Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, het dossier Opgrimbie werd half april in de media opgevoerd en kwam toen in een stroomversnelling terecht. Het voorontwerp van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) zou begin mei in een plenaire vergadering met alle betrokken administraties worden besproken. Ik weet niet of dat intussen al gebeurd is. Misschien kunt u mij daar zo meteen een antwoord op geven.
Na de goedkeuring van het plan-MER (milieueffectenrapport) in 2015 was dat een logisch te verwachten volgende stap. De gehanteerde verantwoording van de locatiekeuze om te kunnen afwijken van het richtinggevende gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen roept echter meer vragen op. Het decreet Ruimtelijke Ordening bepaalt dat van het richtinggevende gedeelte van een ruimtelijk structuurplan kan worden afgeweken, onder meer om dringende maatschappelijke redenen, zoals onvoorziene ruimtelijke behoeften van verschillende maatschappelijke activiteiten, of om dringende sociale, economische of budgettaire redenen.
Volgens het voorontwerp van het GRUP wordt door het waarborgen van bestaanszekerheid en bijgevolg rechtszekerheid voor het monasterium en de koninklijke villa tegemoetgekomen aan een sociale en maatschappelijke behoefte, namelijk de huisvesting van een moniale congregatie in een omgeving die geschikt is voor gebed en monastiek leven, volgens de spiritualiteit van de betrokken congregatie. Als bijkomende, versterkende argumentatie wordt aangevoerd dat de aanwezigheid van het monasterium op het domein Opgrimbie door de plaatselijke gemeenschap wordt ervaren als een versterking van de spirituele dimensie van hun leven. Ze draagt aldus bij tot de gezondheid in de ruime betekenis.
Minister, kunnen de keuze en de wens tot het leiden van een zeer specifieke, teruggetrokken levensstijl op een specifieke locatie door een beperkte groep van mensen beschouwd worden als een dringende sociale en maatschappelijke behoefte? Waar trekt u op dat vlak de grens? Naast christelijke gemeenschappen zijn er vermoedelijk nog andere groeperingen met een specifieke, al dan niet teruggetrokken levensstijl, die zich bij voorkeur – om welke reden dan ook – op een bepaalde locatie vestigen. Waar trekt u de grens, zeker als zij zouden vragen om een afwijking op het decreet Ruimtelijke Ordening?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Danen, dit dossier gaat terug tot 1994. Toen waren er een hele reeks aanvragen, werden bouwvergunningen toegekend, waren er vernietigingen en dergelijke meer. Het GRUP is opgestart in de vorige legislatuur, toen mijn collega Muyters bevoegd was voor de ruimtelijke ordening. Er is toen een plan-MER opgemaakt ter voorbereiding en onderbouwing van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het departement Ruimte was daar van in het begin bij betrokken. De kennisgeving van de plan-MER is door de dienst MER volledig verklaard op 28 januari 2013. De terinzagelegging liep van 11 februari tot 10 maart 2013. Dan zijn alle adviezen binnengekomen. Vervolgens was er een richtlijnenvergadering op 22 maart 2013. De richtlijnen werden opgesteld door de dienst MER op 16 april 2013. Het ontwerpplan-MER is van 7 mei 2014. Ten gevolge van dat initiatief is er een GRUP voorbereid en opgemaakt.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat er onder strikte voorwaarden kan worden afgeweken van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat is zo goedgekeurd in dit parlement, dat er een afwijkingsmogelijkheid is in een aantal uitzonderlijke gevallen. De praktijk van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen bevestigt dat ook. De Vlaamse Regering heeft sinds de goedkeuring van het ruimtelijk structuurplan en de codex al enkele keren van die mogelijkheid gebruikgemaakt.
U verwijst naar het voorontwerp van het GRUP voor het domein Opgrimbie. Dat is tot nu toe administratief voorbereid en is nu voorgelegd aan de plenaire vergadering van begin mei. Ik heb daar nog geen verslag van gekregen. Het ligt ook voor bij de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO).
