Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de energieprestaties van gebouwen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, er is nu tien jaar verstreken sinds de EPB-regelgeving werd ingevoerd, met regels inzake energieprestaties en het binnenklimaat. Concreet komt het erop neer dat bouw- en verbouwprojecten waarvoor een bouwaanvraag of een melding nodig is, moeten voldoen aan de EPB-eisen. Tegen 2021 wordt de lat nog wat hoger gelet: voor nieuwbouw is de bedoeling bijna-energieneutraal (BEN) te worden.
Naar aanleiding van tien jaar EPB is er een rapport opgemaakt. Daaruit blijkt dat de Vlaming op tien jaar tijd dubbel zo energiezuinig bouwt als bij de start van de EPB-regelgeving. Meer dan 250.000 bouwheren zijn met de EPB-regelgeving in aanraking gekomen en ondertussen hangt aan meer dan 176.000 gebouwen een E-peil vast. In het rapport staat ook dat het E-peil van eengezinswoningen jaarlijks daalt sinds 2006. De bouwsector heeft dus toch een enorme sprong gemaakt.
Die sprong situeert zich echter voor het overgrote deel in de nieuwbouwsector, door de invoering van het decretaal kader en de handhavingsmodaliteiten. Niet minder dan 99 procent van de nieuwbouwwoningen voldoet aan het E-peil. De helft loopt zelfs voor op de eisen.
Helaas moeten we ook vaststellen dat de renovatie achterophinkt. Het Steunpunt Wonen heeft in zijn studie duidelijk gemaakt dat vandaag nog 1 miljoen woningen van een ontoereikende kwaliteit zijn. Daarvan hebben 350.000 woningen echt wel structurele ingrepen nodig. Via allerlei instrumenten wordt er wel een poging gedaan om renovatie te stimuleren. Ik denk onder meer aan de premies en de energielening. De broodnodige inhaalbeweging blijft echter eigenlijk uit.
Op 25 april hield de Commissie voor de opvolging van het klimaatbeleid in Vlaanderen een hoorzitting met een aantal experts op het vlak van wonen en huisvesting. De heer Arnold Janssens, professor aan de UGent, heeft heel wat media gehaald met zijn uiteenzetting tijdens die vergadering, omdat hij ijverde voor het ontwikkelen van een regelgevend kader om de renovatie van bestaande woningen in Vlaanderen te stimuleren, naar het voorbeeld van het decretaal kader dat tien jaar geleden werd gecreëerd met betrekking tot nieuwbouw.
Minister, wat is uw visie op het ontwikkelen van een regelgevend kader inzake de renovatie van bestaande woningen? Ziet u mogelijkheden in een dergelijke aanpak?
Ik moet zeggen dat het iedereen in de klimaatcommissie toch wel enigszins verwonderde dat diezelfde professor stelde dat de energiebesparing die wordt gerealiseerd door het isoleren van bestaande woningen, eigenlijk zwaar wordt overschat. Dat zou vooral komen door het gedrag van de bewoners, die na isolatie vaak een gemiddeld hogere temperatuur aanhouden. Isolatie wordt in Vlaanderen echter naar voren geschoven als een van de belangrijkste maatregelen om energiebesparing te verkrijgen en wordt zeer sterk gestimuleerd aan de hand van premies, aldus de professor. Wat is uw reactie daarop?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik wil met mijn vraag om uitleg het debat opentrekken. Van in het begin van deze legislatuur ben ik vragende partij om de volledige energy performance of buildings (EPB) grondig te herzien en meer te richten naar een energy performance of buildings directive (EPBD), zoals die in het najaar door Europa zal worden goedgekeurd. Eerst kijkt men naar de schil, naar wat je netto nodig hebt en dan naar hoe je die netto-behoefte invult, en ten slotte naar hoeveel je daarvan met hernieuwbare energie invult.
