Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Potter heeft het woord.
Al op 15 april 2008 formuleerde de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies waarbij de noodzaak werd aangegeven om in het hoger onderwijs tot een eenvormige en transparante registratie te komen van de kansengroepen. Het gaat dan bijvoorbeeld over studenten met een functiebeperking, een leerstoornis, een moeilijke thuissituatie enzovoort.
De Vlor zette toen een aantal voorwaarden op een rij voor een succesvolle registratie en stelde een minimaal registratiesysteem voor waarmee alle kansengroepen gevat konden worden. In februari 2009 concretiseerde de Vlor dit advies in een handleiding.
In een volgend en recenter advies van 21 april 2015 hernam de Vlor zijn advies voor een uniforme registratie en actualiseerde hij zijn voorstel uit 2008, dit onder meer vanuit de overweging dat een uniforme en transparante registratie nodig is met het oog op het uittekenen van het diversiteitsbeleid binnen een instelling, maar ook om op Vlaams niveau de evoluties op te volgen van kansengroepen aan het hoger onderwijs. Die registratie moet er ook voor zorgen dat studenten niet telkens opnieuw attesten moeten aanvragen wanneer ze van instelling veranderen.
Minister, uit een persbericht van u van 21 april 2016 – waarin tot onze tevredenheid en de tevredenheid van velen ook een bijkomende investering van 2,5 miljoen voor sociaal beleid in het hoger onderwijs werd aangekondigd – werd duidelijk dat u zich achter de vraag van de Vlor schaart om tot zo een meer uniforme registratie over te gaan. U gaf aan dat u samen met de hogescholen en universiteiten snel tot zo’n uniforme registratie wilt komen, in de eerste plaats omdat dit de student ten goede komt maar ook omdat dit relevante beleidsinformatie oplevert.
Minister, plant u initiatieven om de beoogde uniforme registratie mogelijk te maken en zo ja, welke? Hebt u daarover al formele of informele afspraken gemaakt met de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR), de Vlaamse Hogescholen Raad (VLHORA) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR)? Acht u een decretale verankering noodzakelijk?
Zijn er, gelet op de relevante beleidsinformatie die een uniforme registratie kan opleveren, instrumenten beschikbaar die toelaten dat een centrale bundeling van registratieresultaten vlot en zonder extra planlast voor de instellingen mogelijk wordt?
Kunt u zich vinden in de studentengroepen en de definitie ervan die de Vlor in zijn advies van 21 april 2015 als ‘te registreren’ voorstelt?
Welke meer concrete meerwaarde ziet u in een uniforme en centrale registratie voor de student, voor de instellingen hoger onderwijs en voor de overheid?
Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om, gelet op de gevoelige gegevens die worden geregistreerd, de privacy van de studenten te garanderen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, het pleidooi van de Vlor voor een uniforme registratie is ook mijn pleidooi. Ik ondersteun dat bijzonder graag. Dat is ook de reden waarom ik aan de communicatie over de 2,5 miljoen euro die dit jaar wordt vrijgemaakt voor de studentenvoorzieningen (stuvo’s) in het hoger onderwijs, onmiddellijk gekoppeld heb dat het voor mij belangrijk is dat die uniforme registratie er komt. Die levert niet alleen relevante beleidsinformatie, maar komt ook de student ten goede. Een uniforme manier van registreren kan een vermindering van de planlast betekenen voor de studenten en de instellingen.
Het is met het oog op die planlast dat we in het verleden ook altijd naar de vraag tot registratie hebben gekeken en gepleit hebben voor een draagvlak bij de instellingen. Het advies van de Vlor komt samen met twaalf attesteringsbundels voor de verschillende categorieën. Dat lijkt op het eerste gezicht – en ik druk mij voorzichtig uit – het tegenovergestelde van planlastvermindering, maar je kunt de planlast reduceren als je ervan uit kunt gaan dat studenten zo’n formulier voortaan maar één keer moeten invullen. Als een student zich bijvoorbeeld in één instelling laat attesteren voor een bepaalde functiebeperking, dan kan een andere instelling die informatie overnemen als die student van instelling verandert.
