Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over meer beweging voor schoolgaande kinderen
Vraag om uitleg over gezondheids- en bewegingsopvoeding in het Vlaamse onderwijs
Vraag om uitleg over het sporten op school
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik trap een open deur in als ik zeg dat elk commissielid meer dan eens per dag in een krant snuistert om actuele informatie te vinden, en dat is bij mij niet anders. Op 6 april heb ik deze vraag om uitleg ingediend en ze is op 19 april ontvankelijk verklaard. Ondertussen ben ik via de pers al een en ander van de antwoorden te weten gekomen. Mijn beginnersmentaliteit en mijn jeugdig enthousiasme hebben ervoor gezorgd dat mijn schriftelijke inleiding nogal lang is. Ik zal proberen die wat in te korten.
Vandaag telt Vlaanderen 88.000 tieners met overgewicht. De nieuwste cijfers van het CLB tonen aan dat niet 1 op de 6 maar 1 op de 5 jongeren kampt met overgewicht. Vooral in het beroepsonderwijs komt overgewicht en obesitas veel meer voor. De socio-economische status van de leerlingen en hun gezin is een belangrijke factor bij overgewicht. Volgens het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) bewegen kinderen uit kansarme gezinnen net als hun ouders veel minder en hebben ze minder goede voedingsgewoonten. Bovendien stelt VIGeZ dat allerlei campagnes de doelgroep van kwetsbare jongeren absoluut niet bereiken waardoor de gezondheidskloof nog groeit. Dit lijkt mij een belangrijk aandachtspunt.
De CLB’s willen de cijfers per school uitrekenen, zodat scholen zich met elkaar kunnen vergelijken. Gezonde voeding is nu een van de vakoverschrijdende eindtermen. In het nieuwe eindtermendebat moet hier zeker sterk op ingezet worden. Natuurlijk speelt ook de thuissituatie een rol. Wordt er samen aan tafel gegeten? Gebeurt dit zonder tv of tablet? Zijn de tussendoortjes gezond of is dat al snel koek of snoep? Hoe dan ook kan er op school veel gebeuren, ook naar de ouders.
Ten slotte is er ook de jongste studie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid dat stelt dat 3- tot 5-jarigen de helft van de dag zittend doorbrengen en dat jongens en meisjes tussen 14 en 17 jaar twee derde van hun wakkere uren al zittend doorbrengen. Dat is geen fraai beeld. Ik moet toegeven dat sinds ik in het parlement vertoef, ik merk dat er ook voor ons wel wat werk aan de winkel is.
Kinderen en jongeren tussen 5 en 17 jaar zouden minstens 1 uur per dag matig tot zwaar intensief moeten bewegen volgens de Wereldgezondheidsorganisatie. Er is dus dringend actie nodig. Nu haalt immers maar 1 op 3 adolescenten en 1 op 2 jongere kinderen de bewegingsnorm.
De gevolgen voor jongeren met overgewicht zijn al vaak geschetst. Enkele weken geleden ondervroeg ik minister Vandeurzen over ditzelfde thema. Hij stelde dat hij zijn collega-ministers had opgeroepen om zijn acties mee te ondersteunen vanuit alle departementen. Daarom richt ik me vandaag ook tot u als verantwoordelijke voor Onderwijs, een beleidsdomein dat cruciaal is om het grote probleem van overgewicht, zeker bij kinderen en jongeren, terug te dringen. Toeval of niet, maar eergisteren hebt u nog samen met minister Vandeurzen in het GO!-atheneum Redingenhof in Leuven een stappenplan gelanceerd om secundaire scholen op weg te helpen om frisdrankvrij te worden. U zat rond de tafel met zowel leerlingen, leerkrachten als ouders. Dat is een zeer goed signaal. Bedoeling is dat de school op termijn geen frisdranken meer aanbiedt en niet meer toelaat dat ze door leerlingen worden meegebracht naar school. Vandaag staat echter wel in 65 procent van die scholen nog steeds een frisdrankautomaat. Zowel VIGeZ als de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) pleit voor een uitdoofbeleid. Het advies van de Vlor dateert echter van voor de bekendmaking van de nieuwe dramatische cijfers over overgewicht bij jongeren.
Verder pleit men voor meer water drinken in klas. Ook dit is nog steeds niet overal mogelijk. Uit de laatste VIGeZ-cijfers van 2012 blijkt dat in bijna 1 school op 5 geen gratis drinkwater wordt aangeboden. Misschien leveren de VIGeZ-cijfers van december 2015 een beter resultaat op, maar deze hebben we nog niet kunnen inkijken.
Wat sport en beweging betreft, zal ik geen verdere inleiding geven. Ik las immers in Het Laatste Nieuws van 23 april dat u net als ik, en allicht nog veel beter, het probleem al zeer goed kunt situeren.
Minister, zou het niet aangewezen zijn, in het licht van de nieuwe dramatische cijfers in verband met overgewicht bij tieners, toch een verbod op frisdrankautomaten in de secundaire scholen te overwegen? Hoe kunnen we heel concreet leerlingen betrekken bij het werken aan een gezonde levensstijl en het promoten van gezonde voeding op en buiten de school? Ziet u mogelijkheden om Tutti Frutti meer te promoten en te ondersteunen? Wanneer hebben we de mogelijkheid om de nieuwe VIGeZ-cijfers in te kijken die eind vorig jaar werden opgevraagd? Ziet u nog mogelijkheden om de consumptie van kraantjeswater in het onderwijs verder te promoten en te ondersteunen? Welke ondersteuning krijgen de scholen vandaag voor de installatie van drinkfonteintjes? Hoe zou u ervoor kunnen zorgen dat sport en beweging een belangrijkere plaats krijgt in de scholen? Gaat u hierbij de aanbevelingen van UGent bestuderen? Hoe zou u ervoor kunnen zorgen dat meer scholen participeren aan ‘Sport beweegt je school’? Ik veronderstel dat de eerste ideeën van Paul Van Den Bosch al een mogelijk antwoord kunnen bieden. Zijn er binnen uw departement momenteel al specifieke acties in ontwikkeling om ook de meest kwetsbare jongeren te bereiken? Komt dit onderwerp aan bod binnen het eindtermendebat? Welke concrete maatregelen wenst u zelf toe te voegen vanuit Onderwijs op de gezondheidsconferentie eind dit jaar op het vlak van gezonde voeding enerzijds en sport en beweging anderzijds om het grote probleem van obesitas bij onze jeugd te counteren?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, op 23 april 2016 kondigde u, als minister van Onderwijs, aan dat u zou samenwerken met Paul Van Den Bosch, een bekende coach uit de sportwereld. De aanleiding daarvoor is het actieplan dat u voor ogen hebt om te zorgen voor een gezonder voedingspatroon en kinderen op school meer te laten bewegen. Dit actieplan komt er in voorbereiding van de gezondheidsconferentie die eind 2016 plaatsvindt.