De huidige EPB-regelgeving kent heel wat zwaktes en uitdagingen. Ik geef enkele voorbeelden. Innovatie wordt beperkt door een lange doorlooptijd van beslissingen – vier jaar voor een eventuele integratie van een nieuwe technologie in de EPB-berekening. Er is onvoldoende technologische neutraliteit en onvoldoende flexibiliteit softwarematig. De EPB-verslaggevers klagen daar enorm over. Een en ander ligt ook niet in lijn met de toekomstige EU-eisen. Het is geen maat voor werkelijk primair energieverbruik zoals gevraagd in de EPBD. Er is nog geen implementatie van deze standaarden. Het is niet altijd overzichtelijk, bijvoorbeeld inzake dimensionering van vloerverwarming, warmtenetten, buffering, centrale stookplaatsen. Het is zeer arbeidsintensief. Er zijn geen doelstellingen voor hernieuwbare energie, bijvoorbeeld voor warmtepompen. Er is geen online platform dat transparantie geeft over de bijdrage van de verschillende technieken. Tussen gewesten bestaan er verschillen, maar daar liggen we minder wakker van. Als Vlaanderen zijn model heeft, dan is het zo, maar men werkt zogezegd wel samen.
Tien jaar geleden heb ik een project gedaan met mijn voormalig bureau in Luxemburg. Daar werd een Zwitserse methode gebruikt en die was heel simpel. Je geeft de schil in, het aantal mensen dat in de kantoren kan werken, enzovoort. Onderaan krijg je dan een rood of een groen blokje. Als de schil voldoende is, en als het goed berekend is, dan krijg je een groen blokje. Daarna ga je na hoe de installatie moet werken. Daar wil Europa naartoe.
Minister, in navolging van de professor die in de klimaatcommissie kwam spreken, heb ik enkele vragen. Wat is uw visie en standpunt omtrent de evaluatie en analyse van de Europese richtlijn en de nieuwe Europese berekeningsmethode voor de energieprestatie van gebouwen? Het huidige tijdspad voor de energie-efficiëntie van nieuwbouw eindigt in 2021. Op welke manier denkt u daarmee verder te gaan?
Omdat innovatie wordt beperkt en de termijn voor integratie te lang is – dat hoor je van mensen van Agoria –, vormt het EPB geen geschikt instrument voor het voeren van een klimaatbeleid binnen het domein Wonen, als ik het zo cru mag stellen. Op welke manier denkt u een aantal zaken snel te kunnen invoeren in afwachting van de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn?
Minister Tommelein heeft het woord.
Het overleg met de stakeholders over het invoeren van een maatschappelijk aanvaardbaar verplichtingenkader voor bestaande woongebouwen, wordt momenteel gevoerd in het kader van het Renovatiepact. Tegen uiterlijk 2050 moet het volledige Vlaamse woningpark energetisch grondig worden opgewaardeerd.
Een specifieke werkgroep is belast met het opmaken van een inventaris van mogelijke maatschappelijk aanvaardbare en technisch haalbare verplichtingen die energetische renovatiewerken kunnen stimuleren en versnellen.
Ik ben mij er inderdaad van bewust dat in een aantal gevallen de energiebesparing die wordt gerealiseerd door de woningen te isoleren, in de praktijk beperkt kan zijn door wijzigingen in het gebruikersgedrag. Zeker in energetisch slecht scorende woningen, waar bewoners soms noodgedwongen zeer energiezuinig leven en slechts een beperkt aantal kamers kunnen verwarmen, kan dit het geval zijn. Ik vind het echter niet correct om dergelijke situaties, die fundamenteel verschillen wat gebruik betreft, met elkaar te vergelijken. Dat is appels met peren vergelijken.
Ik wil geen afbreuk doen aan het werk van de professor, die overigens een zeer goede reputatie geniet. Maar vooraf een inschatting doen van de energieprestaties van een bepaalde woning en die achteraf vergelijken met de berekende waarden, deze keer inclusief een gewijzigd bewonersgedrag dat nadelig is voor het energieverbruik, wil ik niet doen. Je moet de technische en morfologische eigenschappen van de woning voor en na met elkaar vergelijken.
Bovendien zorgt het isoleren van deze woningen ook voor een betere woonkwaliteit en voor een essentiële verbetering van het comfort – vermijden van tocht, verhogen van de gevoelstemperatuur, enzovoort. Het voorgaande neemt niet weg dat we in de toekomstige sensibilisering nog meer dan vandaag de impact van het gebruikersgedrag op het energieverbruik zullen moeten duiden.
