb ik het moeilijk mee.
Er bestaan al heel wat regeltjes omtrent de transformatie. We moeten die niet nog meer aan banden leggen. Ik ben voorstander van hoevetoerisme, paardenweides, vertuining en dergelijke meer. De open ruimte wordt alleszins behouden en daar zijn we allemaal voorstander van.
De heer Tobback heeft het woord.
Redenen om open ruimte te beschermen zijn openbaar belang, toegankelijkheid, recreatie, natuurwaarde en het naleven van engagementen. Er is toch een discrepantie. Als landbouwgrond enerzijds zou worden omgezet naar of nog maar wordt geconfronteerd met nabuurschap van natuurgebied, kan het probleem nooit groot genoeg zijn omdat de landbouwgrond niet mag verdwijnen. Als anderzijds meer landbouwgrond verdwijnt omdat er een andere functie aan wordt gegeven, is dat een probleem. Ik neem aan dat het verschil wel eens zou kunnen liggen in de prijs die men bereid is ervoor te betalen.
Ik ben het eens met de noodzakelijkheid van toegankelijkheid van natuurgebieden. Wanneer iets een natuurgebied wordt, dan moet het ook in het algemeen belang toegankelijk blijven en mogelijk blijven om er gebruik van te maken door iedereen. Wanneer de landbouwgrond bij wijze van spreken wordt geprivatiseerd tot een paardenweide of dergelijke, dan zou dat geen probleem meer zijn. Daar ben ik het niet mee eens. Bij ruimtelijke ordening gaat de discussie over openbaar belang, en toegankelijkheid is een functie van openbaar belang. In een natuurgebied verwacht ik dat ik er als niet-eigenaar maar als burger van dit land en belastingbetaler, gebruik van kan maken. Van iemands paardenweide kan ik in principe geen gebruik maken, evenmin van iemands tuin. Dit hoeft ook niet zo te zijn, maar dit gaat over wie gebruik kan maken van de beperkte grondoppervlakte die we hebben.
Dit is enerzijds een probleem voor de minder kapitaalkrachtige landbouwer en anderzijds voor de minder kapitaalkrachtige overheid en natuurverenigingen. De enige die er wel bij vaart, is de kapitaalkrachtige gebruiker die er graag een paardenweide annex kweekcentrum van wil maken. Ik ben het er absoluut niet mee eens dat dit daarna niet meer voor iedereen toegankelijk is, behalve voor wie er royaal voor betaalt. Dat is een discussie van algemeen belang die moet worden gevoerd.
Je kunt niet enerzijds elke morzel landbouwgrond verdedigen tegen de ene functie en anderzijds je schouders ophalen wanneer dezelfde morzel landbouwgrond verdwijnt voor een andere functie zonder dat daar enige discussie over is. Het is het een of het ander. Om het in landbouwtermen te zeggen: het zijn eieren of jong.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Er zijn heel veel reacties gegeven vanuit verschillende invalshoeken. Ik wil proberen er een positief element in te zoeken. Er is een duidelijke uitspraak dat wat bestemd is als landbouwgrond, effectief beschikbaar moet zijn voor landbouw. Daar moeten we te allen tijde aan werken.
Ik wil de suggestie doen om na te gaan op welke manier we de landbouwers kunnen bevoordelen in het functioneel gebruiken van landbouwgrond. Hoe kunnen we die grond sneller ten voordele van landbouwers beschikbaar stellen? Misschien kan dit op een manier waarbij een aantal andere verweven functies kunnen worden toegelaten. De grond moet maximaal beschikbaar worden gemaakt voor de landbouwers. We hebben een ruimtelijke ordening waarin alles een bestemming heeft. Het zone-eigen moet op de eerste plaats een plaats krijgen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dit interessante debat toont aan dat er nog heel wat uitdagingen op ons liggen te wachten. We willen daar ook een antwoord op formuleren. Agrarisch gebied is er in de eerste plaats voor de beroepslandbouw. Niemand twijfelt daaraan en ik hoor hier ook grote consensus over. Er is in het verleden ook al geprobeerd om daar een antwoord op te formuleren. Voormalig minister Van Mechelen heeft daar destijds een omzendbrief voor geschreven. We zien dat die bijna niet wordt gehanteerd. Het is ook niet afdwingbaar. Het is dus niet zo evident om daarmee om te gaan. We zullen een aantal instrumenten moeten ontwikkelen om die grond te kunnen vrijwaren.