De heer Van Den Bosch zou nu minstens één dag per week op het kabinet komen werken om het thema dieper uit te werken en concrete oplossingen naar voren proberen te schuiven. Hij pleit er bijvoorbeeld voor om meer te halen uit de twee uur lessen lichamelijke opvoeding en om kinderen en jongeren op tijd te laten rechtstaan en bewegen. Liefst zou dit na elk lesuur moeten plaatsvinden.
Het onderwerp over voeding en beweging is al meermaals aan bod gekomen in de commissie Onderwijs. Het belang ervan is dan ook niet te onderschatten, dat blijkt uit de indicatorenmeting van 2012 van VIGeZ maar ook uit talloze wederkerende artikels waaruit blijkt dat jongeren de dag vandaag meer te kampen hebben met overgewicht. Deze vaststellingen waren ook te lezen in de laatste gezondheidsenquête. Eén op de vijf jongeren is te dik en 7 procent kampt met alarmerende zwaarlijvigheid. Dat kinderen vaak te veel stilzitten op de schoolbanken heeft hier natuurlijk een invloed op.
U hebt, als minister van Onderwijs, aangegeven dat u initiatieven zou nemen om het voedings- en bewegingsbeleid in de scholen aan te pakken. Er zouden, zonder de vrijheid van de scholen te beperken, stimulerende maatregelen worden aangereikt in de richting van een vrije, gezonde keuze. Verder zou u ook de mogelijkheid van een label ‘gezonde school’ onderzoeken in aanloop naar de gezondheidsconferentie. U had aangegeven dit label niet alleen te beperken tot voeding maar ook tabak, alcohol en drugs zouden in het mogelijke label betrokken worden.
Minister, het onderwerp over voeding en beweging is al meermaals aan bod gekomen in de commissie Onderwijs. U gaf in het verleden aan vooral op het actieplan in te zetten in voorbereiding van de gezondheidsconferentie eind dit jaar. Welke concrete initiatieven plant u echter in afwachting van deze conferentie? Welke acties hebt u al ondernomen? Wat is de stand van zaken inzake de mogelijke ontwikkeling van dit label? Tabak, alcohol en drugs zouden in het mogelijke label worden betrokken. Komt hier mogelijk ook plaats voor het bewegingsbeleid van scholen? Welke concrete ideeën hebt u in gedachten om kinderen en jongeren meer te laten bewegen tijdens de schooluren? Hoe schat u de eerste ideeën van Paul Van Den Bosch in?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, cijfers geven aan dat één op vijf leerlingen van het leerplichtonderwijs overgewicht heeft, met alle gezondheidsrisico’s van dien. Dat tieners tot 9 uur per dag, een groot deel daarvan op school, absoluut stilzitten is daarin een belangrijke factor. In de opvoedende rol van ons onderwijs en onze scholen moet een plaats zijn voor praktische gezondheidsopvoeding die dat tegengaat. Daarom wil de minister tegen de gezondheidsconferentie van eind dit jaar een actieplan voorstellen over de meerwaarde van voldoende beweging en gezonde voeding op school. Wellicht in die context werd Paul Van Den Bosch aangetrokken als medewerker bij de minister. Minister, graag wil ik informatie vragen over de context en de mogelijkheden die we daartoe hebben in ons onderwijs.
Minister, hoe situeert de Vlaamse leerplichtleerling zich inzake gezondheid tegenover leerlingen uit andere OESO-landen? Volstaan twee uur lichamelijke opleiding op school om de bewegingsopvoeding van jongeren te verbeteren? Welke mogelijkheden ziet u om binnen de vrijheid van onderwijs toch een effectievere bewegings- en gezondheidsopvoeding te verwezenlijken in het Vlaamse onderwijs? Op de laatste vraag heb ik reeds deels een antwoord gekregen in het interessante persbericht van eergisteren.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, u kondigde onlangs aan dat u zult samenwerken met Paul Van Den Bosch om een actieplan op te stellen rond voldoende beweging en gezonde voeding op school. Uiteraard een goed idee, daar een op vijf leerlingen met overgewicht kampt.
Een van de punten die zal onderzocht worden is onder andere of de lessen lichamelijke opvoeding op school op een andere manier moeten worden ingevuld en hoe dit kan bijdragen tot meer beweging van de leerlingen. Een andere stem uit de sportwereld, met name ex-atlete Tia Hellebaut, is al sinds eind vorig jaar meter van de actie ‘1 Mile a Day’. Dit is ook een lovenswaardig project dat jonge kinderen aan het bewegen wil krijgen. Concreet houdt dat in dat alle leerlingen en leerkrachten per dag zo’n anderhalve kilometer lopend of wandelend afleggen. Dat bevordert niet alleen hun conditie, maar ze zijn ook aandachtiger tijdens de lessen en gaan vooral de strijd aan tegen obesitas. Vorige week hebben enkele scholen uit het project hun eerste resultaten voorgelegd, met enthousiasme bij zowel leerkrachten als leerlingen.
