Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, we denken dat het uitblijven van de herziening van het Inschrijvingsdecreet de komende schooljaren voor wat problemen zal zorgen. In maart 2015, meer dan een jaar geleden, heeft de commissie Onderwijs zich met behulp van hoorzittingen over het inschrijvingsbeleid gebogen. Sindsdien wachten wij in het parlement op een conceptnota van de meerderheidspartijen. Ook de minister zou met deze conceptnota aan de slag gaan om, zoals voorgenomen in de beleidsbrief Onderwijs, het inschrijvingsbeleid te vereenvoudigen en te uniformiseren.
Volgens persberichten zouden de voorrangsregels in het lager onderwijs vruchten afwerpen, onder meer in de steden Antwerpen en Gent. Het systeem van de ‘dubbele contingentering’ werd in een aantal steden ingevoerd in het schooljaar 2013-2014. Daarbij bepalen een aantal sociaal-economische parameters of een leerling een ‘indicatorleerling’ of een ‘niet-indicatorleerling’ is. Via een centraal aanmeldingssysteem wordt ervoor gezorgd dat de inschrijvingen de sociale verhoudingen weerspiegelen van de buurt waarin de school ligt. In de praktijk moet dat ervoor zorgen dat de zogenaamde concentratiescholen langzaam witter worden en de witte scholen stilaan kleur krijgen.
De kentering blijkt pril en nog niet zichtbaar in alle scholen, maar wel onmiskenbaar, zo schrijft de nieuwssite Apache op basis van cijfermateriaal uit Gent en Antwerpen. De sociale mix zou beter worden weerspiegeld.
Het is echter nog lang niet zeker dat het systeem van de dubbele contingentering en het werken met een centraal aanmeldingsregister overeind blijft. Dat zal moeten blijken uit de aangekondigde conceptnota.
Op basis van de eerste gegevens zou nochtans wel degelijk blijken dat het reserveren van plaatsen in scholen voor zowel kansrijke als kansarme leerlingen voor een sociale mix op school zorgt. Het zorgt voor minder concentratiescholen en minder elitescholen. Het zorgt ervoor dat kinderen met verschillende achtergronden samen schoollopen.
Het inschrijvingsbeleid is een cruciaal instrument om de segregatie in Vlaanderen tegen te gaan. Dat dit beleid werkt, bewijst recent onderzoek uitgevoerd door het lokaal overlegplatform (LOP) Antwerpen Basisonderwijs en LOP Gent Basisonderwijs. Die rapporten waren eigenlijk een onderzoek naar de effecten van het huidige inschrijvingsbeleid. Er is wel degelijk een bescheiden doch reëel effect op de sociale mix in de scholen. We zetten stappen vooruit.
Naast het verder versterken van dit beleid, dat ervoor zorgt dat kinderen van diverse komaf echt samen schoollopen, is een nieuw Inschrijvingsdecreet ook zeer dringend om de problemen met de schoolcapaciteit te beheren. Naast het probleem van de sociale mix, is er een probleem van capaciteit.
De capaciteitsmonitor waarvan de commissie de resultaten in het najaar van 2015 kon inkijken, is een bijzonder nuttig instrument. Het laat de Vlaamse Regering toe heel precies in te schatten waar en hoeveel plaatsen er te kort zullen zijn in onze lagere en secundaire scholen de komende jaren. Daaruit bleek dat alleen al in Antwerpen er een tekort van 8411 plaatsen voor kinderen in scholen zal zijn tegen 2020.
Maar de tekorten in het secundair onderwijs breiden uit, ook naar meer landelijke gebieden. Zo wordt bijvoorbeeld de rand rond Brussel getroffen door de sterk toegenomen vraag: Opwijk, Zaventem, Asse, Grimbergen, maar ook Mortsel nabij Antwerpen. In de periode tot 2021 zijn het vooral de grote gemeenten en stedelijke centra die grote stijgingen vertonen, maar in de periode tot 2025 is er een groei in het grootste deel van Vlaanderen. Uiteraard is de enige echte oplossing voor dit probleem investeren in scholenbouw. Dat is cruciaal om elk kind in Vlaanderen een plek te geven op school.
Intussen moet dit probleem echter wel worden gemanaged. De schaarste moet worden verdeeld. Over een regeling in het secundair onderwijs wordt in het huidige Inschrijvingsdecreet echter met geen woord gerept. De chaos die hiervan het gevolg is, is nu al zichtbaar. Vorig jaar werd er tijdens de inschrijvingsperiode niet enkel aan basisscholen gekampeerd, maar ook aan secundaire scholen, onder andere in Wervik, Zaventem, Brasschaat enzovoort. Deze situatie loopt uit de hand: er zouden zelfs ouders zijn opgedaagd met volmachten voor tien of meer andere ouders.
Er is een goed systeem voor inschrijving, dat in Antwerpen en Gent in het basisonderwijs wordt toegepast. Dit centraal aanmeldingssysteem moet dringend worden uitgebreid naar alle regio’s waar zich een capaciteitsproblematiek voordoet. Er moet verder een systeem komen waarbij ook secundaire scholen worden verplicht mee te werken aan een centraal aanmeldingssysteem, alleszins voor het eerste jaar secundair. Dat moet natuurlijk gepaard gaan met duidelijke en goede criteria. Maar de ‘first come, first served’-methode, met ouders die dagenlang kamperen, is onhoudbaar.
Mocht dit dossier worden geblokkeerd, dan betekent dat dat er voor het schooljaar 2017-2018 wellicht geen veranderingen meer mogelijk zijn, terwijl er op verschillende plaatsen in Vlaanderen dringend nood is aan duidelijke regels. Wil deze meerderheid die chaos op zijn geweten?
