Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega’s, van Turkije naar Sint-Genesius-Rode. Victor Horta is een van de meest vermaarde Belgische architecten. Nadat we bijna alle openbare en grote gebouwen in Brussel hebben afgebroken waarvan hij de architect was, hebben we op de bussen die in Brussel rondrijden een typische Horta-krul gezet om onszelf toch nog in de spiegel te kunnen kijken over het feit dat we de man in ere hebben hersteld.
Minister, zijn roem reikt tot ver buiten onze landsgrenzen en zijn naam is voor eeuwig verbonden met de art-nouveau-architectuur. Een poos geleden gaf het agentschap Onroerend Erfgoed het advies om de Villa Féron in Sint-Genesius-Rode, opgetrokken door Horta, niet te beschermen. Het landgoed staat op de inventaris van het onroerend erfgoed, maar het landhuis zelf werd reeds twee keer verbouwd – gezien de leeftijd gebeurt dat wel meer met huizen –, waardoor het volgens kenners ter zake te veel van zijn erfgoedwaarde heeft verloren om het te beschermen. Het agentschap spreekt deze week nog van een inschattingsfout omdat het pand nu te zwaar verbouwd is.
Zowel in de pers als in onze plenaire vergadering – door collega Manuela Van Werde – werden daar toen terechte vragen over gesteld. Nu gaan er stemmen op om de Villa Féron alsnog te beschermen en eventueel de in veiligheid gebrachte Horta-elementen terug te brengen, te reconstrueren of te herstellen zoals het oorspronkelijk was.
Hier stuiten we, terecht, meteen op het eigendomsrecht, waar we enkel na overleg met de eigenaar verder op kunnen werken. Vandaag ontbreekt er echter een flexibel instrument om een landhuis, of enkele elementen ervan, te beschermen tegen sloop zonder dat de volledige beschermingsprocedure ingezet hoeft te worden. Dit werd in diezelfde plenaire vergadering ook reeds aangehaald door enkele collega’s.
Minister-president, in uw antwoord verwees u naar de creativiteit van enkele gemeenten die hier een oplossing voor bedachten met instrumenten uit de ruimtelijke ordening. In een periode waar we met zijn allen ontvoogding aanmoedigen, moeten we echter ook waakzaam blijven en moeten we ons afvragen of het de taak is van de gemeenten zelf in te staan voor de bescherming van bouwwerken van onze toparchitecten voor toekomstige generaties en daar zelf werkinstrumenten voor uit te werken.
Minister-president, hoe komt het dat werken van echte meesters, zoals Horta, niet eerder, volgens bijvoorbeeld een thematische bescherming, waar uw voorganger volop heeft op ingezet, tot een bescherming hebben geleid? Zijn er andere pistes die u overweegt om dergelijke scenario’s van eerst niet en dan weer wel, in de toekomst te vermijden? Overweegt u een beschermingstraject voor grote namen? Overweegt u vooralsnog een thematisch beschermingstraject voor Horta? Zijn er good practices te vinden in het buitenland die een tussenvorm – tussen beschermen tot in het absurde waardoor bijna geen bewoning of gebruik van de woning mogelijk is, en slopen – mogelijk maken en die de verantwoordelijkheid voor behoud en hergebruik houden bij het agentschap Onroerend Erfgoed? Hoever staat het met de inventaris van de Vlaamse Rand rond Brussel?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
In het verleden, en nu nog, is er verhoogde aandacht gegaan naar het moderne erfgoed en dat is vertaald in een aantal thematische beschermingen. Het thema toparchitecten is echter nooit als thema uitgewerkt. Wel kwamen er de afgelopen jaren beschermingen van toparchitecten aan bod. Ik denk aan Renaat Braem en het thema architectenwoningen. Verder zijn er, los van een bepaald thema, een aantal art-nouveaupanden beschermd en enkele modernistische panden. Momenteel voert het agentschap onderzoek uit op het thema 20e-eeuwse architectuur, met vooral aandacht voor de naoorlogse periode. Daarin zullen ook architecten een rol spelen.
Het feit een oeuvre te zijn van een bepaalde naam, leidt op zich niet tot bescherming. Altijd worden de criteria van het Onroerenderfgoeddecreet overwogen om na te gaan of je al dan niet tot bescherming kunt overgaan.