Er zijn daarbij voor mij wel drie aandachtspunten, collega’s. Ten eerste: een student kan nooit verplicht worden om zich te registreren. Een student hoeft niet kenbaar te maken dat hij of zij tot een of andere categorie behoort. Dat is ook een van de redenen waarom je de registratie van kansengroepen volgens mij niet kunt gebruiken om er een financieringssysteem op te baseren, wat trouwens noch de instellingen, noch de Vlor vragen.
Ten tweede: uniforme registratie impliceert niet dat studenten ook uniforme aanpassingen krijgen. Sommigen verwachten dat het gebruik van dezelfde attesten ook moet leiden tot krek dezelfde examenfaciliteiten. Het toekennen van de faciliteiten is de autonomie van de instellingen. Dat is ook logisch, omdat het, conform het VN-verdrag, moet gaan over redelijke aanpassingen. Dat betekent: aanpassingen die afgestemd zijn op de specifieke context – bijvoorbeeld de instelling of de opleiding – en dus per definitie niet uniform en voor heel Vlaanderen opgelegd zijn.
Ten derde: ook bij de verdere uitrol wil ik samen met de instellingen in de gaten houden dat de planlast minimaal blijft. Dat wil zeggen dat we bijvoorbeeld categorie per categorie moeten nagaan of het gaat om gegevens die we al in andere databanken hebben. Zo heeft het geen zin om studenten verklaringen op eer te laten ondertekenen als we de benodigde gegevens al perfect uit bepaalde databanken kunnen halen. Op dat moment moeten we voor het laatste kiezen, er wel rekening mee houdend dat we de privacy altijd moeten respecteren.
Er loopt overleg over de uniforme registratie met VLIR en VLHORA. Op 13 april is het sociale beleid op de agenda geplaatst van het regelmatige overleg dat ik had met de rectoren en de algemeen directeurs binnen de VLUHR. Ik heb hen daar ook melding gemaakt van de 2,5 miljoen euro rond de stuvo’s, maar meteen ook gevraagd dat men daar onder elkaar een akkoord over zou sluiten, dat de manier van registreren uniform zou zijn en dat men zou samenwerken.
Er waren daarnaast ook al besprekingen binnen de VLIR, waar men een charter heeft opgesteld voor de registratie, en binnen de VLHORA, waar men bekijkt hoe ze van het VLIR-charter een VLUHR-charter kunnen maken. Op 14 maart 2016 hebben zij ook al overleg gehad met mensen van mijn administratie over de technische aspecten. Ook het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) is erbij betrokken.
De volgende stap is nu alle betrokkenen samenbrengen om de nodige afspraken te finaliseren. Het Departement Onderwijs en Vorming moet daartoe zeer binnenkort samen met mijn kabinet initiatief nemen.
In de beschrijving van de doelstellingen van de Databank Hoger Onderwijs geeft het decreet nu al een voldoende brede basis om tot registratie over te gaan. Artikel IV.90 van de codex verwijst immers al naar de volgende zaken. Ten eerste: het opvolgen van studieloopbanen. In die context zien we het meenemen van gegevens voor studenten die van instelling veranderen. Ten tweede: het verzamelen van statistisch materiaal. En ten derde: de voorbereiding, monitoring en evaluatie van het overheidsbeleid.
De codex laat ook toe dat de Vlaamse Regering verdere regels vastlegt omtrent de registratie en validatie in de databank. Momenteel lijkt er geen noodzaak om meer specifieke zaken extra in te schrijven. In het Vlor-advies van 21 april is er al sprake van een minderheidsstandpunt dat die verankering afwijst. Het doel dat we met de registratie voor ogen hebben, vereist alvast niet dat we de registratie nauwgezet decretaal vastleggen. Dat zou alleen nodig zijn als de registratie bijvoorbeeld ook zou moeten dienen voor de financiering of de automatische rechten, maar dat is niet de bedoeling.
Er is terughoudendheid om dat te gaan verankeren, omdat je geen flexibiliteit meer over zou hebben in de manier waarop je gaat registreren. Voor mij is het van belang dat we dat charter hebben en dat iedereen zich sowieso vrijwillig engageert om dat op dezelfde manier te gaan doen.
De Databank Hoger Onderwijs (DHO) is de plaats waar alle informatie over studenten gebundeld wordt. Het zijn de instellingen die daarin gegevens opladen. De vernieuwde versie van de databank bevat ook een veld waarin je informatie over kansengroepen kunt opladen. Daar is dus technisch al in voorzien. Het is een instrument waar onze instellingen zeer vertrouwd mee zijn. De afspraken die we nu moeten maken, gaan dus over hoe alle instellingen op een uniforme wijze gebruik zullen maken van het veld. Daarover ging het overleg op 14 maart.