Wij vragen dus niet langer te talmen in dit dossier, en eindelijk stappen vooruit te zetten. Voor ons moet het inschrijvingsbeleid streven naar een schoolsamenstelling die een weerspiegeling is van de plaatselijke samenleving. Alle ouders hebben recht op maximale keuzevrijheid, maar een dubbele contingentering is noodzakelijk om te werken aan een sociale mix, alleszins daar waar er een capaciteitstekort is. Groen pleit voor tijdelijke, evenredige en gelijktijdige reserveringen van plaatsen voor zowel kansrijke als kansarme leerlingen.
De herziening van het Inschrijvingsdecreet moet leiden tot een gebruiksvriendelijk systeem voor alle ouders en tot meer organisatorisch comfort voor scholen. Dat kan door de centrale aanmeldingsprocedure via Digipolis te veralgemenen. Scholen uit buurgemeenten moeten decretaal de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan stedelijke aanmeldingssystemen. Sommige ouders jutten elkaar op en andere ouders zijn helemaal niet vertrouwd met het schoolsysteem. De overheid moet flankerende acties nemen waardoor ouders – zowel kansarme als kansrijke – worden begeleid bij hun keuze voor een school.
Minister, vanwaar komt de vertraging in het dossier van het inschrijvingsbeleid? Wanneer mogen we een conceptnota en ontwerp van decreet verwachten? Wat is de timing voor de uitvoering?
Blijft het versterken van de sociale mix een doelstelling van het beleid? En ook het oplossen van het capaciteitsprobleem?
Blijft men kiezen voor een dubbele contingentering? Voor een centraal aanmeldingssysteem?
Wat is de stand van zaken van de wachtrijen aan de scholen? Aan hoeveel scholen moeten ouders nog kamperen? Of raakt dit probleem stilaan onder controle?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, dank u voor deze zeer interessante vraag. Enkele vragen deel ik zelfs met u, want we hebben met de parlementsleden afgesproken dat zij na al de voorbereidingen zouden proberen te komen tot een conceptnota. Het initiatief ligt dus bij de parlementsleden. Dat is zo voor twee dossiers. Ik vind het dan ook heel terecht dat ik mij daaraan houd.
Maar er zijn wel wat zaken die contextueel van belang zijn. U hebt er al op gewezen, dit is geen eenvoudig dossier. Als men iets maakt dat de regels verandert, moet het verbeterend werken en problemen uit de weg ruimen. Ik weet, maar ze zullen het zelf wel vertellen, dat de parlementsleden al verschillende keren met de stakeholders hebben samengezeten om bepaalde ideeën af te toetsen. Dat wordt door de stakeholders positief onthaald, en hun inbreng wordt meegenomen. Voor mij is dat een goede werkwijze. Dat heeft natuurlijk als nadeel dat het wat trager gaat, maar het draagvlak is breder en men kan gedegener werk leveren.
Het werkveld vraagt expliciet om een nieuw kader – daarover ben ik het met u eens – maar ook om het pas te implementeren als het echt op punt staat en om in voldoende tijd te voorzien voor een goede communicatie en voorbereiding. Het creëren van draagvlak mag natuurlijk niet volledig ondergeschikt zijn aan het resultaat, maar zonder draagvlak zullen de regels niet aanvaard worden. Het is belangrijk om een evenwicht te vinden.
Voor mij zijn de toetsstenen in dezen de elementen uit het Vlaams regeerakkoord en de beleidsnota Onderwijs: vereenvoudiging, versterking van de vrije schoolkeuze van alle ouders, en een einde maken aan de kampeertoestanden, en daarnaast ook planlastvermindering.
Ik heb begrepen dat de dubbele contingentering op kritiek stuit. Het draagvlak voor sociale mix als principe is nochtans groot – u hebt ernaar verwezen – en dat is ook gebleken uit de hoorzittingen. Alleen, mevrouw Meuleman, heeft de manier waarop die dubbele contingentering vandaag wordt ingevuld, te weinig effect wanneer er geen capaciteitsdruk is en waar niet aangemeld wordt. De kosten staan dan niet in verhouding tot de baten, ook omdat de indicatoren niet helemaal sluitend zijn. Dat zijn zaken, zo heb ik begrepen, waar de betrokken parlementsleden zich ook over buigen.
Vanuit de lokale overlegplatformen (LOP’s) Gent en Antwerpen krijgen we verschillende signalen over de sociale mix en de dubbele contingentering. Beide deden een analyse van het effect van de dubbele contingentering op de toewijzing van de plaatsen. Het LOP Gent geeft aan dat er 97 ‘swaps’ zijn, dat is een toewijzing die direct te maken heeft met het systeem van de dubbele contingentering. Het LOP Antwerpen liet een rangordeningsmonitor lopen met en zonder de dubbele contingentering, om goed te kunnen vergelijken. Daaruit blijkt dat er 317 instappers, dit zonder rekening te houden met de broers en zussen, een andere plaats toegewezen kregen. Het LOP Gent besluit hieruit dat de dubbele contingentering werkt, LOP Antwerpen besluit dan weer dat voor de relatief kleine impact er veel planlast mee gepaard gaat. We moeten die zaken goed afwegen. Ik kan daar moeilijk dieper op ingaan, de parlementsleden moeten hun ding doen.
Het project ‘School in zicht’, waarvan de coördinator ook in de commissie Onderwijs sprak, werkt net hierrond. ‘School in zicht’ laat kansrijke ouders op een actieve manier kiezen voor een concentratieschool in de buurt om zo terug gemengde scholen te bereiken en een draagvlak te realiseren.