De onderzoeksthema’s voor de huidige regeerperiode liggen vast in de beleidsnota 2014-2019. We werken met de volgende thema’s: de Vlaamse Rand, 20e-eeuwse architectuur in Antwerpen en Gent, relicten van Wereldoorlog I, militair erfgoed uit het Interbellum en uit de Tweede Wereldoorlog en sociale huisvesting. Daarbij is geen apart beschermingstraject voor grote namen.
Wel is er bij de lopende thema’s en zeker bij het thema naoorlogs erfgoed wel een verhoogde aandacht voor het werk van architecten die mede op basis van de literatuur belangrijk blijken te zijn voor de ontwikkeling van de 20e-eeuwse architectuur in Vlaanderen.
Voor het oeuvre van Horta in Vlaanderen heeft mijn administratie deze zomer een screening gedaan naar de status. Hieruit bleek dat alle gebouwen van Horta die in goede staat zijn, beschermd zijn. Enkele van die gebouwen en vooral de herdenkingsmonumenten zijn niet beschermd, ze zijn als monument ook niet bedreigd, maar opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. Ze komen voor op de inventarissen.
In Antwerpen is bij de lopende herinventarisatie een rijwoning naar ontwerp van Horta herontdekt, die echter ook reeds veel verbouwingen onderging, en waarvan het interieur niet bewaard bleef. De conclusie is dat, bij weten van het agentschap aan de hand van de inventaris en het onderzoek, alle woningen van Horta die daarvoor in aanmerking komen, beschermd zijn.
Niet alleen in het buitenland zijn er goede praktijken. Ook bij ons zijn er goede voorbeelden van instrumenten die in aanmerking kunnen komen tussen slopen en beschermen. Ik verwijs naar ons eigen handboek ‘Verankeren van erfgoed in ruimtelijk beleid’, dat op de website gratis ter beschikking is. Het is bij uitstek een goed instrument voor de lokale besturen, die we beschouwen als partners voor een complementair beleid.
Zo is het ook uitgewerkt en ondersteund in het Onroerenderfgoeddecreet. In die publicatie zult u verschillende instrumenten vinden die kunnen worden ingezet voor het behoud van erfgoedwaarde. Dit gaat van een juridisch instrumentarium, dat regulerend werkt en voor een striktere verankering zorgt, tot een ondersteunend instrumentarium, dat stimulerend en faciliterend werkt.
Naast bescherming kan er een opname zijn in de vastgestelde inventaris, maar kunnen ook RUP’s en gemeentelijke verordeningen een belangrijke rol spelen. Dat wordt nu al in de praktijk gebracht door een aantal steden en gemeenten zoals Brugge, Aarschot, Leuven, Antwerpen, maar ook Lovendegem en Gent en andere.
Ook op schaal van individuele woningen kan worden gezocht hoe behoud van erfgoedwaarde kan worden gecombineerd met het aanbieden van ontwikkelingsmogelijkheden. Dit is eveneens een traject waarin de gemeente een belangrijke rol kan opnemen. Er zijn voorbeelden legio. Knokke voert daarin een actief beleid.
Ik heb naar aanleiding van de Villa Féron aangehaald dat er een mooi voorbeeld daarvan is in Sint-Genesius-Rode bij de Villa Urvater, wat ook een mooi parcours zou zijn voor de Villa Féron. Daar heeft men de villa bewaard, maar men heeft toegelaten dat er op het zeer uitgestrekte perceel andere dingen gebeuren, uiteraard met respect voor alle waarden. Zo moet je de villa als dusdanig niet afbreken om te vervangen door appartementsgebouwen. In Sint-Genesius-Rode heeft dat ertoe geleid dat er op hetzelfde immense perceel bijkomende bebouwing tot stand is gekomen. Dat zou naar ons aanvoelen ook een oplossing kunnen zijn voor de Villa Féron, waarvan we ondertussen weten dat ze niet zal worden gesloopt, want er is een uitspraak van de deputatie daaromtrent, nadat het agentschap beroep had aangetekend.
