Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
“Vlaanderen op de kaart zetten als een ‘brand’ voor hoogwaardig digitaal onderwijs”. Dat is één van de ambities die de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) formuleert in zijn visietekst over het gebruik van Blended Learning in het Vlaams hoger onderwijs. Onze hogescholen en universiteiten staan volgens de academie voor de grote uitdaging om nieuwe technologieën op een versterkende manier te combineren met bestaande vormen van kwalitatief contactonderwijs.
Vanuit de overtuiging dat Blended Learning kan bijdragen tot een efficiënter en gedifferentieerder hoger onderwijs, formuleerde de academie een reeks van aanbevelingen om de uitbouw van digitale evolutie te ondersteunen. Enkele aanbevelingen springen in het oog: de oprichting van een interuniversitair centrum dat een stimulerende en ondersteunende rol kan vervullen in de ontwikkeling van Blended Learning en Massive Open Online Courses (MOOC) aan de Vlaamse universiteiten. Verder pleit de KVAB om rond MOOC’s en digitaal leren de internationale ontwikkelingen niet achterna te lopen en een zeer ambitieus Vlaams actieprogramma op te starten. Opvallend is ook dat de academie adviseert om het partnerschap met de Open Universiteit Nederland te herdenken.
Minister, wat is uw analyse van de vaststellingen en aanbevelingen die de KVAB formuleerde naar aanleiding van haar denkersprogramma? In mijn schriftelijke vraag nr. 176 van 2015-2016 gaf u aan dat u het idee van de academie om een Vlaams Platform op te richten voor digitale innovatie in het hoger onderwijs genegen was. U zou samen met de KVAB en de hoger onderwijsinstellingen bekijken wat de mogelijkheden zijn. Kunt u hierover uw visie en een stand van zaken geven?
In mijn vraag om uitleg nr. 2758 van 2015-2016 over de uitbouw van MOOC’s gaf u aan dat u de Vlaamse studiecentra van Open Universiteit zou blijven ondersteunen. De academie gaf in haar advies aan dat de Open Universiteit weliswaar een rijke ervaring heeft in digitaal onderwijs, maar stelde ook dat de instelling niet de internationale reputatie en onderzoeksbasis van de traditionele universiteiten heeft, waardoor haar diploma’s in Vlaanderen maar in beperkte mate worden erkend. Hoe kijkt u naar het advies van de academie om de samenwerking te herdenken?
In haar advies stelt de KVAB dat de valorisatie van ICT in het hoger onderwijs “niet vanzelf tot stand zal komen” en pleit ervoor om naast een bottom-upapproach, waarbij docenten en universiteiten waardevolle initiatieven nemen, ook een top-downactieprogramma te ontwikkelen. Enkel op deze manier zou Vlaanderen toonaangevend kunnen zijn in dit domein. Hoe kijkt u naar deze stelling? Op welke manier kan volgens u een beleid van zowel onder als bovenaf? Bent u voorstander van een Vlaams actieprogramma zoals door de academie wordt voorgesteld? Welke overige adviezen van de KVAB zal u meenemen in uw beleid? Op welke manier wenst u de verdere evolutie van digitaal hoger onderwijs te ondersteunen?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik waardeer ten zeerste dat de KVAB zo intensief rond dit thema werkt en daarbij actief de universiteiten en hogescholen betrekt. De digitalisering van onderwijs is een internationale realiteit die logischerwijze ook geldt voor Vlaanderen. Open en online hoger onderwijs, en meer specifiek de combinatie van online en offline onderwijs of Blended Learning, kunnen bijdragen tot een nog efficiënter en effectiever hoger onderwijs en tot de inbedding van nog meer internationale ervaringen.
Zoals iedere vorm van onderwijs wordt het hoger onderwijs continu uitgedaagd om nieuwe technologieën te benutten en zo de onderwijssystemen, de curricula, de leermaterialen en de pedagogisch-didactische methoden te verbeteren. Als je gaat kijken naar wat docenten dag in dag uit realiseren, stel je vast dat velen onder hen dit ook effectief doen.
Onze Codex Hoger Onderwijs creëert ook expliciet alle mogelijkheden hiertoe, maar het behoort tot de autonomie van de instelling en de docent om het onderwijs op de meest geschikte manier aan te bieden. Het is intussen bijna evident dat daarbij gebruik wordt gemaakt van technologie en vernieuwende methoden. De overheid hoeft dit niet te verplichten: dan zouden we immers ingrijpen op die autonomie.
Ons financieringssysteem voorziet ook niet in een specifieke beloning voor deze of gene onderwijsmethode: hoger onderwijs wordt gefinancierd op basis van het aantal opgenomen studiepunten, het studiesucces van de student en het feit dat het gaat om kwalitatief onderwijs.