De conceptnota moet wat mij betreft niet alleen uitspraak doen over de sociale mix, maar ook over de ordeningscriteria in de aanmeldingssystemen. Ik heb het al eens gezegd, denk aan de chronologie die in sommige systemen voor het secundair onderwijs gebruikt wordt. In sommige scholen duurt het slechts enkele seconden vooraleer een bepaald contingent volzet is; dat liet het LOP Brussel secundair onderwijs mij weten. Dat brengt met zich mee dat voor één aanmelding veel registraties gebeuren, ouders willen immers geen risico nemen. Zo kreeg het LOP Brussel voor één bepaalde aanmelding – één leerling dus – wel 204 registraties te verwerken. Cijfers om even bij stil te staan.
Ook het probleem van dubbele inschrijvingen en schoolveranderaars is niet zonder relevantie. Deze zorgen momenteel voor een langere wachtlijst dan nodig doordat leerlingen twee plaatsen bezet houden. Hierdoor wordt op 1 september een carrousel veroorzaakt en dit is noch voor de ouders, noch voor de scholen aangenaam om het nieuwe schooljaar mee te starten.
Het lokaal overleg zou ook herbekeken moeten worden in de conceptnota, dat staat ook in het regeerakkoord. De LOP’s leverden volgens mij goed werk in het kader van de asiel- en vluchtelingencrisis. Hun expertise mag zeker niet verloren gaan, we moeten die valoriseren.
Wat uw vraag over de kampeertoestanden betreft, heb ik in deze commissie op 10 maart in antwoord op een vraag om uitleg van mevrouw Gennez reeds gezegd dat we niet moeten wachten op een Inschrijvingsdecreet 2.0 of 3.0 om keuzes te maken inzake aanmelden. Ik zei toen ook dat ik de administratie heb opgedragen te onderzoeken of het mogelijk is om de scholen een platform voor aanmeldingen ter beschikking te stellen, dan wel om hen nog sterker te helpen bij de uitwerking van lokale aanmeldingsinitiatieven. Ik wil echt de stap van het aanmelden verkleinen en dat kamperen voorkomen, ook voor de secundaire scholen. Ik merk wel op dat scholen niet altijd ingaan op de mogelijkheden die ze soms hebben om een digitale aanmeldingsprocedure aan te bieden en ouders laten kamperen om hun kind in de school van hun keuze ingeschreven te krijgen.
Ik vermeld de meest recente cijfers. Voor de inschrijvingen voor schooljaar 2016-2017 noteerde de administratie op basis van signalen vanuit de LOP’s dat er voor minstens 78 scholen in 43 gemeenten werd gekampeerd. In 53 gemeenten werd er voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2016-2017 gebruikgemaakt van een digitale aanmeldingsprocedure en was de initiatiefnemer een schoolbestuur, een scholengemeenschap, een lokaal bestuur of een LOP. Dergelijke initiatieven zijn een zeer goede zaak. Mijn administratie laat me weten dat ook nu verschillende secundaire scholen, al dan niet netoverstijgend, zouden willen aanmelden. Het zou verloren energie zijn als zij alleen, iedereen apart, zouden investeren in een eigen (digitaal) aanmeldingssysteem en dus eigenlijk onafhankelijk van elkaar zouden gaan werken. Samenwerking lijkt mij voor de hand liggend, en dat kan de overheid faciliteren. De overheid zou ook de weg naar het aanmelden moeten kunnen vereenvoudigen en de beschikbare platformen gemakkelijker toegankelijk moeten maken. Ik bekijk of dat al kan voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2017-2018, of misschien zelfs nog een beetje vroeger. Scholen die willen aanmelden, moeten dit via een digitale module kunnen. Er zijn verschillende systemen voorhanden van privéleveranciers of van de gemeenten zelf. Er moeten keuzes worden gemaakt, en mijn administratie is met dat onderzoek volop bezig.
Ik heb nog wat extra informatie. Ook gemeenten kunnen een coördinerende rol spelen, en dat kunnen ze nu al. Rondvraag bij de leveranciers leert mij dat het aanmelden voor kleinere gemeenten neerkomt op ongeveer 3600 euro. Dat is de prijs van programma’s zoals de Vlaamse ICT-organisatie (V-ICT-OR) en Korazon. Dat is een relatief klein bedrag om kampeertoestanden te vermijden. Zoals ik enkele maanden geleden heb beloofd, bekijken we samen met de administratie wat we op dat vlak kunnen ondernemen.
Tot slot, wat het oplossen van het capaciteitsprobleem betreft, vind ik het belangrijk dat er een goed onderscheid wordt gemaakt tussen een capaciteitsprobleem in één welbepaalde school in één gemeente – bijvoorbeeld vanwege de populariteit, het imago of de naamsbekendheid – en de gekende capaciteitsnoden in alle scholen van alle onderwijsnetten in één gemeente. Voor het lenigen van de laatstgenoemde capaciteitsnoden, objectief vastgesteld via de Capaciteitsmonitor schoolinfrastructuur leerplichtonderwijs, heeft de Vlaamse Regering voor de periode 2016-2018 150 miljoen euro toegekend aan vijftien steden en gemeenten en aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat is een enorm bedrag, dat zeer snel tot resultaten op het terrein moet leiden.
Nog twee bijkomende opmerkingen. Een: capaciteitsproblemen kunnen te maken hebben met de populariteit van één school of kunnen het gevolg zijn van een globaal probleem. Maar er is nog een derde mogelijkheid: wie in het secundair onderwijs schoolloopt, kiest in de loop van zijn opleiding een bepaalde studierichting, soms met gevolgen. Bepaalde scholen – zo zijn er in de streek rond Brussel – zijn overbevraagd omdat het aanbod beperkt is, en niet omdat ze zo populair zijn of omdat de hele gemeente onder druk staat. In het secundair onderwijs zijn er dus nog andere problemen dan in het lager onderwijs, en dat heeft te maken met de wijze waarop het onderwijs is georganiseerd.