Op dit moment bepaalt die tekst, het voorontwerp van het GRUP, inderdaad dat het monasterium en het koninklijk domein als een van die uitzonderingen kunnen worden beschouwd. Ik ga mij wel, zoals ik altijd al heb gedaan, houden aan de lijn dat zolang er nog adviezen moeten komen en er geen politieke besluitvorming is, ik niet inga op de inhoud van het dossier, uit respect voor de adviesraden en de inspraak die georganiseerd is en uit respect voor de procedure.
U vraagt of er nog andere mogelijke groeperingen zijn die daarvoor in aanmerking komen. Ik heb u daarnet geschetst wat de decretale regels zijn, dat alles afhangt van het dossier en dat het daar ook telkens aan zal worden getoetst. Het is in dezen dan aan de Vlaamse Regering om dat eventueel beleidsmatig te beoordelen.
De heer Danen heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik begrijp dat de SARO nog advies moet geven en dat u daarna op politiek niveau een beslissing zult nemen. Ik stel voor dat ik de vraag dan nog eens stel, want dan zult u zich wellicht kunnen uitspreken over de politieke keuze die u gemaakt hebt. Ik begrijp dat u dat nu niet kunt of wilt doen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de N-VA is nooit echt enthousiast geweest over dit dossier dat eigenlijk al van in het begin verkeerd is gelopen. Die mensen hebben twee keer een vergunning gekregen: een van minister Kelchtermans en een van minister Van Mechelen. De Raad van State heeft ze twee keer vernietigd. Het is alleen maar complexer geworden. Nu is er een nieuw element dat op initiatief van het bisdom een plan-MER is opgemaakt.
Wat mij verbaast, is dat men niet alleen meer spreekt over een regularisering – waar misschien nog een aantal mensen van overtuigd zouden kunnen worden – maar dat men ook uitbreidingen wil die redelijk aanzienlijk zijn. Minister, dat lijkt mij een rare aanpak van het bisdom, een rare strategie om eigenlijk bijna een verdubbeling te vragen van het monasterium, om ook een functionele uitbreiding van 25 procent van de koninklijke villa te vragen, om onbeperkte uitbreidingsmogelijkheden van beperkte omvang toe te staan in natuurgebied. Het verbaast mij een beetje. Vanuit politieke hoek vind ik dit een vreemde strategie. U zult er natuurlijk ook geen uitspraken over doen. Als u de adviezen wilt afwachten, respecteren we dat.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we moeten inderdaad nog een aantal adviezen afwachten. We weten al wel dat het schepencollege van Maasmechelen zelf een gunstig advies heeft gegeven. Een aantal mensen staan weliswaar minder positief tegenover deze uitbreiding, maar u stelt terecht, minister, dat de regularisatie in het verleden al is toegestaan door toenmalig minister Muyters. Ook het plan-MER is in 2013 goedgekeurd. Ik neem aan dat het ontwerp-GRUP dat op dit ogenblik in de maak is en een voorontwerp is, volledig is geënt op het toenmalig goedgekeurde plan-MER en dat er niet onmiddellijk een probleem is.
Er is inderdaad in een uitbreiding voorzien waarbij men zich een aantal vragen kan stellen, maar ik dacht dat toch ook een belangrijk deel van de voormalige blauwe zone wordt overgeheveld naar natuurgebied en dat er zodoende een veilige garantie komt naar bijkomend natuurgebied.
De heer Danen heeft het woord.
Zoals ik net heb gezegd, zal ik die vraag nog wel eens opnieuw stellen als het politieke niveau een keuze zal maken. Ik denk dat het al duidelijk is in welke richting het zal gaan. Ik wil zeker niet vooruitlopen op de besluitvorming, maar ik zie telkens toch een zeker patroon. Als men de keuze heeft voor een besluit dat bos en natuur spaart of het andere, kiest men vaak voor het andere. Hier liggen ook drie dingen voor: men zou kunnen afbreken; men zou de situatie kunnen bestendigen zoals ze nu is; men zou uitbreiding kunnen toelaten. Ik zie in deze dossiers dat men vaak kiest voor datgene wat het meest ingrijpt in natuur en bos. Ik hoop dat het in dit dossier niet het geval is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.