Verder wens ik op te merken dat er bij het uitwerken van de premievoorwaarden voor isolatiewerken steeds rekening wordt gehouden met het optimale isolatieniveau. Vanaf een bepaald aantal centimeters is het energiebesparingseffect van bijkomende isolatie immers minimaal. We moeten niet per se streven naar de maximaal haalbare isolatiedikte. We moeten voldoende oog hebben voor de kostenoptimaliteit in relatie tot de energiebesparing die met de investering kan worden behaald.
Het klopt dat de Europese Commissie de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen herziet. Via een enquête bij de lidstaten en stakeholders heeft de Europese Commissie input gevraagd, die momenteel wordt verwerkt in een ontwerp van aangepaste richtlijn. Dat eerste ontwerp wordt verwacht in september 2016. De inhoud is op dit moment dus nog niet gekend, ik wens dan ook voorzichtig te blijven tot het moment dat ik de krijtlijnen van de nieuwe richtlijn ken.
Ook de uitwerking van de nieuwe set Europese normen is nog in volle gang. Deze set is nog niet zo ver gevorderd dat die kan worden geïmplementeerd in de huidige rekenmethodieken. Het VEA volgt de ontwikkelingen van de normen op, zowel op Europees als op Belgisch niveau, evenals de toepasbaarheid van de normen in de praktijk.
De huidige ontwikkelingen van de EPB-rekenmethodiek baseren zich ook zo veel mogelijk op de bestaande Europese normen en, indien beschikbaar, op de ontwerpnormen uit de nieuwe Europese set aan normen.
In de herziene Europese richtlijn van mei 2010 wordt de lidstaten opgelegd vanaf 2021 voor de nieuwbouw een kostenoptimale BEN-eis in te voeren. In Vlaanderen zit de invoering van die BEN-eis op schema.
Aangezien voor nieuwbouw al een ambitieus beleidskader bestaat, verwacht ik dat in de nieuwe herziening van de richtlijn de focus vooral zal liggen op het energiezuiniger maken van bestaande gebouwen. De Vlaamse Regering is de langetermijnstrategie voor het verbeteren van de energieprestatie van het bestaande gebouwenpark al aan het voorbereiden, met onder andere de uitwerking van het Renovatiepact. Daarin wordt in overleg met de stakeholders een langetermijnvisie uitgewerkt om de renovatiegraad van ons Vlaamse woningenbestand substantieel te verbeteren met een tijdshorizon tot 2050.
In de EPB-evaluatie 2015 die door het VEA werd uitgevoerd, werden zowel de EPB-rekenmethodiek als het innovatieve kader geëvalueerd. De evaluatie toont aan dat de ontwikkelingen aan de rekenmethodiek sinds april 2014 sneller gebeuren. Door een uitbreiding van de technisch-wetenschappelijke ondersteuning naar een consortium van partners, kunnen meer problemen tegelijkertijd onderzocht en aangepakt worden.
Daarnaast werd door het VEA, samen met de stakeholders, het bestaande kader voor de evaluatie van innovatieve technologieën en concepten onder de loep genomen. Een aantal voorstellen om de waardering van de innovatie te versnellen en te verbeteren, werden geformuleerd. Een aantal voorstellen maken op dit moment zelfs het voorwerp uit van politiek overleg binnen de regering.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als je het rapport over tien jaar EPB-regelgeving doorneemt, merk je dat er op dat vlak een enorme dynamiek is ontstaan en dat onze nieuwbouwwoningen het van het zijn op het vlak van energiezuinigheid. Maar ik begrijp ook de opmerkingen van collega Gryffroy. Hij heeft een lange voorgeschiedenis op dit vlak. Als expert zal hij waarschijnlijk wel een aantal pijnpunten uit de EPB-regelgeving kunnen halen. Waarschijnlijk is het zijn bedoeling om hier nu al aan te kaarten dat, als er dan toch een nieuwe Europese richtlijn op komst is, die we in Vlaanderen sowieso zullen moeten implementeren, daar rekening mee moet worden gehouden.