Minister, wat is de timing voor dit actieplan rond voldoende beweging en gezonde voeding op school? Wie wordt er nog bij betrokken? Wij kregen als leden van de meerderheid enkele weken geleden van collega Meuleman en van de Groen-fractie een uitnodiging om over hun Refterrevolutie mee na te denken. Ik denk dat medewerkers en leden van alle fracties aanwezig waren. Er zit heel veel goed materiaal in. Zowel op het terrein als in het parlement is een momentum ontstaan om rond deze problematiek verder te gaan dan wat er in het verleden is gebeurd.
Paul Van Den Bosch wil onder andere het lessenpakket van de turnlessen aanpakken. Betekent dit dan dat de eindtermen voor de lessen lichamelijke opvoeding (lo) ook zullen worden onderzocht? Hoe past dit in het traject rond de globale herziening van de eindtermen?
U kent ongetwijfeld het project ‘1 Mile a Day’. Kan dat initiatief mee worden opgenomen? Hebt u het al bezocht of zijn er nog andere zaken over te zeggen? Wilt u het via uw actieplan mee promoten in scholen?
Minister Crevits heeft het woord.
Hartelijk dank ook voor uw eerste vraag, mijnheer Moyaers. U hebt een mooie stem en vooral dat u het woord ‘snuisteren’ gebruikt, heeft me aangenaam getroffen. Ik hou van woorden die we maar zo nu en dan horen en ‘snuisteren’ hoort voor mij in het rijtje ‘mooie woorden die we te weinig gebruiken’.
Ik zal proberen de vragen gebundeld te beantwoorden.
Hoe scoort onze Vlaamse leerplichtleerling op het gebied van gezondheid in vergelijking met leerlingen uit andere OESO-landen? Ik zal het rapport niet helemaal toelichten, mijnheer De Meyer – dat vraagt u ook niet – maar ik haal er een paar interessante resultaten uit.
Op de leeftijd van 15 jaar eten ongeveer even veel Vlaamse jongens als meisjes dagelijks fruit. Meisjes uit onze buurlanden eten evenwel veel meer fruit. Bij jongens is het verschil kleiner en scoren we dus gelijkaardig.
Er is een geslachtsverschil bij het drinken van frisdrank. In Vlaanderen drinken 15-jarige meisjes dagelijks minder frisdrank dan 15-jarige jongens. Dat verschil zien we ook in andere landen. De toename in de consumptie van frisdrank – en dat is relevant, ook voor het plannen van beleidsingrepen – zien we in Vlaanderen vooral bij jongeren van 11 tot 13 jaar, in de overgang dus van lager naar secundair onderwijs.
Op het vlak van ontbijten scoren we in Vlaanderen goed in vergelijking met andere landen. Maar ook hier is er een verschil tussen meisjes en jongens. Meisjes ontbijten minder vaak en dat zien we ook in andere landen.
Voor beweging ligt de lat idealiter op 60 minuten fysieke activiteit per dag. Voor de 15-jarige Vlaamse jongeren zijn de cijfers vergelijkbaar met die in andere OESO-landen. Net zoals in andere landen bewegen meisjes beduidend minder dan jongens. Vooral bij meisjes neemt de fysieke activiteit ook af naarmate ze ouder worden. Uitzonderingen niet te na gesproken, uiteraard.
Voor sedentair gedrag wordt vastgesteld dat meisjes in Vlaanderen op 15-jarige leeftijd minder televisie kijken dan jongeren in Nederland en Duitsland. Bij jongens zien we een gelijkaardige trend. Jongens kijken in een groot deel van de OESO-landen meer televisie dan meisjes. Ook dat verschil zien we bevestigd in Vlaanderen. Ik kan me echter niet van de indruk ontdoen dat televisiekijken ook een verouderd begrip aan het worden is, maar dit is een persoonlijke opmerking.
We staan dus ten minste voor vergelijkbare uitdagingen. Vlaanderen heeft niet plots veel meer of ernstigere problemen dan andere landen. We staan voor een collectieve uitdaging. Op 24 mei eerstkomend hebben mijn administratie en kabinet nog een overleg met de onderzoekers van de Universiteit Gent. Dat zal hopelijk tot nog betere inzichten en mogelijk ook tot voorstellen van interventie leiden. Tot zover het onderzoek waarnaar u peilde, mijnheer De Meyer.
Ik kom dan bij de vragen over de gezondheidsconferentie, de frisdrankautomaten, het leidingwater en het label. In de commissievergadering van 4 februari – mevrouw Van Eetvelde heeft er ook naar verwezen – hebben we al besproken dat de gezondheidsdoelstellingen voor Vlaanderen zullen worden vernieuwd tijdens de tweedaagse gezondheidsconferentie van 16 en 17 december. In aanloop daarnaar loopt er een participatief traject waar onderwijs nauw bij betrokken is. Naast een evaluatie van het gevoerde beleid en een omgevingsanalyse maken we een inventaris op van nieuwe trends in binnen- en buitenland, hebben we experts gezocht en wordt ook het gebruik van labels onder de loep genomen. Met Jo Vandeurzen hebben we afgesproken dat onderwijs op de conferentie een levensdomein wordt. Dat betekent dat onderwijs een volwaardige pijler wordt en Jo Vandeurzen heeft me ook gevraagd om als minister van Onderwijs daarin een voortrekkersrol te spelen. Daarom doe ik ook een beroep op Paul Van Den Bosch. Hij is een sportleraar die nu met tbs is gegaan – om zijn jeugdige leeftijd te onderstrepen mag ik zeker niet zeggen dat hij met pensioen is, zo lees ik. Hij is als coach zeer fel begaan met gezondheid, maar heeft ook als leraar heel veel ervaring met hoe scholen werken, wat er wel en niet in de leerplannen staat, wat er wel en niet kan. Daarom heb ik hem gevraagd om het kabinet te ondersteunen bij het opmaken van een plan in aanloop naar de gezondheidsconferentie.