Tweede opmerking: ook in het buitengewoon onderwijs wordt men met kampeertoestanden geconfronteerd. Het regeerakkoord schrijft voor dat we volgens andere regels moeten werken. Ik ben het daar helemaal mee eens. Aanvankelijk dacht ik dat we voor het buitengewoon onderwijs alles gewoon zouden kunnen schrappen, maar het veld zelf vraagt om dat niet te doen en te onderzoeken wat de beste regels kunnen zijn. Het lijkt me van belang dat het buitengewoon onderwijs van de toekomst zich eerst gaat 'zetten'. We hebben de types 9 toegekend, maar nu komt het erop aan na te gaan wat het toekomstige aanbod zal zijn, om op basis daarvan het probleem aan te pakken. Maar ik ga akkoord met het principe dat het niet om dezelfde regels zal gaan.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik zei het al: de hoorzittingen werden in maart 2015 afgerond. Vandaag, meer dan één jaar later, is er van vooruitgang echt geen sprake.
Wij horen hier en daar dat er binnen de meerderheidspartijen druk wordt vergaderd. U zegt dat u het initiatief bij het parlement hebt gelegd. Dat is waar. Maar als blijkt dat daar niets uitkomt en dat de dingen niet vooruitgaan en dat de organisatie van een volgend schooljaar in het gedrang komt, denk ik wel dat u moet ingrijpen. Als een minister voelt dat een belangrijk dossier geblokkeerd geraakt, is het het moment om in te grijpen.
U lijkt ook te suggereren dat de oppositie met iets kan komen. Ik ben niet naïef. Ik zou wel een conceptnota kunnen indienen, en met veel plezier, minister. Ik weet zeer goed wat daarin zou staan. Ik zou wel een aantal medestanders vinden om vanuit Groen de sociale mix te blijven vooruitschuiven. Wij willen blijven werken met de dubbele contingentering en met een centraal aanmeldingssysteem. Wij zouden ook een aantal maatregelen willen nemen met betrekking tot het secundair onderwijs. Maar ik weet niet of we daar onze tijd moeten insteken als al blijkt dat de meerderheid zelf er niet uitgeraakt. Maar, minister, als u zou zeggen: 'Mevrouw Meuleman, doe maar, wij zullen dat met een aantal partijen vanuit de meerderheid steunen, want wij zijn die ideeën ook genegen' – wat mij niet onmogelijk lijkt als ik zie hoe het dossier geblokkeerd zit –, dan ben ik zeker bereid om dat te doen. U moet mij dan maar bellen. Dan kom ik met een voorstel dat u en Open Vld kunnen steunen. Dan is er misschien een probleem in uw interkabinettenwerkgroep opgelost. Ik denk dat het daar geblokkeerd zit.
Minister, ik denk dat u die sociale mix ook naar voren schuift, en dat u ook blijft vasthouden aan de dubbele contingentering. Ik denk ook dat de vooruitgang onmiskenbaar is, zowel in Antwerpen als in Gent. Die vooruitgang is geleidelijk en gestaag, maar jaar na jaar zien we wel dat scholen minder gesegregeerd en meer gemixt worden en een weerspiegeling worden van de buurt. Een analyse in Gent toont aan – een aantal jaren nadat het is ingevoerd, want de looptijd was er niet zo lang – dat de populatie in Gent bij het inschrijven van hun kinderen het systeem aanvaardt. Men ervaart het daar als eerlijk en erkent dat er een evenwicht is tussen zaken die wij belangrijk vinden: keuzevrijheid en het streven van de school naar een weerspiegeling van de buurt en de samenleving en naar een sociale mix. Dat wordt steeds belangrijker als we de polarisatie willen tegengaan en als we willen dat mensen elkaar leren kennen. Dan moeten we af van witte en concentratiescholen. Dan mogen we die sociale mix niet loslaten. Dat wordt aanvaard en erkend, zij het niet door iedereen. Daar is onderzoek naar gedaan, dat is dus niet iets wat ik uit mijn duim zuig.
Er zijn er nog een aantal – ik vertelde u dat verhaal van die directeur die zei dat hij dat kamperen niet zo erg vond omdat het aantoont dat de mensen echt gemotiveerd zijn. Minister, ik denk niet dat wij zo’n systeem willen. Dat recht van de sterkste – ‘first come first served’ – moet eruit. Dat is een oneerlijk systeem. Natuurlijk is het allerbeste ervoor te zorgen dat er meer capaciteit komt, zoals ik in mijn interpellatie heb gezegd, en dat we dat systeem van de dubbele contingentering en het aanmeldingssysteem misschien niet nodig zouden hebben. Maar op dit moment is die oplossing niet in zicht, integendeel.
Waarom is dit zo dringend en kunt u dit niet verder laten aanmodderen en laten voortkabbelen binnen uw interkabinettenwerkgroepen? Omdat voor het secundair onderwijs het probleem aan de drempel staat. Vorig jaar hebben we al de toestanden met het kamperen en met de volmachten gezien in redelijk wat scholen. Nu trekt schepen Ridouani uit Leuven aan de alarmbel. “Ik krijg het niet verkocht,” zegt hij. “De twee criteria die nu in de perceptie gelden zijn tijd en toeval, en het feit dat je nog altijd eerst moet zijn om je in te schrijven. Dat betekent dat mensen die helemaal niet van Leuven zijn, geen plaats krijgen op onze school en andere dan weer wel. Dat is voor mij onaanvaardbaar, ik kan dat niet verkopen. Als de minister niet tegen volgend jaar duizend scholen kan bij creëren, dan vraag ik echt dat zij zo snel mogelijk een regeling treft voor het secundair onderwijs.” Daar kan dan wel met een aantal criteria rekening worden gehouden. Een van de criteria is ook afstand. Mijn schepen uit Gent zegt net hetzelfde: het moet perfect mogelijk zijn om ook voor het secundair onderwijs criteria uit te werken die andere zijn dan tijd en toeval, die rekening houden met afstand.