In steden met een dienst Monumentenzorg, zoals Antwerpen, Gent, Mechelen en andere, zien we dat er steeds meer een koppeling wordt gemaakt van het vergunningsbeleid aan begeleiding van renovatie en restauratie, wat dan mooie resultaten afwerpt. Ik verwijs voor Antwerpen naar de Braemblokken op het Kiel, waar een renovatie gebeurde met behoud van de erfgoedwaarde, hoewel het een niet-beschermd gebouw betreft. Bij de Kielparktorens op het Kiel is er ook een renovatie met behoud van erfgoedwaarde. De gebouwen zijn niet beschermd, staan niet in de inventaris, maar zijn wel door de stad erkend als gebouwen van lokale erfgoedwaarde.
Er kan ook worden gewerkt met een structuurplan, een beleidsplan, een masterplan of actieplan dat gericht is op erfgoedbeleid. Oostende heeft bijvoorbeeld een actieplan bouwkundig erfgoed dat in die instrumenten wordt geïmplementeerd. Uiteraard kunnen er stimuli zijn in de vorm van premies en subsidies. Daar zijn diverse voorbeelden van in diverse provincies: Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, de gemeente Riemst, de stad Brugge, de stad Sint-Niklaas enzovoort. Er zijn dus tal van instrumenten.
De herinventarisatie van de Vlaamse Rand loopt volop. Voor veertien van de negentien gemeenten is de informatie al publiek beschikbaar op https://inventaris.onroerenderfgoed.be. Voor de vijf andere gemeenten zal het veldwerk nog dit jaar grotendeels worden afgerond. Op basis hiervan wordt verder literatuur- en archiefonderzoek gedaan. De resultaten hiervan worden stapsgewijs bekendgemaakt op de website. Het gaat om Beersel, Meise, Hoeilaart, Overijse en Merchtem. Ook dit jaar worden hiervoor de meest dringende beschermingsdossiers opgestart.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw antwoord. Over het volgende moet misschien eens worden nagedacht. Als je kijkt naar de grote architecten uit het verleden, zijn we er pas achter gekomen dat het grote architecten waren op het moment dat we al een deel van hun gebouwen hadden afgebroken. Dat is ook niet zo abnormaal. Het is in het algemeen een beetje zo bij de kunst dat we soms achter de feiten aanlopen. Bij de hedendaagse kunst valt dat vrij goed mee.
Is het niet mogelijk om eens te onderzoeken op welke manier we erin zouden kunnen slagen om ook bij de hedendaagse architectuur korter op de bal te spelen? U hebt er daarjuist al even naar verwezen dat u ervoor wilt zorgen dat er korter op de bal kan worden gespeeld. Kunnen we dat ook doen voor onze huidige architecten? Als er morgen een uniek bouwwerk wordt gebouwd, zouden we dan als stad of als provincie korter op de bal kunnen spelen om dat door te spelen naar het Vlaamse niveau. Enkel door een goede samenwerking met het lokale niveau kun je dat weten.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Ik ben gelukkig dat collega De Gucht het thema opnieuw op de agenda brengt. Ik heb ook het woord genomen bij de vraag van collega Van Werde daarover in de plenaire vergadering. Minister-president, ik heb er toen uitdrukkelijk voor gepleit dat u deze villa voorlopig zou beschermen, toen men nog niet wist dat de provincie Vlaams-Brabant de beslissing van de gemeente zou tenietdoen.
Ik begrijp dat er een aantal prioriteiten zijn in het actieplan ter zake en dat er een aantal trajecten zijn. Het is heel normaal dat u niet de hele waaier van prioriteiten tegelijk kunt behandelen. U moet een aantal keuzes maken, jaar per jaar en beleidsperiode per beleidsperiode.
Dat belet niet dat men daarnaast ook pragmatisch kan zijn. Ik spits het even toe op dit huis van Horta. Er is een tijd geweest dat men alleen de meest flamboyante werken wilde beschermen, alleen de diamanten op de kroon. De stenen van een andere kleur beschermde men dan niet omdat men daar minder de schittering van zag. Voor Horta is dat dan de periode van de motieven, geïnspireerd op de natuur. Maar het werk van een artiest van dat formaat, moet in zijn geheel worden bekeken. Als we kijken naar het werk van Le Corbusier, zien we dat zijn eerste huis een heel klassieke villa is, vrij burgerlijk, die helemaal niet gelijkt op zijn later werk. Ze bestaat nog altijd en is beschermd. Het zegt iets over het traject van de mensen die outstanding zijn en die de uitdrukking zijn van onze fierheid op onze cultuur. Hetzelfde geldt voor het latere werk.