Persoonlijk zie ik een plan met vier onderdelen. Het eerste daarvan is gezonde voeding. Ik vind het zeer lovenswaardig dat mevrouw Meuleman en de fractie Groen iedereen hebben uitgenodigd om na te gaan of er eventueel kan worden samengewerkt in het kader van de recente evolutie. U hebt mij ook persoonlijk uitgenodigd. We hebben het daar gisteren even over gehad. Het is zeker goed dat we meerderheid- of partijoverschrijdend bekijken op welke manier we voeding een goede plaats kunnen geven binnen onderwijs, uiteraard rekening houdend met de vrijheid die scholen hebben. Het is zeker goed dat we daarover het gesprek aangaan.
Een tweede onderdeel is de hele infrastructuur bij scholen. Je kunt een infrastructuur namelijk zo bouwen dat die uitnodigt tot bewegen. We doen dat als het gaat over schoolinfrastructuur. Als minister Schauvliege acties onderneemt zoals ‘Pimp je Speelplaats’ dan is er daarbij ook aandacht voor het bewegingsvriendelijk zijn van de speelplaatsinfrastructuur. Je kunt daar dus heel wat mee doen.
Een derde onderdeel daarbij is het bewegen. Bij bewegen gaat het niet alleen over het intens sporten tijdens de lessen lichamelijke opvoeding, maar ook het bewegen tussen de lessen door. Een paar minuutjes bewegen tussen de lesuren door is al gezond. Dat draagt ertoe bij om tot zestig minuten te komen.
Een vierde onderdeel dat er wat mij betreft onlosmakelijk mee verbonden is, is EHBO en reanimatie. Als je leert hoe je een mens in nood kunt reanimeren, kan dat ertoe bijdragen dat je je eigen gezondheidsbeleving sterker ervaart.
Dat zijn de vier pijlers, waarrond we al heel wat basismateriaal hebben. Zo heb ik al een taskforce rond EHBO. Maar er is nog heel veel ruimte om rekening te houden met jullie insteken. De deadline is de gezondheidsconferentie. Dan zullen we wat we al hebben gemaakt, voorleggen aan het brede veld en scholen, om te bekijken hoe we tot een evidentie kunnen komen bij schoolbeleid om goede dingen te doen rond voeding en beweging. Kijk wat er is gebeurd rond scholen, rond milieuzorg op school (MOS). Kinderen beschouwen het sorteren op school als evident. Ik herinner me dat mijn kinderen me lang geleden alle goede zaken hebben geleerd in verband met composteren. Onder druk van de kinderen, dankzij de school dus, is er zeer snel een compostvat bij ons thuis gekomen.
Waar staan we met het frisdrankenbeleid? Ik heb enige tijd geleden in de commissie aangekondigd dat ik samen met minister Vandeurzen scholen wil ondersteunen om stapsgewijs suikerrijke dranken en tussendoortjes te bannen. We hebben daartoe afgelopen dinsdag de geactualiseerde website www.gezondeschool.be/kieskeurig gelanceerd. Ik heb een gesprek gevoerd met de mensen van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. Zij doen dat bijzonder goed: ze bieden niet alleen educatief materiaal aan, maar geven ook heel concrete tips over gezonde voeding voor directie, leerkrachten en leerlingen. Het is een instrument dat leraren en schooldirecties helpt om stapsgewijs de weg naar een frisdrankvrije school te bewandelen. Men vertrekt van het huidige drankassortiment van de school en gaat via een eenvoudig stappenplan door een aantal fases om te kijken wat er kan worden verbeterd en hoe iedereen, van leerling tot directeur, van ouder tot leerkracht, kan worden betrokken bij die overgang naar een nieuw gezond aanbod van drank en tussendoortjes.
Ik geef een paar voorbeelden. We zijn al in een paar scholen van het secundair onderwijs geweest waar een heel drastische beslissing is genomen en alle automaten werden afgeschaft. Als dat niet is ingepast in een breder beleid, dan brengt iedereen gewoon zijn eigen frisdrank mee. In andere scholen zegt men dan weer dat het verboden is, maar daar lopen de leerkrachten dan zelf nog met frisdrank op de speelplaats.
Als je zulke keuzes maakt, moet je echt proberen de ouders mee te krijgen. In het atheneum dat we gisteren hebben bezocht, zie je een automaat waarin niet alles even gezond is. Ik had een foto geplaatst op de sociale media en kreeg daarop wel wat commentaar. Maar men werkt daar met een stappenplan, waaraan de oudervereniging en de leerlingenraad meewerken. Men bewandelt er het pad naar een gezond aanbod van dranken en tussendoortjes. Men wil dat gedragen doen. Je kunt dat niet als een ‘one shot’ doen, want dan bereik je daar niets mee. Dan gaan ze gewoon naar de automaat naast de school om daar een cola te halen. Dat is het goede aan het systeem. Het geeft wat adem.
Er is iets dat mij zorgen baart. Ik wees er daarnet op dat het frisdrankgebruik bij kinderen exponentieel toeneemt tussen 11 en 13 jaar. Dat is net de overgang van het lager naar het secundair onderwijs. Collega’s, de lagere scholen zijn al frisdrankvrij, secundaire scholen nog niet. Als ik zie waar het omslagpunt zit, moeten we proberen stevig werk te maken van het frisdrankvrij maken van de scholen. Nogmaals, sommigen pleiten voor een verbod. Maar volgens mij is een verbod alleen niet voldoende. Je moet echt proberen dat in een participatief traject te stoppen, samen met de scholen. Veel scholen tonen ook aan dat het kan.