In het secundair onderwijs is het voor de keuze van het pedagogisch project niet zo eenvoudig als in het basisonderwijs. De regeling zal er anders moeten uitzien. Het is nodig dat er een aanmeldingssysteem komt en dat er criteria worden vastgelegd, het liefst zo snel mogelijk. Voor volgend jaar zal het al niet meer haalbaar zijn. Dat is spijtig. Er is al een jaar verkwanseld. Ik wil vragen om er voor het volgende schooljaar echt spoed achter te zetten. Natuurlijk is de lokale context anders. Wat voor Leuven, Gent en Antwerpen geldt, zal misschien voor andere gemeenten niet gelden. Dan zullen we inderdaad niet met dezelfde criteria voor het secundair onderwijs moeten werken.
Net daarvoor zijn de LOP’s daar. Zij leveren goed werk. Zij kunnen de lokale situatie goed inschatten. Zij zijn cruciaal voor de werking van het Inschrijvingsdecreet. U hebt met het vorige verzameldecreet hun bevoegdheid al wat ondergraven. Het zou belangrijker geweest zijn om de bevoegdheden van de LOP’s verder uit te breiden en te versterken en om ervoor te zorgen dat zij op basis van de inschatting van een lokale context goed zouden kunnen samenwerken voor het secundair onderwijs maar ook voor het voortzetten van een inschrijvingsregeling in het basisonderwijs op het elan van het streven naar eerlijkheid, rechtvaardigheid en keuzevrijheid, maar ook om de sociale mix voort te zetten.
Minister, ik hoop dat u ingrijpt. Ik hoop dat u ofwel uw parlementsleden van de meerderheid aanzet tot bekwame spoed of anders zelf een regeling uitwerkt voor het secundair onderwijs. Onze steden en gemeenten kunnen echt niet langer wachten. Ik wil u ertoe oproepen om de idee van sociale mix en dus van dubbele contingentering absoluut niet los te laten. Een tweedeling en verdere segregatie in ons landschap staat gelijke onderwijskansen in de weg. Daarom vind ik het zo’n belangrijk dossier, belangrijk genoeg om er een interpellatie over te houden. Enerzijds heeft dat een praktische reden. De volgende schooljaren moeten worden georganiseerd. Anderzijds heeft het een principiële en ideologische reden. Via het Inschrijvingsdecreet moeten we de gelijke onderwijskansen blijven nastreven. Het is daarin een cruciale sleutel. U, als minister, en ook uw partij moeten voet bij stuk houden en ervoor zorgen dat u landt.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb de voorbije tijd heel aandachtig geluisterd naar de interpellatie en het antwoord van de minister, maar vooral ook naar de repliek van de interpellant nadien. Ik schrik er wat van. Iemand van het parlement, de eerste macht, zegt: 'Minister, grijp in. Minister, trek het naar u, want het parlement geraakt er niet uit.' Dat wordt hier eigenlijk gezegd.
Collega, ik heb heel goed naar uw woorden geluisterd. U hebt een hele reeks van problemen ten berde gebracht, vraagstellingen van het terrein, Vlaanderenbreed. In Gent zus, in Antwerpen zo, in Leuven dat. Wel, wij kennen die problemen. Maar om op al die vragen een gedegen antwoord te geven, ga je niet over één nacht ijs.
Voor één zaak dank ik u enorm, minister. U hebt uw administratie – en ik heb het niet over het kabinet – ter beschikking gesteld van parlementsleden om naar een gedegen oplossing te zoeken. (Opmerkingen)
Ook mensen van het kabinet. Maar om te vermijden dat men zegt dat het allemaal politiek is, heb ik het over ‘de administratie’. De administratie werkt hier met parlementsleden samen om tot een gedegen conceptnota te komen om antwoord te geven op die vragen.
Het is inderdaad een complex gegeven. Mevrouw Meuleman, ik ontken uw gedrevenheid en uw kennis over dit dossier niet. U weet ook dat, telkens wanneer je ergens een steentje verlegt, dat vaak een domino-effect heeft waarvan je de gevolgen niet meteen kunt overzien. We danken de administratie omdat ze ons enorm bijstaat met het aanleveren van materiaal, cijfers enzovoort.
Ook wij zijn naar de onderwijsverstrekkers gestapt. We hebben de LOP’s gehoord. We hebben lokale besturen gehoord. Dat is allemaal in evolutie. We hebben niet stilgezeten. Ik wil mijn agenda aan u ter beschikking stellen om te bekijken waar en wanneer we hebben samengezeten rond dit Inschrijvingsdecreet. Niet omdat er grote onenigheid is, zoals u doet uitschijnen, nee, maar wel om tot gedegen en gefundeerde oplossingen te komen.
Collega’s, ik rond af. Het inschrijvingsbeleid in Vlaanderen is niet meer wat het was. Vroeger konden directeurs zeggen: 'Jij wel, jij niet.' Zo werkt het niet meer.
We hebben een Inschrijvingsdecreet dat op vele plaatsen goed werkt. Uw betoog stond er vol van: 'De LOP’s doen het goed, daar gaat het goed.' Op veel plaatsen gaat het inderdaad goed. We proberen de problemen aan te pakken en te behouden wat goed is. Wat vooral belangrijk is, collega’s, is dat het transparant en doorzichtig is voor de gebruiker, dat ook de gebruiker het gevoel heeft dat dit op een eerlijke manier gebeurt. Nu hebben mensen vaak het gevoel dat het niet eerlijk gaat. We proberen een antwoord te geven op al die vragen. Eerstdaags zullen wij met een conceptnota komen. Daarin willen we de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) als adviesorgaan ten volle benutten. Het antwoord op veel van uw vragen zal u misschien verrassend snel ter ore komen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, wanneer wij conceptnota’s willen uitschrijven, kunnen wij dan ook een beroep doen op uw administratie? Dat zou vriendelijk zijn. (Gelach. Opmerkingen)
Ik heb ook vertrouwen in de minister. Wie beweert het tegendeel?
