Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, zeer recent is een rapport voorgesteld over gezinsdrama’s in Vlaanderen. Daar is ook een communicatie over geweest met beleidsaanbevelingen over preventie, aanpak, nazorg en het verder opvolgen via audit van gezinsdrama’s. Dit is een thema dat hier al vaker aan bod is gekomen. Daarbij werden verschillende elementen van hulpverlening en bijstand naast elkaar gelegd en was de vraag hoe een drama vermeden had kunnen worden indien er een betere informatie-uitwisseling was geweest. Dat was voor u, minister, aanleiding om daar meer op te focussen.
Op het vlak van preventie benadrukt het rapport de waarde van relatiebemiddeling, alsook het bespreekbaar maken van geestelijke gezondheidsproblemen. Daarnaast wordt gewezen op de professionalisering van hulpverleners zodat zij verontrustende gezinssituaties tijdig kunnen herkennen, correct kunnen inschatten en adequaat kunnen reageren. Ook het ontwikkelen van een procedure voor nazorg door voorzieningen die met de problematiek geconfronteerd worden, wordt sterk aanbevelen.
Tot slot wordt gewezen op het belang van analyses van voorgaande gevallen. Op die manier zou desgewenst kunnen worden bijgestuurd in de bestaande hulp- en dienstverlening. Elk gezinsdrama heeft een zware impact op iedereen die ermee te maken heeft. Zulke drama’s hebben ook een grote impact op de hulpverleners.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om gevolg te geven aan de aanbevelingen van het onderzoeksrapport over gezinsdrama’s?
Op welke manier zal met de bevindingen van dit rapport rekening worden gehouden bij de verdere uitrol van jeugdhulp 2.0? Welke rol kunnen de vertrouwenscentra kindermishandeling en de ondersteuningscentra jeugdzorg daarin spelen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Vorige week stelden we inderdaad met de heer Hubert Van Puyenbroeck het rapport ‘Wanneer het onvoorspelbare onvoorstelbaar reëel wordt’ voor. Het zou misschien interessant zijn om zijn bevindingen te horen in deze commissie.
Het rapport kwam er op onze vraag om gezinsdrama’s in Vlaanderen onder de loep te nemen. Uit de analyse van gesprekken met diverse professionals en nabestaande familieleden geeft het verdienstelijke rapport nu voor het eerst de aanzet tot een verbeterde benadering van de problematiek. Het rapport bevat aanbevelingen op vier domeinen: preventie, aanpak, nazorg, en audits van gezinsdrama’s. Ik zal dieper ingaan op de aanbevelingen en de acties die we ondernemen en de brug die we slaan met de 2.0-aanpak van de jeugdhulp.
Allereerst wil ik hier nog eens mijn waardering en respect uitspreken voor de betrokken professionals en nabestaande familieleden die in dit onderzoek hun ervaringen hebben gedeeld. Ik overloop even kort de diverse aanbevelingen en acties.
Op het vlak van preventie vermeldt het rapport het belang van initiatieven rond relatiebemiddeling en het wegwerken van het taboe op geestelijke gezondheidsproblemen. Zoals beschreven in het plan van aanpak voor een jeugdhulp 2.0 bereiden we een sensibiliseringscampagne over relatieproblemen en projecten voor met aandacht voor de positie van kinderen en jongeren in vechtscheidingen.
We blijven inzetten op campagnes voor de destigmatisering van geestelijke gezondheidsproblemen zoals Te Gek?! en ondersteunen de implementatie van de eerstelijnspsychologische functie in heel Vlaanderen.
Wat de aanpak betreft van situaties van verregaande verontrusting wordt blijvend ingezet op professionalisering van hulpverleners door vorming, training en opleiding. We stimuleren het gebruik van bestaande methodieken op het vlak van risico-inschatting, besluitvorming en professioneel handelen in situaties van verontrusting. Zo worden momenteel alle consulenten van de ondersteuningscentra jeugdzorg en de sociale dienst jeugdrechtbank opgeleid in het gebruik van ‘Signs of Safety’. Dat is een methode voor professionals om samen met de gezinsleden aan de slag te gaan met de thuissituatie en te zorgen voor de nodige veiligheid in het gezin.
We ondersteunen verder de goede praktijken van intersectorale samenwerking bij het gepast omgaan met situaties van verregaande verontrusting.
We ontwikkelen in de schoot van de conferentie ‘De Toekomst is Jong’, die op 6 oktober 2016 plaatsvindt, een gedeelde maatschappelijke visie over het omgaan met verontrusting. Vanuit de specifieke focus op het jonge kind creëren we de handvatten voor een gemeenschappelijke besluitvorming in concrete situaties van verontrusting. We kiezen voor een gezamenlijke aanpak waarbij diverse actoren vanuit verschillende referentiekaders zoals jeugdhulpverlening, medische zorg, politie, Justitie enzovoort, op elkaar aansluiten en elkaar versterken in de ondersteuning van moeilijke gezinssituaties.