Het advies van de Vlor beschrijft in totaal twaalf categorieën van kansengroepen. Het VLIR-charter is daarop verder gegaan en spitst zich nu toe op negen categorieën, met behoud van de definities die de Vlor heeft opgesteld. De categorieën waar men voorlopig niet mee aan de slag gaat, zijn die categorieën die veeleer onderwijskundig zijn, bijvoorbeeld de vooropleiding van studenten in het secundair of het feit dat men herintreder is in het hoger onderwijs.
Men start dus met de sociale achtergrondkenmerken. Dat zijn: functiebeperkingen, migratieachtergrond, nieuwkomers, anderstaligheid en meertaligheid, werkstudenten, beursstudenten, bijna-beursstudenten, studenten uit een kortgeschoold of middengeschoold milieu. Het is nu een kwestie om heel concreet te bekijken welke categorieën we het best vanaf wanneer uniform kunnen gaan registreren.
Er is al een hoop informatie sowieso beschikbaar in de databank, bijvoorbeeld omdat ze al meetellen in het financieringssysteem – dat zijn dan de beursstudenten, de werkstudenten en de functiebeperkingen – of omdat we gewoon de informatie al hebben, bijvoorbeeld de nationaliteit van de student.
Op basis van het Vlor-advies is het nu een kwestie van verfijnen. Verfijning is bijvoorbeeld aangewezen omtrent de functiebeperkingen, die op dit ogenblik op basis van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) worden meegenomen. Daarover is al een discussie gevoerd naar aanleiding van de vraag om uitleg van collega Bertels op 1 oktober van vorig jaar.
Daarover is bij het technische overleg ook al een voorstel gemaakt van meer verfijnde waarden voor DHO 2.0, waarbij men het soort beperking gaat specificeren naar een leer- of een ontwikkelstoornis. Voor de meeste andere categorieën is de informatie zelf nog niet aanwezig in de databank, maar kunnen we wel al gaan koppelen, bijvoorbeeld met de Databank Secundair Onderwijs of de Databank School- en Studietoelagen.
Net zoals het recht van studenten om zich niet te registreren, is ook het recht van de studenten op privacy in deze materie van het grootste belang. Sowieso worden altijd de nodige adviezen en toelatingen gevraagd wanneer het informatie betreft in de databanken van de overheid. Als informatie van studenten moet worden gedeeld tussen instellingen, dan zal dat altijd mits toestemming zijn. De centrale databank maakt de uitwisseling enkel technisch gemakkelijker, maar ze geeft niet het recht aan iedereen om de gegevens zomaar te verkrijgen. Als het om beleidsinformatie gaat, dan komt die uit de ‘datawarehouses’. Dat zijn afgeleide datasets uit de databanken waarin de gegevens sowieso anoniem gemaakt zijn.
Als die gegevens verkregen worden op basis van koppelingen tussen databanken, dan is ook daarvoor steeds een machtiging nodig van onze Vlaamse Toezichtcommissie (VTC). De aanvraag tot machtiging voor de databanken hoger en secundair onderwijs is momenteel bijvoorbeeld in behandeling bij die VTC. We hebben het er hier al uitgebreid over gehad.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw zeer uitgebreide en zeer volledige antwoord. Ik ondersteun uw engagement en uw visie dat dit het best in overleg met hogescholen en universiteiten wordt uitgewerkt. De aandachtspunten die u naar voren schuift, onder andere dat het niet mag leiden tot een verhoging van de planlast, noch voor instellingen, noch voor studenten, en het feit dat het geen verplichting mag zijn voor de studenten, deel ik volkomen. Dat er ook aandacht wordt besteed aan de privacy, is evident, maar de manier waarop dat wordt aangepakt, lijkt mij uitstekend.
Ik geloof in ieder geval in een overlegde oplossing, die dan ook wordt nageleefd, veeleer dan een van bovenaf opgelegde regeling waarvoor elk draagvlak ontbreekt. Ik hoop dat we met redelijke snelheid en in overleg tot een oplossing kunnen komen, zodat we, in de eerste plaats in het belang van de studenten, tot een uniforme registratie kunnen komen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik heb hierover al een aantal schriftelijke vragen gesteld. In het antwoord op mijn meest recente schriftelijke vraag stond er dat het standpunt van de hogescholen binnen de VLHORA nog in voorbereiding was. Is dat ondertussen al klaar?