Ik vind de interpellatie van mevrouw Meuleman en haar bezorgdheid over het dossier niet onterecht. Er moeten inderdaad dringend stappen vooruit worden gezet. Mevrouw Meuleman, ik ben erg blij dat u deze interpellatie houdt en dat we de discussie meer in de commissie kunnen brengen. Ik hoop dat we, zeker wat de timing betreft, duidelijke afspraken kunnen maken.
Zo’n jaar geleden, op 25 juni 2015, stelde onze fractie een gelijkaardige vraag aan onze minister, naar opvolging toe. Ik heb de documenten bij me. Ik zetelde toen net een dag in het Vlaams Parlement en heb dus niet deelgenomen aan die vergadering.
Toen was 1 september 2016 nog de ambitie. Na het vorig zomerreces zou er een conceptnota worden voorgelegd. Zoals ik al zei, nam ik niet deel aan die vergadering, maar ik heb het met enig opzoek- en speurwerk kunnen terugvinden in de verslagen.
De meerderheid is hiervan afgestapt. De parlementsleden van de meerderheid zouden een aanzet geven. Ik heb er begrip voor dat er heel veel werk is. Maar zoals mevrouw Meuleman zegt, zijn we nog steeds wachtende, is er alweer bijna een schooljaar voorbij en staat er alweer een nieuw schooljaar voor de deur.
De vragen van toen zijn nog steeds opportuun, zeker wat betreft de doelstellingen die moeten worden gehaald. Zo luidde een vraag: welke uitgangspunten hanteert men bij het Inschrijvingsdecreet voor de toekomst? Dat is toch een belangrijk item dat moest worden bepaald.
We hebben het daarnet al gehad over de dubbele contingentering. Het is wellicht een ingewikkeld systeem, maar het instrument heeft tot doel de sociale mix te versterken. Men moet ervoor zorgen dat er nog steeds een voldoende en goede sociale mix is op de scholen. Dat moet worden afgewogen.
Het reguleren van de inschrijvingen in het onderwijs moet ervoor zorgen dat er geen kampeertoestanden meer zijn. Dat blijft voor ons een erg belangrijk aandachtspunt. Het kamperen voor de school, op welke manier het ook gebeurt, is niet meer van deze tijd. Zoals u weet, worden er dan wel eens volmachten doorgegeven enzovoort. We moeten dat absoluut vermijden, in het belang van de scholen. We slaan daarbij geen al te mooi figuur.
Een andere vaststelling is dat niet alle gemeenten met een gecentraliseerd aanmeldingsregister werken. Het systeem is vaak afhankelijk van de aanwezige LOP-werking. Dat is al aangehaald.
Op welke wijze worden de ervaringen en de realisatie van het inschrijvingsrecht, sociale mix, en meer algemeen, de gelijke onderwijskansen meegenomen? Op welke wijze zal een lokale regie hierin verder een rol opnemen? De minister heeft dat even aangehaald. We moeten dat item in dit debat meenemen en verder uitwerken waar nodig en nuttig.
Een goede mix van sterke en kansarme leerlingen is voor iedereen beter. In het OESO-rapport (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) viel te lezen dat landen financiële allocatiemodellen dienen te ontwikkelen en te verfijnen die ervoor zorgen dat scholen de middelen ontvangen die ze nodig hebben op basis van hun leerlingenkenmerken. De OESO stelt dus effectief dat middelen voor scholen met een oververtegenwoordiging van zwakke leerlingen moeten worden vergroot en niet verkleind, zoals wordt voorgesteld in het regeerakkoord. Het voorstel daarin is een gelijke financiering voor elk kind. Met andere woorden, de bandbreedte vergroten zou toch een wenselijk effect hebben.
Ten slotte zijn het Inschrijvingsdecreet en het uittrekken van voldoende middelen voor de scholen, waarbij scholen die meer noden hebben ook meer middelen krijgen, voor onze fractie cruciale tools om de kwaliteit van het onderwijs te versterken. Het streven naar een gezonde mix op school komt iedereen ten goede. We wensen graag duidelijkheid te krijgen over welke conclusies men trekt uit de hoorzittingen die vorig jaar werden gehouden. Welke uitgangspunten wil men hanteren in het toekomstige Inschrijvingsdecreet? Wat mogen de scholen, de ouders, de kinderen en wij daarvan verwachten?
Er zijn dus nog heel wat vragen en bezorgdheden met betrekking tot dat dossier. Het zou nuttig en goed zijn indien men dat dossier op kruissnelheid krijgt zodat er duidelijkheid kan worden gegeven aan alle actoren die daarbij van dichtbij of van ver betrokken zijn.
De heer De Ro heeft het woord.
Collega’s, het was nog op een andere stoel, maar ik had het genoegen om tussen 1999 en 2002 gesprekken bij te wonen, werkzaamheden voor te bereiden, heel veel gesprekken op het terrein te voeren rond het eerste decreet Gelijke Onderwijskansen. Het absolute inschrijvingsrecht zal daarin vervat.
Ik kan u zeggen, mochten we toen technologisch zover gestaan hebben met het Ministerie van Onderwijs en met de technologie op zich, dat we een digitaal centraal aanmeldingsregister voor heel Vlaanderen hadden kunnen ontwerpen, dan zou dat zeker op tafel gelegen hebben. De bezorgdheden van de interpellant en van de heer Vandenberghe delen we, de heer Van Dijck, mevrouw Helsen en ik, maar ook de minister. Als we stappen vooruit kunnen zetten, zal het zijn omdat we er tijd in investeren met heel veel mensen om mogelijke pistes goed te overwegen. Af en toe verschillen we van mening, maar dat was in de periode 1999-2002 niet anders. We hebben toen ook heel veel gesprekken gevoerd. Er zijn zelfs regionale verschillen. Toen was het met vier partijen, nu met drie.
