Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil vooral een bezorgdheid uiten. Het goede initiatief om de scholen voor elke anderstalige nieuwkomer 950 euro te geven, lokt ook wat bezorgdheid uit. Ik bekeek de omzendbrief eens en stel ook vast dat veel directeurs niet klaar zien in de financiering van anderstalige nieuwkomers. Ik stel vast dat ze zelf verificateurs moeten raadplegen omdat ze niet goed weten hoe de berekening moet worden gemaakt. Als de berekening fout is, is het een hele administratieve rompslomp om alles recht te zetten.
Ik geef twee voorbeelden. Een school was echt niet zeker of de berekening goed was, en zocht hulp. Het is geen alleenstaand geval. De verificateurs worden blijkbaar overbevraagd. Voorts is er het geval van een kind dat in de derde kleuterklas zit, maar eigenlijk al in het eerste leerjaar zou moeten zitten. Klopt het dat men voor dat kind geen toelage krijgt? Er blijven dus nogal wat vragen hangen. Is het mogelijk om daarover duidelijke informatie aan de scholen te verschaffen? Het is een korte vraag die zeker niet de bedoeling heeft om de regeling zelf in vraag te stelen, want die is goed. Maar transparantie is nodig.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik kan kort antwoorden. Uiteraard ben ik bereid om transparant te communiceren; ik doe niets liever. Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn waardering uit te drukken voor de manier waarop scholen en leerlingen omgaan met de uitdagingen waarvoor ze staan. Er is al veel gediscussieerd over de loopbanen en de verloven. Maar als ik zie hoe leerkrachten omgaan met kinderen die hier nieuw zijn en de taal en de cultuur niet kennen, en dan terechtkomen in een klasje waar kinderen zitten die zelf nog uit verschillende culturen komen en andere talen spreken, dan moet ik zeggen dat ze dat schitterend aanpakken. Ik heb ook vastgesteld dat muziek erg verbindend werkt, want dat is toch een beetje een universele taal. Ik heb begrepen dat u niet vraagt naar een uitleg over de technische aspecten van de regeling, maar gewoon vraagt om het nog eens goed aan de scholen uit te leggen. Wel, ik zal dat zeker doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog twee zaken aanstippen. Mijnheer Vandenberghe, u hebt het in uw vraag over de anderstalige nieuwkomers.
De heer Vandenberghe vroeg enkel om nog eens duidelijk alle regels aan de scholen te communiceren. Ik heb daarop geantwoord dat ik dat zal doen. Ik ben dus niet op de inhoud van de regeling ingegaan.
In de schriftelijke voorbereiding van de vraag gaat het over de aangroei van anderstalige kleuters, en niet over iets anders. Dat is belangrijk. Een tweede opmerking: de uitbetaling van die 950 euro per maand loopt eind juni ten einde. Ik denk wel dat de scholen vragende partij zijn om die regeling voort te zetten. De aangroei van anderstalige kleuters zal zich ook de komende jaren doorzetten. We moeten dus duidelijkheid creëren. De N-VA is vragende partij om na te gaan wat we vanaf 1 september 2016 kunnen ondernemen om scholen te ondersteunen die inspanningen leveren om de kennis van het Nederlands te bevorderen. Want op dat moment zijn die kinderen niet verdwenen. Op relatief korte termijn moeten we daarover een beslissing nemen, denk ik.
U mag me altijd extra middelen geven.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik heb niets toe te voegen aan de vraag die ik heb gesteld.
Aangezien in het verslag enkel het gesproken woord wordt opgenomen, wil ik opmerken dat ik slechts antwoord op de vragen die ik krijg. De heer Daniëls reageerde op een aantal bedenkingen die op papier staan, maar dat doe ik niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.