Naast ruimtelijke ordening zijn er nog andere elementen, zoals de pachtwetgeving waar we nu ook voor bevoegd zijn. In het najaar zullen we voorstellen formuleren om die om te vormen. Dat zal een flankerend instrument zijn om het agrarisch gebied nog beter en meer te vrijwaren voor beroepslandbouw.
Mijnheer Vandaele, het klopt dat uit de gebiedsgerichte benadering bij het BRV twee provincies suggesties hebben gedaan over de herbestemming van gebouwen in agrarisch gebied.
Het ging niet over de gronden daarrond maar over de gebouwen. Die vraag kwam uit Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen, meer bepaald het Meetjesland. We zullen daar een aantal proefprojecten doen om na te gaan hoe er een juist kader kan worden gecreëerd. Het is immers niet de bedoeling dat op het platteland van alles en nog wat kan, maar we moeten het natuurlijk ook leefbaar houden. Wanneer we het platteland leefbaar willen houden maar er jaar na jaar minder landbouwers zijn, zullen we moeten nagaan hoe we sommige plattelandsdorpen leefbaar kunnen houden. Er moet bewoning, tewerkstelling en bedrijvigheid in die streek mogelijk zijn zonder afbreuk te doen aan de hoofdbestemming van agrarisch gebied. Dat is de uitdaging waar we voor staan. We willen dat in de praktijk uitproberen via een proefproject. Vaak zien we heel mooie projecten zoals zorgboerderijen, die een volledige omschakeling doen en daarbij botsen op een aantal regels van ruimtelijke ordening, waardoor het niet mogelijk is om daar bijvoorbeeld een gezinswoning van te maken. Het zijn die drempels die we in kaart willen brengen. Ik ben het volledig met u eens dat dit geen vrijgeleide mag zijn om op het platteland opnieuw van alles mogelijk te maken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het gebeurt niet vaak en ik wil er absoluut geen gewoonte van maken, maar het uitgangspunt van mijn vraag is inderdaad hetzelfde als dat van uw vraag, mevrouw Rombouts. Het uitgangspunt moet inderdaad zijn dat die ruimte wordt voorbehouden voor landbouw. Voor de rest moeten we zuinig zijn met uitzonderingen en achterpoortjes. Zo niet, zal de discussie nooit stoppen. Het zou dan ook geen goede zaak zijn om dit op zijn beloop te laten.
In Frankrijk is er een voorkooprecht, stel u voor dat we dat met de VLM zouden doen. Safer heeft in Frankrijk een voorkooprecht op alle landbouwgronden met als bedoeling om die als semioverheid in de landbouw te houden. Ik kan me niet voorstellen dat dit hier zou gebeuren.
Minister, u zegt dat ik polariseer omdat ik zeg dat vertuining, verpaarding en economische activiteiten op het platteland eigenlijk een grotere bedreiging vormen voor de landbouw dan natuur. Als u een voorbeeld wilt van polarisering, dan vind ik er eentje in Voor Boer en Tuinder van 15 januari, waar de kersverse voorzitter, Sonja De Becker zegt: “Vanuit de milieu- en natuurbeweging loopt er een georkestreerde campagne om vergunningen tegen te houden.” Dat is hier toen aan de orde geweest, de heer Vanderjeugd heeft dat als uitgangspunt genomen. Qua polarisering kan dat tellen en staat dat op een hoger schavotje dan wat ik in mijn vraag heb gezegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.