U laat uitschijnen – en ik ga ervan uit dat het dan ook zo zal zijn – dat in die nieuwe Europese richtlijn de focus wel degelijk op bestaande woningen zal liggen. Dat betekent dat we ons in het najaar aan een richtlijn mogen verwachten die zal uitrollen naar een decretaal kader, ook wat betreft renovatie. U zegt zelf dat onze horizon nog altijd op 2050 ligt. 2050 is dan dé deadline waartegen we graag zouden zien dat ons verouderde woonpatrimonium opgewaardeerd en gerenoveerd wordt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, volgens mijn informatie wordt over het geheel van Europese normen, dus de ISO 52000-1-reeks, in het najaar van 2016 gestemd in de Europese Commissie. U geeft de indruk dat u nog op die normen moet wachten voordat we dat kunnen integreren in ons EPB-verhaal.
– Bart Nevens treedt als voorzitter op.
Er wordt in oktober over gestemd, maar die teksten gaan nu al rond. Met een eenvoudige navraag kan het VEA die teksten al opvragen. Als ik dat kan, moeten zij dat ook kunnen.
Mijnheer Gryffroy, ik heb die ervaring met de Privacyverordening, een paar maanden geleden. Op het allerlaatste moment gebeuren daar soms nog fundamentele veranderingen aan. Op Europees niveau ben je nooit zeker. Ik heb dat meegemaakt met bijvoorbeeld de discussie over de leeftijd waarop men op sociale media mag: die is daar op het allerlaatste moment aan toegevoegd.
U hebt natuurlijk gelijk, de grote krachtlijnen zal ik waarschijnlijk al kunnen overnemen, maar je moet er altijd rekening mee houden dat daar nog onverwachte zaken bij kunnen komen. Zolang het niet goedgekeurd is, is het niet goedgekeurd.
Daar ben ik het mee eens, maar er is een groot verschil tussen wat er komt en wat er nu is. Bij wat er komt, werkt men vanuit een schilmethode, kijkt men wat de behoefte is en hoe men die kan invullen. Maar hier kun je je het nog altijd permitteren om je schil iets minder interessant te maken en dat sterk te compenseren met zonnepanelen, warmtepomp, zonneboiler enzovoort, en zo ook een goed E-peil te hebben. Dat is het dilemma.
Dat gebeurt soms ook in grotere projecten. Men haalt bijvoorbeeld een E-peil van 20, maar men haalt dat gewoon door 1000 vierkante meter zonnepanelen op het dak te leggen. Maar of het gebouw dan een goede schil heeft, wordt daar niet in verrekend. De Europese richtlijn zal vertrekken vanuit de schil, en zal dan pas kijken naar hoe je de technieken invult.
Wat ik ook belangrijk vind, en waar ook Agoria toe oproept, is innovatie. Die zit er momenteel totaal niet in. Het is immers veel te complex om iets aan te passen. En als men dan al aanpassingen doet, is men weer achterop aan het hollen. Men heeft onlangs aanpassingen gedaan voor luchtgroepen. Men heeft daar fouten gemaakt voor ziekenhuizen. Het is soms echt huilen met de pet op. Er is bijvoorbeeld ook niets voor een centrale stookplaats. Er is nog altijd geen goede regeling omtrent warmtenetten enzovoort.
En dus vind ik dat het EPB achterhaald is. Rekening houdend met wat op ons afkomt, kunnen we volgens mij een aantal zaken mogelijk heel snel nog wijzigen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden in uw eerste commissie. U ziet dat er heel wat werk op de plank ligt. Er bestaan heel wat plannen. In de beleidsbrief van de minister was er sprake van twaalf of dertien plannen die allemaal moesten landen in de loop van het jaar. Ik weet niet of dat zal lukken.
Minister, u zegt dat u wilt dat tegen 2050 het woningenbestand energetisch op niveau zit. Dat is natuurlijk een goede doelstelling. Ik ben de eerste om voor langetermijndoelstellingen te pleiten, maar ik wil toch ook wel voor tussentijdse doelstellingen en mijlpalen en meetpunten pleiten om te vermijden dat we in 2049 moeten vaststellen dat we er niet zullen geraken. Ik ben dus pro langetermijndoelstellingen, maar niet zonder tussentijdse meetpunten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.