Wat betreft uw vraag over een Vlaams platform voor digitale innovatie heb ik mijn administratie destijds gevraagd om verder te verkennen welk draagvlak er is voor zo’n platform. Recent, op 20 april 2016, organiseerde de KVAB een seminarie daarover. De algemene teneur was positief. Ik stel dus vast dat er een draagvlak is.
De vraag is nu heel concreet welke vorm het platform moet aannemen. Het is realistisch om van zo’n platform te verwachten dat men technologisch meer gaat samenwerking, maar te ambitieus om te verwachten dat het de instellingen ook zal stimuleren om inhoudelijk nog meer samen te doen dan ze nu al uit eigen beweging doen.
Dan kom ik tot uw derde vraag. De Nederlandse Open Universiteit levert net zoals de andere universiteiten geaccrediteerde bachelor- en masterdiploma’s af. Deze worden dus automatisch en volwaardig in Vlaanderen erkend.
Het klopt wel dat studenten niet zo vaak kiezen om hun diploma volledig via online onderwijs te behalen. We hebben in Vlaanderen ter ondersteuning van die open universiteit vijf studiecentra, waar studenten informatie en ondersteuning krijgen en ook hun online examens kunnen afleggen. Die centra bevinden zich in onze Vlaamse universiteiten en krijgen een jaarlijkse subsidie van 620.000 euro.
We hebben in Vlaanderen geen Open Universiteit. Ik stel mij oprecht de vraag of het zinvol is in één klein taalgebied te voorzien in twee Open Universiteiten en of het niet beter zou zijn alle digitale onderwijsaanbod te centraliseren in één universiteit. In Vlaanderen kan iedere hogeschool en universiteit opleidingen en vakken aanbieden via afstandsonderwijs of Blended Learning. Dat lijkt mij wel een goede situatie, maar ik vind het een goede zaak om meer samenwerking tussen onze eigen instellingen onderling en met de Open Universiteit Nederland of andere buitenlandse spelers aan te moedigen.
Wat uw vierde, vijfde en zesde vraag betreft, ben ik eigenlijk wat terughoudend om vanuit de overheid sterk sturend op te treden als het gaat over de manier waarop docenten en instellingen hun onderwijs aanbieden. Ik denk dat we daar de autonomie moeten respecteren. Een actieplan kan goed zijn, maar het moet gedragen zijn door wie onderwijs verstrekt. Daarvoor lijkt mij het platform geschikt. Dat brengt ons weer bij uw eigen suggestie. Ik zal daarin ook investeren.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik besef dat ik daarrond heel veel vragen heb gesteld en verwijzingen heb gemaakt. Scholen en kennisinstellingen moeten krachtige leeromgevingen zijn en in het kader daarvan zie ik eigenlijk heel deze thematiek.
De digitale mogelijkheden zijn vandaag inderdaad bijzonder groot. Er zijn al ontzettend veel en ook mooie voorbeelden van eindeloze digitale leervormen. Ik heb mij al uren geamuseerd met het bekijken van filmpjes en dergelijke. Ik denk ook wel dat de eerlijkheid gebiedt dat we een juist evenwicht moeten zoeken tussen die digitale leermethodes en het contactonderwijs. We moeten dat ook zeer ernstig nemen als nieuwe leermethode, als nieuwe vorm.
De academie geeft aan dat een aanpak die enkel van onderuit vertrekt niet voldoende is om de digitale evolutie in goede banen te leiden en dat de overheid dus een ondersteunende rol moet kunnen opnemen door samenwerking, innovatie en kennisdeling rond dat digitaal onderwijs binnen het hoger onderwijs te stimuleren en een draagvlak te creëren. Ik geloof ook absoluut in het platform dat gerealiseerd moet worden. Ik ben dus heel blij dat u meermaals in uw antwoord hebt aangegeven dat het platform een structureel gegeven is om rond Blended Learning verder te kunnen werken.
Minister, ik ben heel tevreden met uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Celis, mijn antwoord was eigenlijk nog langer, ik heb het wat ingekort, want het was heel uitgebreid. Het waren ook wel uitgebreide vragen.
Rond dat platform wil ik u nog meegeven – maar ik denk dat u het daarmee eens bent – dat ik niet graag tot een zware structuur wil komen, het moet een soepel en wendbaar iets zijn dat gedragen wordt. Daarin zal ik nu investeren. We moeten ook nagaan hoe we dat op de best mogelijke manier kunnen doen. Ik ben het eigenlijk met u eens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.