Ik merk dat veel meer ouders dan vroeger daar heel gevoelig voor zijn en wensen dat de school daarmee rekening houdt. De scholen zelf zeggen dat het aanvankelijk wat meer werk is, maar dat het uiteindelijk een evidentie is en dat iedereen er zich naar gedraagt.
Dat betekent dat men leerlingen erbij betrekt en hen stimuleert om water te drinken. Het is belangrijk om gezond en loodvrij kraantjeswater uit goed onderhouden fonteintjes aan te bieden. Ik was twee jaar lang minister bevoegd voor het leefmilieu, en dus ook voor de fonteintjes. Er werden er toen in scholen geplaatst. Soms doken er problemen op. Want zo’n fonteintje dat naast de toiletten staat, zal weinig succes hebben. De kraantjes en de leidingen moeten ook goed worden onderhouden. Fonteintjes vereisen dus een beleid.
Volgende week komt er een rondetafel met de product- en automaatleveranciers. Automaten moeten niet per se worden geweerd: men kan met de productleveranciers proberen af te spreken dat ze hun aanbod van gezonde dranken uitbreiden. De rondetafel moet ervoor zorgen dat de scholen sterker staan in hun onderhandelingen met de leveranciers. Wat gezonde waters betreft, is er nog een discussie gaande over de gezondheid van gearomatiseerde waters, waarop de suikertaks van toepassing is. VIGeZ stelt dat die waters wel degelijk gezond zijn omdat er een natuurlijk aroma wordt toegevoegd. Meer informatie vindt u op http://www.gezondeschool.be/kieskeurig. Mijnheer Moyaers, ik zou u graag de cijfers geven, maar met VIGeZ is afgesproken dat ze op de gezondheidsconferentie zullen worden bekendgemaakt. Die afspraak moeten we respecteren. In de loop van de volgende maanden zullen we proberen om nog het een en het ander samen te realiseren, mevrouw Meuleman.
Sport en beweging moeten uiteraard een relevante plaats in de scholen innemen. Er lopen al initiatieven. Ik verwijs naar enkele ervan. Er is een overeenkomst tussen de Vlaamse Regering en de Stichting Vlaamse Schoolsport waarin is bepaald dat de stichting nauw samenwerkt met universiteiten om de schoolactiviteiten bij te sturen. De acties en de maatregelen op het vlak van sport en beweging die de stichting voor de scholen uitwerkt, worden geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd in de opvolgingsgroep voor de organisatie van de schoolsport. Daarin zitten vertegenwoordigers van het Agentschap Sport Vlaanderen, de Vlor, de Vlaamse Sportraad, het beleidsdomein Onderwijs, de kabinetten van begroting, sport en onderwijs, en experten van onder meer VIGeZ. De opvolgingsgroep wordt binnenkort versterkt met een vertegenwoordiger van de minister van Mobiliteit en een vertegenwoordiger van de minister van Volksgezondheid. In die opvolgingsgroep zullen de aanbevelingen van de Gentse universiteit worden besproken.
In de overeenkomst met VIGeZ staan onder meer acties en maatregelen om de onderwijsinstellingen te ondersteunen om voeding en beweging te stimuleren en sedentair gedrag tegen te gaan. Er wordt ook gewerkt aan een leidraad om speelplaatsen zo in te richten dat kinderen en jongeren nog meer worden uitgenodigd om te bewegen.
Er zijn ook specifieke maatregelen genomen. Ik werk samen met minister Muyters aan een projectoproep voor de schoolsportinfrastructuur en het optimaal gebruik ervan binnen en buiten de schoolmuren. Het is het derde luik van mijn plan. Minister Muyters heeft een budget uitgetrokken voor de renovatie en nieuwbouw van zwembaden, want dat is belangrijk voor het schoolzwemmen. Ik kom daar straks nog op terug. De heer De Ro had het over het '1 Mile a Day'-project, dat past in het stimuleren van voldoende beweging op school. De Vlaamse Stichting Schoolsport lanceert het project vanaf volgend schooljaar. Tia Hellebaut wordt de meter van het project.
Ik heb niet de bedoeling om al die initiatieven afzonderlijk op scholen los te laten, maar te komen tot een globaal overzicht van het aanbod, aangevuld met een aantal extra initiatieven. Vandaar dus dat ik het had over mijn vier pijlers. Paul Van De Bosch heeft de opdracht gekregen om – zoals vandaag – vragen om uitleg voor te bereiden, en ook om alle expertise, acties en maatregelen samen te brengen, zodat elke onderwijsinstelling een zeer accuraat overzicht krijgt van hoe er werk kan worden gemaakt van meer beweging en sport, verbonden aan andere onderwerpen zoals EHBO. Hiervoor zal hij met alle experten en initiatiefnemers samenzitten. Het globale actieplan sport en beweging zal tegen medio december klaar zijn.
Ik vind het bijzonder belangrijk dat scholen hiermee zelf aan de slag gaan en daarbij het schoolteam, leerlingen en ouders zo veel mogelijk betrekken. Draagvlak en participatie zijn de sleutels tot een geslaagd gezondheidsbeleid.
Ik behandel nu de lichamelijke opvoeding, mijnheer De Meyer. In de zorg voor voldoende beweging en sporten draait het uiteraard om het aantal uren per dag dat er wordt bewogen en gesport. Kleuters van drie tot zes jaar moeten dagelijks minstens drie uur fysiek actief zijn – in lichte, matige of intense mate. Kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar moeten dagelijks minstens één uur matig tot intens fysiek actief zijn.
Belangrijk is dat ook in het dagelijkse leven kinderen zich er voldoende van bewust zijn dat beweging noodzakelijk is om gezond door het leven te gaan, en daar kunnen de lessen lichamelijke opvoeding zeker toe bijdragen. Er is evenwel meer nodig om jongeren aan te zetten tot een actieve houding. Jongeren moeten ook in andere activiteiten gestimuleerd worden om meer te bewegen. Dat kan door in te zetten op meer beweging bij de gewone dagelijkse activiteiten, zoals te voet of met de fiets naar school gaan, bewegen tijdens de pauzes, sporten over de middag of met de fiets naar het zwembad gaan.