Het uitrollen van het concept van de Family Justice Centers komt tegemoet aan de aanbeveling om alle dienstverlening die op een gezin betrokken is, rond de tafel te brengen voor multidisciplinair overleg. We werken zo aan een gericht aanbod van hulp- en dienstverlening dat stoelt op een netwerkaanpak met duidelijke verantwoordelijkheden en een goede intersectorale zichtbaarheid van de professionals. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar het verzekeren van de nodige continuïteit en coördinatie van hulptrajecten. Zo wordt in situaties van verregaande en complexe verontrusting toegewerkt naar het principe van ‘één gezin, één plan’.
Momenteel wordt een basisdocument afgewerkt voor de meer operationele uitrol van die Family Justice Centers, dit ook in nauw overleg met lokale besturen en provinciale actoren. We proberen om de good practices, zoals die nu bestaan in Antwerpen, Limburg enzovoort te consolideren en deze praktijk ook in andere regio’s te ontplooien eind 2016-begin 2017.
Cruciaal in een effectieve aanpak van situaties van verontrusting is een degelijke uitbouw van het onderzoek maatschappelijke noodzaak. In het kader van jeugdhulp 2.0 stappen de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK) en de ondersteuningscentra jeugdzorg in een verhaal van concrete en inhoudelijke afstemming. We vertrekken daarbij vanuit een gelijke procedure en visie op maatschappelijke noodzaak, verduidelijken aan externe partners de samenwerking en verhouding tussen de beide gemandateerde voorzieningen, en gaan dieper in op het begrip vrijwilligheid in de beslissingen maatschappelijke noodzaak. We versterken tevens de toegang en de ondersteunende rol van de gemandateerde voorzieningen ten aanzien van de professionele hulpverlener.
De Vlaamse Regering maakte recent een budget van 500.000 euro vrij om de teams van de VK’s te versterken. Met de inwerkingtreding van de integrale jeugdhulp werden de opdrachten van die vertrouwenscentra uitgebreid en hun rol in de jeugdhulp ook steeds belangrijker. De middelen moeten de kwaliteit en de toegankelijkheid van de VK’s als belangrijke ondersteunende organisaties verzekeren.
Nieuw is ook dat het rapport op het vlak van nazorg aanbevelingen formuleert voor voorzieningen om in een procedure te voorzien voor de opvang en begeleiding van professionals die met een gezinsdrama geconfronteerd worden. In het kader van de herziening van het kwaliteitsdecreet zetten we erkende voorzieningen ertoe aan om in het kwaliteitshandboek een procedure voor nazorg van hun personeel uit te werken waarin de principes en ankerpunten uit de analyse zijn opgenomen.
Tot slot gaan we ook in op de aanbeveling en suggestie over ‘serious case reviews’. Zowel professionals als nabestaande familieleden vragen expliciet naar studies of audit-onderzoek over cases waar iedereen uit kan leren. Het zorgaanbod kan maar blijvend geoptimaliseerd worden als er ook wordt ingezet op een caseanalyse die nagaat wat er in het gezin misgelopen is ondanks de bestaande hulp- en dienstverlening. Ervaringen met deze ‘serious case reviews’ in het buitenland zijn positief bevonden.
Een aandachtsambtenaar krijgt de opdracht om de omstandigheden van elk afzonderlijk gezinsdrama dat zich afspeelt systematisch in kaart te brengen, in overleg met de partners bij Justitie en Volksgezondheid. Op die manier kunnen er vanuit preventief oogpunt lessen worden getrokken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Een poos geleden is er een studie uitgevoerd naar de problematiek van de tienerpooiers. Daaruit bleek dat het probleem wellicht groter is dan in eerste instantie werd gedacht en werd een algemene aanpak ontwikkeld. Die werd door deze commissie en ook in de plenaire vergadering positief onthaald. Ik wil dat ook met dit rapport doen en met de aanbevelingen en conclusies die u daaruit trekt. Het benaderen van de problematiek is immers heel belangrijk.
Risico-inschatting weegt vaak zwaar op hulpverleners, zeker als er iets dramatisch gebeurt. Ik merk dat ze af en toe naar elkaar wijzen. Als een hulpverlener iets inschat als een groot risico of ziet dat een kind zich in een bedreigende situatie bevindt, dan is het niet altijd zeker dat andere hulpverleners daarin meegaan. Het is van belang dat er gegevens kunnen worden uitgewisseld en dat hulpverleners daar samen over kunnen praten, maar dat er ook samen beslissingen worden genomen. Er moet voldoende gefocust worden op wie uiteindelijk de beslissing moet nemen. Momenteel worstelt men daarmee.
Het is goed dat u verder werk wilt maken van de Family Justice Centers. Alle hulpverleners die rond een bepaald gezin samenwerken, moeten worden samengebracht onder het motto ‘één gezin, één plan’. Ik hoop dat de aanbevelingen verder zullen worden uitgevoerd en dat er een verder leerproces is. Uiteraard hoop ik dat er in de toekomst niet te veel of zelfs geen case reviews meer moeten zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik durf mijn suggestie herhalen om die man te beluisteren. Dat lijkt me erg belangrijk.
Ik heb dat genoteerd en ik ben het daarmee eens.
Voorzitter, kan dit worden toegevoegd aan het lijstje?
Dat is genoteerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.