Ik heb dat huis nooit bezocht, ik heb alleen een paar foto’s gezien. Ik ga het niet beoordelen, en ik ben ook niet bekwaam om dat te doen. Maar men zegt mij dat het een geheel is, dat het park zeer interessant is, dat de aanplantingen vrij typisch zijn. Je moet het maar doen als groot artiest om verder te blijven evolueren. Er zijn er ook die blijven steken in een bepaalde fase van hun kunst en zich blijven herhalen. Deze man is naar een zekere soberheid geëvolueerd, wat op zich bijzonder interessant is en in mijn ogen dus beschermenswaardig, zelfs in die mate dat ik denk dat we met de fondsen van het agentschap de restauratie naar de situatie ante zouden moeten doen, minstens van delen van het hoofgebouw. Wat erbij gebouwd is, moet worden afgebroken.
Ik heb me bevraagd bij een aantal architecten die de zaken zeer goed kennen. Ze zeggen dat het totaal niet moeilijk is om dat huis te restaureren naar de situatie ante. Men doet dat constant. Ik heb zelf een huis een beetje gerestaureerd. Dat is niet zo moeilijk. De structuur bestaat nog helemaal. De zuilen zitten waarschijnlijk nog verborgen achter een soort karkas dat men errond heeft gebouwd en dergelijke meer. Het zal uiteraard wel iets kosten, maar het zal te doen zijn om het te herstellen.
Dat is een visie. Ik denk dat het de moeite is om die visie aan te kleven. Waarom moeten we alleen de parels aan de kroon, de paar diamanten, beschermen? Waarom niet in het hele traject van het leven van een kunstenaar werken beschermen, in zijn beginfase en in zijn eindfase, samen met de historische ontwikkeling? Minister-president, ik wil oproepen om dit vooralsnog te overwegen. Ik denk dat u en het agentschap daarvoor zullen worden gewaardeerd als u dit doet. Wij kunnen u niet verplichten, we kunnen u geen mes op de keel zetten. Ik ben dat ook niet van plan. Ik kan het alleen maar betreuren als u daar niet op ingaat.
Ik wil nog iets zeggen over de kleine werken van grote kunstenaars. We hebben deze week allemaal gevolgd hoe de pen- en penseeltekening van Rubens werd geveild voor 670.000 euro, dit voor een kleine tekening die Rubens nooit heel hoog heeft geschat. Maar dat klein stukje papier heeft toch een fenomenale waarde. Hetzelfde geldt voor het huis waar we over spreken. Als men die gedachtegang niet wil volgen, zal men het vroeg of laat betreuren dat men dat niet gedaan heeft. Dat durf ik vandaag zeggen.
Men moet minstens vanuit het agentschap in dialoog gaan met de eigenaar en met de gemeente. Men moet zich niet blijven verschuilen achter strakke procedures of regels, men kan toch als mensen aan tafel gaan zitten en samen naar een oplossing zoeken. Men kan minstens expertise ter beschikking stellen, zoeken naar een oplossing, de gemeente aanmoedigen. We kunnen toch niet van alle gemeenten van het land verwachten dat ze Hortaspecialist zijn? Dat is onmogelijk. Ik weet wel dat in Antwerpen en Gent de schaal van die orde is dat men zich een dienst kan veroorloven, en zelfs mensen met een doctoraat in de kunstwetenschap of de geschiedenis op de diensten die bevoegd zijn. Niet elke modale Vlaamse gemeente kan dat, ook niet een gemeente in de Rand.
Wij hebben meegewerkt aan de hervorming. We komen van een systeem van subsidiëring en de bescherming waarbij Vlaanderen of het agentschap beslist dat men beschermt. Als men een restauratiepremie geeft, dan moet de gemeente bijbetalen. Dat was in het verleden zo. We zijn daarvan afgestapt want de gemeenten konden alleen betalen, ze mochten niet mee beslissen, ze konden hoogstens voorstellen om een gebouw te beschermen.