Ik wil maar zeggen dat tijd relatief is. Er moet effectief een verandering komen in wat er de afgelopen vijftien jaar gebeurd is. We moeten een grote stap vooruit zetten. Het centraal aanmeldingsregister voor het basis- en secundair onderwijs zal zo’n fundamentele stap zijn.
Zal er specifiek aandacht zijn voor het secundair? Ja. Zal er specifiek aandacht zijn voor het buitengewoon onderwijs? Ja. Zal het een centraal aanmeldingsregister zijn voor Vlaanderen? Ja.
53 gemeenten hebben al een lokaal register. We tillen dat op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap. Geen enkel huidig systeem, hoe gedegen en ervaren werk er in Gent, Brussel of Antwerpen ook geleverd is, legt de link naar de databanken van het Ministerie van Onderwijs. Het zal voor het ministerie geen klein bier zijn om dat na een conceptnota en na een decreet ook te realiseren. Ik hoop dat men de voorbereidingen echt gaat doen.
De minister en wijzelf hebben de competenties, de kracht en de ervaring van de LOP’s al meerdere keren onderstreept. Met de vluchtelingencrisis hebt u in deze commissie en in de plenaire vergadering het werk dat de LOP’s gedaan hebben, ook buiten hun gebied, terecht in de bloemetjes gezet.
Wat wel fundamenteel veranderd is ten opzichte van eind jaren 90, begin jaren 2000, is de overtuiging in ruime brede onderwijskringen dat in 2016 segregatie echt niet meer kan worden genegeerd. Als we initiatieven zoals een Inschrijvingsdecreet doen, zal dat een van de toetsstenen zijn.
Zo zijn we bij het moeilijkste punt beland – en dit is onmiddellijk een uitnodiging voor sp.a en Groen: als jullie tovermiddelen zouden hebben, een alternatief of een versterking voor de dubbele contingentering, om de segregatie in scholen op een snelle en eenvoudige manier tegen te gaan, zullen we met veel plezier luisteren en dat ook opnemen. Dat is waar al tien jaar het hoofd over gebroken wordt, waar we heel veel inspanningen voor doen: om te luisteren naar voorstellen, om ze zelf te modelleren, om zelf naar simulaties te gaan kijken, in de hoop dat we geen steentje maar een echte steen kunnen verleggen in die rivier.
Mevrouw Meuleman, u zegt dat er een blokkade is en dat de minister moet optreden en zelf een initiatief moet nemen. Er is helemaal geen blokkade in dit dossier. U hebt gelijk dat we veel tijd nodig hebben. Ik zit hier al heel wat jaren en gedurende al die jaren heb ik als parlementslid niets anders gedaan dan decreten aangepast.
Er zijn al heel wat verbeteringen gebeurd aan de decreten Inschrijvingsrecht. Daardoor vraagt het veld nu: als u nog eens een nieuw decreet maakt, zorg er dan voor dat het van bij het begin in orde is en dat u niet binnen het jaar weer aanpassingen moet doen.
De consequenties daarvan op het terrein mogen we niet onderschatten, vandaar dat we die oefening in alle ernst maken, dat we heel veel materiaal opvragen. De twee collega’s hebben het al benadrukt: we krijgen daarvoor enorm veel ondersteuning van de administratie. Ze hebben ons al heel wat materiaal bezorgd. We hebben al onderzoekers uitgenodigd om informatie te geven op basis van hun cijfermateriaal. We hebben heel veel materiaal om te bekijken. Het is echt een complex dossier, we kunnen niet zomaar een piste inslaan. Daarom hebben we nog geen conceptnota klaar. Maar we hebben heel veel elementen al ten gronde bekeken en we werken stevig door. We proberen het zo snel mogelijk rond te krijgen.
Ook dan zullen we nog een hele weg moeten afleggen. We hebben hier afgesproken dat we advies gaan vragen aan de Vlor. De vraag is hoe de Vlor gaat reageren op ons voorstel. In welke mate zullen we zaken moeten herbekijken voor we tot een concrete decreetswijziging komen? We willen dat heel degelijk doen en met alle elementen rekening houden. Het nieuwe decreet moet een verbetering zijn.
U hebt in de hoorzittingen mogen vaststellen dat er wel opmerkingen zijn op het huidige decreet, maar dat er ook positieve bemerkingen zijn. We moeten daar heel omzichtig mee omspringen. Het moet een verbetering zijn en het veld moet er enkele jaren mee voortkunnen. We mogen niet te snel weer in een toestand van reparatie terechtkomen. Aan die vraag willen we tegemoetkomen, daarom duurt het langer dan u had ingeschat.
Mijnheer Van Dijck, ik ontvang hier een bericht voor u. De dames Marieke Smeyers, Liesbeth Velghe en Veerle Van de Velde danken u hartelijk voor het complimentje.
Collega’s van sp.a, als wij iets willen schrijven, mogen wij ook op de administratie een beroep doen. Als men aan zulke belangrijke conceptnota’s werkt, heb ik er geen moeite mee dat de meerderheid eens buiten de oevers kijkt zoals in sommige andere dossiers wel eens gebeurt. Als men met de administratie gaat samenzitten, gebeurt dat nooit zonder medewerkers van mijn kabinet. Het is uiteraard ook mijn dossier.
We hebben in twee dossiers bij het begin van de legislatuur afgesproken dat de parlementsleden ook verantwoordelijkheid zouden nemen: de inschrijvingen en de eindtermen. In beide dossiers – bij de eindtermen was dat niet anders – stel ik de administratie ter beschikking. Ik vind dat een goede zaak.