Wat Tutti Frutti betreft, start VIVES met een proefproject in enkele scholen, waarbij wordt nagegaan hoe scholen die werken met kwetsbare kinderen nog beter kunnen worden ondersteund en hoe ouders daarin nog meer kunnen participeren. Als de resultaten goed zijn, kan het over heel Vlaanderen worden uitgerold. Om Tutti Frutti zelf te versterken worden nog een aantal begeleidende maatregelen uitgewerkt, zoals het gebruik ervan in het kader van de smaakontwikkeling bij kleuters.
Ook binnen de overeenkomst met de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS) is er voorzien om specifieke acties te ontwikkelen die gericht zijn op de meest kwetsbare kinderen. Er is de Sport Na School-pas (SNS) die het mogelijk maakt dat kinderen na de schooluren aan een beduidend lager tarief gedurende een trimester of langer kunnen proeven van tal van sportactiviteiten. Om dat te stimuleren werkt SVS onder meer samen met Buurtsport en G-sport en maken ze ook een analyse van de deelname van de GOK-scholen om gericht activiteiten op te zetten.
Dan kom ik tot de link met de eindtermen en de lestijden. De onderwerpen voeding en beweging komen ongetwijfeld nog terug in het eindtermendebat. Zoals u ook aanhaalt, werden er al suggesties gedaan door #BEL10 en ook door de ouders van het Gemeenschapsonderwijs. Ouders en leerlingen willen inzetten op de dingen die men in het leven nodig heeft, en werken aan een gezonde levensstijl is daar een onderdeel van. De resultaten van het eindtermendebat zullen morgen overhandigd worden. Ze zullen samengelegd worden met andere informatiebronnen. Wijzigingen aan de lespakketten kunnen enkel gebeuren in overleg met de leerplancommissies en de onderwijskoepels.
De voorbije dagen heb ik twee fietsritten van 125 kilometer afgelegd in het kader van Kom op tegen Kanker. Het heeft mij verbaasd hoeveel leerkrachten daaraan deelnamen en hoeveel van die leerkrachten mij hebben aangesproken over de lestijden en de sport op school. Niet enkel de sportleerkrachten, maar ook veel andere leerkrachten en zelfs een directeur meldden mij dat ze willen dat er meer ruimte zou zijn voor sport.
In verband met die suggesties rond de gezondheidsconferentie, is het voor mij van belang te kijken hoe andere landen dat aanpakken wat betreft peer support. Ik wil ook vernemen wat er kan worden gedaan om te voorkomen dat scholen op een verkeerd spoor worden gezet over evenwichtige voeding. In de media verschijnen er immers vaak tegenstrijdige berichten over gezondheid en ik kan me voorstellen dat scholen hierin vaak verward geraken. We hebben ook het debat rond de schoolmelk gehad. We moeten er echter over waken dat scholen niet met verkeerde modellen of informatie over gezondheid aan de slag gaan, en VIVES kan daar een schitterende partner in zijn. We moeten ook elkaars initiatieven vanuit Welzijn, Onderwijs en Sport steunen en niet telkens elk voor zich het warm water opnieuw willen uitvinden. Voor concrete maatregelen is er nog een inspraakronde voorzien met onder meer de leden van de commissie Onderwijs en Samenleving van de Vlor, die ook zelf nog voorstellen kunnen doen. Gezondheid en bewegen hebben geen politieke kleur en we moeten daar met zijn alleen zo goed mogelijk aan meewerken zonder te betuttelend te zijn. Ik sta erop dat de vrijheid van de scholen in dezen behouden blijft, maar we kunnen ze wel op weg zetten om een gefundeerd gezondheidsbeleid te voeren, zonder dat het hen meer moeite kost dan wanneer ze het niet zouden doen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord op de talrijke vragen. Ik ben tevreden dat u eraan denkt om in verband met de gezondheidsconferentie partij-overschrijdend te werken en dat we daar allemaal zullen voor uitgenodigd worden. Het is misschien wel van belang dat we als parlementsleden ook kunnen meewerken aan de voorbereiding van die conferentie. Het is daarom een gemiste kans dat VIVES zijn cijfers pas daar bekend zal maken en dat we die cijfers niet op voorhand kunnen inkijken ter voorbereiding van die conferentie.
U zegt dat er een draagvlak moet zijn om scholen frisdrankvrij te maken. Ik denk dat dit er vandaag al is. Volgens een bevraging van het Gemeenschapsonderwijs van vorig jaar vindt zelfs 63 procent van de ouders dat er op school enkel nog gezonde dranken en snacks mogen worden aangeboden. In verband met het probleem dat dan in de omgeving van de school andere middelen voorhanden zijn, is het interessant te kijken naar een Nederlands project, waar in de schoolomgeving afspraken gemaakt worden met de buurtwinkels. In het advies van VIVES lees ik dat ze voor een uitdoofbeleid zijn maar dat ze ongezoet fruitsap, light-frisdranken en gezoete melkdranken nog kunnen gedogen.
Die lightfrisdranken zijn eigenlijk nog ongezonder dan de gewone frisdranken. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat ze net tot overgewicht kunnen leiden bij kinderen omdat we ons lichaam er eigenlijk mee bedotten. Die valse suikers geven het idee dat ons lichaam zich volledig moet klaarmaken om een hele dosis calorieën op te nemen, en wanneer die niet komen, zullen we onbewust andere dingen eten om die caloriehonger te kunnen stillen.
U zegt dat u een Tutti Frutti-proefproject zult invoeren. Dat vind ik goed. Op dit ogenblik doen nog maar één of twee scholen mee aan dat project. Meestal hoor ik dat alle scholen een eigen fruitbeleid hebben als ze niet deelnemen aan het project Tutti Frutti, meer bepaald omdat het aanbod van fruit niet voldoende gedifferentieerd zou zijn.