Vandaag zijn we in het andere uiterste vervallen. Vandaag moeten de gemeenten zelf hun plan trekken wanneer het geen topwerken zijn die het agentschap geacht heeft te moeten beschermen, of die de minister zelf vanuit eigen initiatief zou voorstellen, waarvoor onze waardering. Waarom kunnen we geen tussenformule hebben wanneer gemeenten denken dat een bepaald monument beschermenswaardig is, zoals dit voorbeeld, dat raakt aan ons toppatrimonium, waarbij men dan rond de tafel zit en er niet alleen expertise kan worden gegeven maar ook een cofinanciering moet kunnen?
Het is mijn overtuiging dat we ook op die tweede piste moeten kunnen werken. Ik nodig de minister-president uit om een beetje creatief te zijn daarrond. We moeten niet blijven steken in de procedures. We zijn van het ene uiterste naar het andere gegaan. Eerst moeten de gemeenten blind volgen. Ze moeten cofinancieren wanneer Vlaanderen daartoe beslist. Vandaag is het het omgekeerde. Waarschijnlijk ligt de waarheid zoals altijd in het midden.
De heer Caron heeft het woord.
Ik kan de passie van collega de Bethune volop onderschrijven. Minister-president, collega De Gucht wijst op het werk van onze meesters. Wat er resteert van Horta in Vlaanderen, daar kunnen we toch niets meer van af doen, ook al is het niet 100 procent intact. Ik vind dit een princiepskwestie. Laat ons desnoods ad hoc een werkwijze bedenken van hoe we dat aanpakken. We hebben een soort zwaard-van-Damoclesbeleid: ‘or you’re in, or you’re out’, je bent beschermd of je ben het niet. Dat is een zwaard van Damocles.
Het gaat over het geheel van zijn werk. Ik ben blij dat de deputatie van Waals-Brabant de sloopvergunning van de gemeente heeft vernietigd, maar daarmee is de procedure niet af. Je kunt naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gaan.
Minister-president, ik geef een voorbeeld van mijn eigen stad, Kortrijk. De stad had beslist om een beeldbepalend hoekpand dat op de inventaris staat, niet te slopen vanwege het beeldbepalend karakter ervan. Het is geen Hortagebouw, maar wel een mooi gebouw. Vandaag heeft de deputatie van West-Vlaanderen beslist om wel een sloopvergunning toe te kennen en een bouwvergunning voor een – sorry dat ik het zeg – smakeloos appartementsgebouw dat puur een opbrengsteigendom zal zijn. Er klopt iets niet als een provinciebestuur beeldbepalend gaat interfereren in een stadsbeeld. Waar ligt de beleidsruimte van de stad? Dit is een voorbeeld van een omgekeerde situatie, waar niet de deputatie de beslissing van de gemeente schorst, maar een goede beslissing van de gemeente ongedaan maakt. Het is een omgekeerd verhaal. Er schort iets ten gronde aan ons verhaal, aan de procedures.
Minister-president, vroeger hadden we het bindend advies. Dat is weg. Ik pleit er ook niet voor om dat terug te laten keren. Ik pleit wel voor een eenduidig beleid ter zake. Als we iets naar waarde schatten, dan moet dat ook door overheden dusdanig gewaardeerd worden. Misschien moet de totstandkoming en de evaluatie van de lijst van de inventaris, het moment zijn waarbij met overheden wordt gepraat, en niet op het dossierniveau, want dan is het altijd fout. Daar spelen particuliere belangen. Als je met een stad over de inventaris praat, dan kun je misschien samen een beleidslijn uittekenen voor de toekomst.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Na al die passionele vragen probeer ik met de nodige passie, maar ook met de nodige juiste argumenten een antwoord te geven. Mijnheer De Gucht, ik ben het met u eens: vaak is het zo dat men pas als de architect is gestorven bepaalde werken naar waarde gaat schatten. Dat overkomt een aantal politici ook, zeker van mijn partij. Dat neemt niet weg dat wij daar wel heel grote zorg voor hebben. Ik heb dat ook in mijn antwoord meegegeven. Dat zal u zijn ontsnapt. Ik heb letterlijk gezegd dat het agentschap momenteel onderzoek uitvoert met betrekking tot het thema van de 20e-eeuwse architectuur, met vooral aandacht voor de naoorlogse periode, en dat daarbij ook architectenoeuvres een rol zullen spelen.