Er zijn nog opmerkingen vermeld. Als er geen oplossing zou komen, is het aan mij om naar de regering te gaan. Zoals het proces nu loopt, is het goed. Mijn medewerker naast mij heeft veel vergaderingen bijgewoond, zij kan getuigen dat er geen reden is om te denken dat het vastzit of dat we er niet uit geraken.
Er moet een weloverwogen keuze worden gemaakt, wat niet zo evident is, gezien alle opmerkingen die hier door anderen en ook mezelf zijn verwoord.
Mijnheer De Ro, ik weet dat u een grote fan bent van een centrale aanpak. Ik heb in dat verband evenwel één zorg: het is niet aangewezen om zaken die lokaal goed en goedkoop worden aangepakt, centraal en tegen een enorm hoge kostprijs te regelen. Ik sta open voor alle suggesties, maar we moeten de beste keuzes maken. Voortbouwend op de bestaande systemen kan het vandaag al tegen een kleine prijs digitaal gebeuren; dan zou het toch vreemd zijn als we in Brussel de grote verantwoordelijkheid op ons zouden nemen om hier alles te centraliseren en te verwerken.
Onze ambitie reikt wel verder dan wat een ambitieus lokaal bestuur kan organiseren. De koppeling met DISCIMUS realiseren en het voorkomen van dubbele inschrijvingen kunnen gemeentebesturen niet. Stelt u het zich eens voor dat men in Dessel een schooltoelage moet aanvragen via een website ontworpen door die gemeente, maar dat dit in Gent op papier zou moeten gebeuren en in Vilvoorde aan een loket. Dat zou toch wenkbrauwen doen fronsen. Een gemeente kan veel, maar wat met een gemeente waarvan een kwart van de leerlingen in het secundair onderwijs van buiten de gemeente komt? Of omgekeerd, wat met een gemeente die geen secundair onderwijs aanbiedt? De aanpak gebeurt dus het best door de Vlaamse Gemeenschap, door het ministerie. Daartoe dient de uitvoerende macht, naast onze ambitieuze wetgevende macht.
Ik wist dat u dat als repliek zou geven, en dat is goed voor het verslag.
Nog een anekdote. Toen ik vanmiddag het Vlaams Parlement verliet, sprak ik met een van de cameramannen die hier de vergaderingen volgt. Hij zei me dat deze commissie zijn absolute favoriet is, want hier is er steeds sprake van erg dynamische interactie, wat aangenaam is om te volgen. Tot zover deze blijde boodschap.
De meerderheid spuit toch wat mist wanneer we het over het Inschrijvingsdecreet hebben. Ik ontken niet dat het een moeilijke en erg technische materie is. Maar de basis is wel gelegd. Er zijn al wijzigingen doorgevoerd om tot een systeem te komen waar zeer goede kanten aan zijn. Dat bleek ook uit de hoorzittingen. Traag maar gestaag werken we aan de realisatie van de sociale mix, en dat is toch een echt doel van ons. Maar er zijn actoren die stellen dat het vroeger allemaal gemakkelijker ging. Ik denk dan aan die directeur die zegt dat het nog zo slecht niet is dat er voor zijn deur wordt gekampeerd en dat hij een ‘interessant’ publiek kan ontvangen. Niet iedereen is een voorstander van die sociale mix en van het tegengaan van segregatie. Sommigen zijn best tevreden met de toestand zoals die vandaag bestaat, met scholen waarvan het vrij gemakkelijk is om er directeur van te zijn of om er les te geven, terwijl anderen in de problematische stadsscholen de uitdagende jobs mogen uitoefenen.
In onze huidige samenleving mag de idee van de sociale mix niet worden losgelaten. Dat impliceert dat soms beslissingen moeten worden genomen die gedurfd zijn. Een draagvlak bij iedereen zoeken, leidt tot de vaststelling dat er geen overeenstemming kan worden gevonden. Ik denk dan aan de dubbele contingentering en dergelijke. Het kan beter. We kunnen dat nog versterken. In Antwerpen zijn de resultaten inzake de sociale mix niet zo goed als in Gent. Dat komt omdat de gehanteerde maximumafstand tot de school kleiner is in Antwerpen, waardoor het moeilijk wordt om een sociale mix te realiseren. Daaraan moet op lokaal niveau worden geremedieerd, maar het principe mag niet worden losgelaten. Ik vrees dat dat laatste toch een beetje is gebeurd.
Ik hoop dat CD&V en Open Vld vasthouden aan het principe. Ik ben erg benieuwd naar het resultaat. Er komt vast iets uit de bus. Akkoord, het is een technisch moeilijke zaak. Sommigen zullen echter wel een en ander willen ondergraven, want het is betekenisvol dat de woorden ‘sociale mix’ niet in het regeerakkoord voorkomen. Ik hoop dus dat u erin bent geslaagd om voet bij stuk te houden, zo niet zullen we nog veel meer lawaai maken dan we nu al doen. Het gaat er niet enkel om dat er steeds opnieuw een uitstel is gekomen. Eerst zou het voor de herfstvakantie gebeuren, nadien voor de kerstvakantie, dan voor de krokusvakantie en ten slotte voor de paasvakantie. Nu zegt men dat het voor het najaar is. Maar dan zullen we echt naar de inhoud kijken. Als een aantal principes zullen worden losgelaten, dan ga ik me echt boos maken. Ik hoop evenwel dat het niet gebeurt. Voorlopig krijgt u het voordeel van de twijfel. Ik kijk uit naar de conceptnota, waarvan ik voel dat die er wel zal komen. Als een aantal principes zijn losgelaten, dan kom ik daar zeker op terug.
De interpellatie is afgehandeld.