U gaf in uw antwoord aan dat instellingen flexibel mochten zijn in het registreren. Dat lijkt mij haaks te staan op het uniform registreren van kansengroepen. Vooral in de registratie van studenten met een functiebeperking zie ik toch wel wat problemen. We zien nu dat er een verschillende registratie is tussen de instellingen. Bij sommige instellingen kan een student met eender welk attest omtrent een functiebeperking het statuut van student met een functiebeperking krijgen, bij andere instellingen moet dat met een recent attest, nog andere instellingen vragen een hertesting. Hoe zullen we dat oplossen, om toch tot een uniforme registratie van studenten met een functiebeperking te komen?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mijn bekommernissen gaan een beetje in dezelfde richting, minister. Als je geen uniforme registratie kunt doen, hoe kun je de zaak dan grondig bestuderen? Er moet ergens een keuze gemaakt worden. Ik heb begrip voor beide pistes. Men kan inderdaad niemand verplichten om zich te registreren. En over de privacy moet je sowieso waken. Of je nu veel of weinig registreert en veel of weinig problemen in kaart probeert te brengen, je moet altijd omzichtig omgaan met mensen hun privacy. Maar daar zijn mijns inziens wel methoden voor.
Maar wil je als instelling problemen aanpakken, wil je een echt beleid voeren op dat vlak, dan heb je toch wel grondige data nodig. Dan is het ook aan de studenten om daar op een verantwoordelijke wijze mee om te gaan. Ik vraag me af wat de studentenraden in dezen vinden, wat de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) in dezen als stelling heeft. Het is goed dat we zo veel mogelijk de kansen benutten om jongeren verder te helpen, maar ze moeten mee willen.
Minister Crevits heeft het woord.
De studentenraden zijn ook officieel vertegenwoordigd in de Vlor. Collega Soens, uw vragen zijn pertinent, maar ik dacht dat ik geantwoord had. Voor mij is die uniforme registratie van belang. Er is een charter van de VLIR, waarin bepaald wordt dat gestreefd wordt naar een uniforme registratie, waarbij we samen nagaan hoe we het technisch aanpakken, zodat het voor iedereen gelijk is en de gegevens ook worden doorgegeven aan iedereen.
De VLHORA heeft nog niet expliciet gezegd dat ze het overnemen, het overleg loopt nog. Ze hebben het ook niet afgewezen. In het laatste overleg dat ik had met de VLUHR, heb ik tegen iedereen gezegd dat, als we de studentenvoorzieningen optrekken, ik wel vind dat we werk moeten maken van de eenvormige attestering. Dat lijkt mij toch een evidentie en helemaal niet zo moeilijk. We hebben ook al het Vlor-advies, en daarop is vrij positief gereageerd. Het is nu aan mij om, samen met de instellingen, ervoor te zorgen dat er ook effectief wordt uitgevoerd, want ik vind het belangrijk.
De randopmerking rond privacy en vrijwilligheid bij studenten zullen we altijd zo blijven houden. Als iemand zegt dat hij om een of andere reden zijn registratie ongedaan wil maken, kan dat natuurlijk ook, daar heb ik geen probleem mee. Het is toch maar een kleine inspanning om het overal op dezelfde manier te registreren. Het beleid kan verschillen, afhankelijk van de richting of van de universiteit of hogeschool, maar de registratie moet wel uniform geschieden en aan elkaar kunnen worden doorgegeven.
Ik hoop daar op zeer korte termijn ook duidelijkheid over te krijgen, zeker vooraleer de budgetcontrole wordt goedgekeurd, want daarin zit natuurlijk de 2,5 miljoen euro, waarvan ik gezegd heb dat die voor mij samenhangt met het feit dat iedereen zich op dat vlak engageert.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, ik denk dat het laatste wat u zegt een belangrijke stok achter de deur is om effectief over te gaan tot een uniforme registratie. Op dat vlak denk ik dat we waarschijnlijk wel in de goede richting gaan. Volgens mij is het inderdaad maar een kleine inspanning om dat te organiseren, in overleg, maar gedragen door iedereen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.