Het is ook nieuw dat het agentschap in dialoog is met het Vlaams Architectuurinstituut, om aan hen te vragen op dat vlak ook zaken te signaleren en een inbreng te doen, zodat we de vinger aan de pols houden van wat evolueert, wat opmerkelijk is, wat waardevol is, wat nieuw is en wat misschien in bepaalde literatuur nog onvoldoende aan bod komt, laat staan in inventarissen komt. Dat had ik nog niet gezegd. Daar wordt dus werk van gemaakt. Dat is een groot aandachtspunt. Ik denk dat die band met het Vlaams Architectuurinstituut een goede band is. Ik denk niet dat het altijd zwart-wit is, dat er altijd sprake is van het zwaard van Damocles. Ik heb net gewezen op alle mogelijkheden die er bestaan, ook voor gemeenten, om te verankeren. Ik heb hier trouwens aan de administrateur-generaal gevraagd om het werk ‘Verankeren van erfgoed in ruimtelijk beleid’ nog eens onder de aandacht te brengen van de gemeenten, via BinnenBand. Dat is vroeger wel gebeurd, maar goed, het is zaak om dat nog eens te herhalen, zodat gemeenten en steden weten welke instrumenten er zijn. Het agentschap verleent ook zeer veel ondersteuning op dat vlak.
Er zijn heel veel ad-hocaanvragen, ondanks het feit dat wij thematisch werken. Mevrouw Vanblaere signaleert me dat er zelfs sprake is van een topjaar, dat we er heel veel hebben. Er komen tien aanvragen per maand binnen. Ten gevolge daarvan zijn er dit jaar zelfs 70 procent ad-hocbeschermingen geweest, precies omdat er zoveel zaken onder de aandacht worden gebracht. Het is echter natuurlijk een feit dat je op dat moment altijd de afwegingscriteria moet laten hanteren, wat het best gebeurt door het agentschap. In het geval van Villa Féron is er ook extern advies gevraagd aan Hortadeskundigen. Ik weet dat andere mensen het daar niet over eens zijn, dat daar discussie over was, maar iedereen is het erover eens dat daar zware ingrepen zijn gebeurd. Mevrouw de Bethune, ik denk ook dat een aantal ingrepen opnieuw kunnen worden hersteld. Gaaf zal dit nooit meer zijn, maar zo zal er toch weer sprake zijn van een veel gavere weergave van het initieel uitgevoerde ontwerp.
We nemen contact op met de gemeente om te pleiten voor een oplossing zoals die die ik net heb aangehaald in het kader van Sint-Genesius-Rode. Daar laat men de eigenaar toch een ontwikkeling toe op dat immense terrein, maar met behoud van de villa. Dit wordt opnieuw te koop gesteld. Via de makelaar gaan we proberen in contact te treden met de kandidaat-kopers. We gaan ervan uit dat er na die weigering toch iemand met liefde voor het huis op af zal komen, en dan kunnen we ook met raad en daad bijstand geven, adviseren om bepaalde zaken opnieuw af te breken en andere zo goed mogelijk te proberen te herstellen in de staat waarin het behoorde hersteld te zijn.
We hebben daar dus wel degelijk heel veel aandacht voor. Het thema van die moderne architectuur is voor ons heel belangrijk. Het is inderdaad zo dat niet altijd alles onder de aandacht wordt gebracht, maar met die samenwerking met het Vlaams Architectuurinstituut denk ik dat we een zeer goede link creëren om onder ogen te krijgen wat nieuw is, wat hoogstwaarschijnlijk het oordeel van de tijd zal doorstaan. Dat is natuurlijk niet altijd gemakkelijk op het moment zelf. Ik vraag me altijd af of mensen op dat moment wisten dat Van de Velde en Horta genieën waren. Ik vermoed van wel. Waarschijnlijk wel, maar misschien heeft men toch niet geoordeeld dat dat toch absoluut voor later moest worden beschermd. Als ik zie hoe in latere tijden vaak nog werd omgegaan met belangrijk werk van hen... We maken daar dus echter werk van, op de manier die ik u heb geschetst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.