Ik heb u ook iets horen zeggen over de SNS-pas. Ik ken dat project toevallig ook goed. Ik vind het een zeer goed initiatief om aan een lager tarief na de schooluren te kunnen gaan sporten. In Limburg is het cijfer van de SNS-pas dramatisch laag. Dat heeft meer bepaald te maken met het feit dat een SNS-pas maar interessant is in een schoolomgeving waar een en ander voorhanden is. Als fitness er niet inbegrepen is, wordt het meteen minder interessant.
Wat het bewegen tussen de lessen betreft, loopt op dit ogenblik een proefproject in Nederland. Daar wordt zelfs tijdens de lessen bewogen. Bij ons zal dat niet zo evident zijn, want onze schoolinfrastructuur leent zich daar meestal niet toe. In Nederland worden zelfs loopbanden in de klassen geplaatst en wordt uitgetest hoe het past bij het lesgeven. Het is niet evident om dat tijdens een les wiskunde te doen, maar tijdens een les Nederlands zou dat perfect kunnen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw zeer uitgebreide antwoorden.
U verwees naar de OESO-cijfers. Daar valt de positieve evaluatie op dat er minder frisdrank wordt gedronken. Ik hoor ook dat minder tv wordt gekeken, maar daar moeten we misschien ook bij vermelden dat veel jongeren meer met hun laptop of hun smartphone bezig zijn, waardoor ze ook niet altijd aan het bewegen zijn. Als er problemen zijn, moeten we ze misschien aanpassen aan onze eigen levenswijze en de manier waarop we er zelf mee omgaan. Dat geldt ook voor het participatietraject waarbij frisdranken stilaan worden afgebouwd. Ik vind dat zeer positief. Het is een lange weg, het kan niet van vandaag op morgen, maar het is heel goed dat eraan gewerkt wordt. Ik vind ook dat de ouders zelf een verantwoordelijkheid hebben wat het gebruik van frisdranken betreft. Als ouder leggen we de lat heel hoog op het vlak van de school waar we onze kinderen naartoe sturen, maar wat het gebruik van frisdranken betreft, hebben de ouders dus ook een verantwoordelijkheid. Mijn eigen kinderen drinken elke dag een liter water. Dat is ook een gewoonte. Daarom pleit ik ervoor om echt werk te maken van een waterbeleid op school. Het kost geen geld en het is heel gezond. Ik vind dat we ervoor moeten zorgen dat alle scholen daaraan werken.
In andere landen, bijvoorbeeld in Schotland, lopen de kinderen in het lager en secundair onderwijs elke dag één kilometer, ongeacht of het sneeuwt, regent, er zon is of het droog is. Uit de cijfers blijkt dat daar merkelijk minder overgewicht is bij kinderen. Dat is dus echt een voorbeeld. Als we iets van het buitenland kunnen leren, waarom zouden we het dan niet doen? Het kost ook geen geld om de kinderen elke dag een kilometer te laten lopen. Ik heb vandaag in de kranten ook gelezen dat er voorstellen zijn om de speeltijden langer te maken en de middagpauzes korter. Misschien kan dat ook helpen. Ik denk dat er wel mogelijkheden zijn om daarvan redelijk snel iets in de praktijk om te zetten.
Wat Paul Van Den Bosch betreft, ben ik heel blij dat u iets meer gezegd hebt over de vier pijlers, zodat we weten waarmee hij bezig is. Misschien kunnen we hem eens ontmoeten in onze commissie en laat hij ons ondertussen ook wat bewegen.
We kijken ook uit naar de conferentie op het einde van het jaar. Het is goed dat er voorbereidingen worden gemaakt, en we zullen zeker en vast onze bijdrage leveren.
De heer De Ro heeft het woord.
Ik heb drie puntjes wat de vier pijlers van het toekomstig plan van de conferentie betreft.
Ik denk dat er ook voldoende aandacht moet zijn voor kennis over voeding. Collega Moyaers verwees net naar de lightdranken. Net tijdens deze vraag wordt nog een nieuwe studie gepubliceerd waarin gesteld wordt dat alles wat onder light valt, ook vaste voeding, mensen bedriegt en alleen maar leidt tot meer overgewicht.
U hebt zonet iets gezegd over beweging bij kleuters. Ik dacht dat u verwees naar het feit dat kleuters minimaal drie uur fysieke inspanning zullen moeten doen. Er is nog een heel belangrijk aspect, namelijk dat nogal wat nieuwe inwoners in ons land geen speelcultuur hebben wat kleuters betreft. Nogal wat mensen uit de sector van de kinesitherapie en leerkrachten lichamelijke opvoeding hebben de afgelopen jaren inspanningen gedaan om kinderen niet alleen meer te laten bewegen en te laten spelen, maar ook juist te laten bewegen en spelen, omdat te weinig spelen en bewegen in de opvoeding en de groei ook leidt tot een minder goede motoriek. Motoriek is echter ook belangrijk in andere, meer kennisgerichte aspecten van het leren en het opgroeien.
We hebben al verschillende keren vastgesteld dat secundaire scholen die zich binnen hun vrijheid in de regelgeving zo organiseren dat elke volle dag begint met een uur sport, minder spijbelaars hebben, als de sport ten minste aantrekkelijk genoeg wordt gemaakt. Dat zorgt ervoor dat jongeren er dat eerste uur effectief willen zijn en de rest van de dag veel beter presteren dan voorheen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
In het verleden heb ik al mee gedebatteerd over gezonde voeding en minder frisdrank. Ik merk dat we op dat vlak grote stappen vooruit zetten en ik bedank u daarvoor, niet alleen als parlementslid maar ook als moeder. Ik hoop dat mijn dochter een gezonde schoolcarrière tegemoet kan gaan.
Wat betreft sport kunnen we nog een weg afleggen. Ik was een van de leerlingen voor wie sport kommer en kwel was. Dat heeft niet alleen te maken met het beperkte aantal uren, maar ook met de manier waarop het gebeurde. Ik zou een gezondere en beweeglijkere volwassene zijn die meer enthousiast zou zijn voor sporten, als het op die leeftijd een beetje beter was verlopen. Dat is absoluut geen verwijt aan de mensen die toen die taak op zich namen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat ook de Refterrevolutie ter sprake is gekomen. We hebben zeer veel werk gestopt in de opmaak van dat plan. Het is vrij volledig en uitgebreid. We hebben er ook een rondetafel over georganiseerd, waarop VIGeZ, de Gezinsbond, het Netwerk Tegen Armoede en de koepels aanwezig waren. We voelden brede steun, maar met een aantal opmerkingen die u ook hebt geuit. Zo is het educatieve aspect bijzonder belangrijk. Het heeft geen zin om frisdrankautomaten te verbieden en gezonde maaltijden aan te bieden zonder daar duiding bij te geven. Het is beter om dit in een proces te doen waarbij wordt uitgelegd waarom het zo belangrijk is en waarbij leerlingen worden betrokken. Ik ben het zeker eens met de nadruk op het educatieve aspect, want dat kwam duidelijk naar voren op de rondetafel. Er is toen ook gezegd dat we scholen niet moeten opzadelen met allerlei verantwoordelijkheden inzake gezonde voeding zonder dat er in voldoende ondersteuning wordt voorzien. Er komt al veel af op scholen. U werkt met de coach op het vlak van bewegen. We kunnen misschien iets gelijkaardigs doen omtrent voeding waarbij coaches of buddy’s scholen helpen. We moeten een evenwicht zoeken tussen het verplichten van een aantal zaken zonder te betuttelend te zijn en het respecteren van de autonomie van de scholen om de doelstellingen te bereiken.
De doelstelling van ons plan was tweeledig. Ten eerste ging het over schoolmaaltijden, het hele eetgebeuren en het gezondheidsaspect. Ten tweede is er ook de sociale component waarbij de betaalbaarheid van schoolmaaltijden belangrijk is. Het probleem van de lege brooddozen steekt steeds meer de kop op. Kinderen komen zonder eten of soms zelf met een zak chips als middagmaal naar school. De betaalbaarheidsdoelstelling en de sociale doelstelling via een gezonde maaltijd zijn ook heel belangrijk.
Het luik bewegen was niet opgenomen in ons plan en we hebben daar wat kritiek op gekregen. We konden niet alles doen met de Refterrevolutie. Met uw klavertjevier covert u de verschillende aspecten. Als we de twee naast elkaar leggen, komen we tot een heel mooi klavertje inzake gezondheidsbeleid op school.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben gevoelig voor de uitspraken over de lightproducten. Op de website van VIGeZ staat een stappenplan met scholen die nog gesuikerde dranken aanbieden in een bepaalde kleur en met scholen die lightproducten aanbieden in een andere kleur. Het wordt nog gedoogd om dan uiteindelijk gebannen te worden. Ze hebben die keuze gemaakt omdat die producten beter zijn dan de volledig gesuikerde producten. Ik voel ook wel dat ze daarmee wat gewrongen zitten. Is dat een betere evolutie? Als uit nieuwe onderzoeken blijkt dat dit niet zo is, dan zullen ze dat aanpassen. Dat is ook het voordeel van het feit dat zij het gezondheidsluik opvolgen. Zo krijg je unisono informatie, en niet Onderwijs dat het ene zegt en Welzijn iets anders.
Ik voel dat het hier ook leeft dat het beter is om te werken aan een stapsgewijze afbouw die wordt gedragen door meerderen. Een aantal maanden geleden waren hier nog leden die pleitten voor een volledige afschaffing. Ik kan dan wel stoer doen, maar dat heeft niet noodzakelijk een impact. Als het gedragen is, is dat veel beter.
Wat betreft ‘1 mile a day’: mevrouw Soens, ik had niet gedacht dat dat veel was voor u. (Opmerkingen van Tine Soens)
Zowel u als mevrouw Brusseel heeft een soort trauma opgelopen. U bent beiden bijzonder slank. U ziet dat het niet gelijk verdeeld is in de wereld, maar u raakt beiden een pertinent punt aan dat Paul Van Den Bosch ook al heeft aangeraakt. Hij ziet twee pijnpunten in de sportlessen. Sommigen waren al meteen kwaad na zijn eerste uitspraken. In sommige sportlessen staan jongeren veel te veel stil. Bij 3 uur speerwerpen sta je de hele tijd stil om dan tweemaal te werpen. De vraag is of dit soort dingen elementair is. Ten tweede moet de individuele winst veel meer worden beoordeeld. Je moet jongeren graag doen bewegen. Als je bij 5 kilometer lopen, de eerste 10/10 geeft, de tweede 9,5/10, de derde 9/10 enzovoort, dan ben je als laatste niet meer gestimuleerd om te bewegen. Eigenlijk is het bewegen op zich belangrijker dat de geleverde sportprestatie. Die balans moet men zoeken.
Ik deed heel graag sport. Mocht het alleen om bewegen gegaan zijn zonder zich aan elkaar te meten, dan zou ik ongelukkig geweest zijn. Een sportleerkracht moet proberen beide te combineren. Het belangrijkste is dat de leerwinsten worden gemeten. Als een leerkracht erin slaagt om de hele klas graag te doen bewegen, dan is die geslaagd. Die kan een heel bepalende impact hebben op de houding die iemand aanneemt in zijn latere leven. Daarover zijn we het eens. Hetzelfde geldt voor theoretische kennis. Mensen die zeer grote faalervaringen op school hebben opgedaan, zullen misschien ook minder stimulerend zijn tegenover hun eigen kinderen als die naar school gaan.
Het wordt vervolgd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.