Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, VDAB stelt in zijn jaarlijks ondernemingsplan een aantal streefcijfers vast op het vlak van uitstroom naar werk. Voor de periode 2011-2014 bedraagt dat voor de min 25-jarigen 57 procent, voor 25- tot 50-jarigen, de zogenaamde spitsuurgeneratie, gaat het over 50 procent en voor 50-plussers over 30 procent.
Vorig jaar zijn de indicatoren wat aangepast en werd voor de nieuwe categorie 55-plussers bepaald dat de doelstelling 26 procent bedraagt. De spitsuurgeneratie werd uitgebreid tot de groep 25- tot 54-jarigen. De doelstelling bedraagt daar 49 procent.
Als we de gerealiseerde uitstroomcijfers bekijken die ik van u mocht ontvangen in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 29 februari 2016, merken we dat de doelstellingen in de periode 2011-2014 steevast minder uitgesproken werden gehaald. Voor min 25-jarigen evolueerde het bijvoorbeeld van 63,2 procent in 2011 naar 57,9 procent in 2014. Wat opvalt, is dat voor de spitsuurgeneratie de doelstelling in 2013 en 2014 als enige doelgroep niet werd behaald. Telkens ging het om 47,8 procent tegenover de doelstelling van 50 procent.
De cijfers illustreren dat we bijzondere aandacht moeten blijven hebben voor deze spitsuurgeneratie, die niet onder de doelgroepkorting valt. In het verleden hebben we in de commissie aangegeven dat die groep een belangrijke focus verdient in het kader van het kwalitatief luik van het banenpact, aangezien zij vooral behoeften hebben op het vlak van begeleiding en kwalificaties, eerder dan op het vlak van loonkost.
Ook bij de kansengroepen, de kortgeschoolden, allochtonen, personen met een arbeidshandicap en ouderen, waar men een uitstroomdoelstelling van 18 procent heeft vooropgesteld, merken we een dalende trend in de periode 2011-2014 voor elke kansengroep, behalve de ouderen. Die laatste groep stijgt licht van 8,9 procent in 2011 naar 9,7 procent in 2014. Enkel voor kortgeschoolden en allochtonen wordt de target van 18 procent behaald. Bij personen met een handicap spreken we van een evolutie van 12,8 procent in 2011 naar 11,1 procent in 2014. Uiteraard is dit een minder makkelijk te plaatsen groep.
Inmiddels werden voor de kansengroepen aanpassingen doorgevoerd in 2015, onder andere wat betreft ‘allochtonen’. Die werden namelijk omgevormd tot ‘personen met een migratieachtergrond’, wat toch een veel bredere definitie is.
Ten slotte bleek uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag dat de VDAB niet op de hoogte is van de uitstroom van werkzoekenden naar een job in de private, dan wel de publieke sector. Ook heeft men geen weet van werkzoekenden die verschuiven naar de ziekteverzekering, een stage, pensioen of die naar het buitenland verhuizen. Evenmin kon men cijfers geven over de uitstroom van werkzoekenden ten gevolge van overlijden, vrijwillige terugtrekking van de arbeidsmarkt, opname in een instelling of opname in een voorziening voor personen met een handicap. In het kader van maatwerk en de algemene doelstelling om de werkzaamheidsgraad te verhogen, is het opmerkelijk dat dergelijke gegevens niet bekend zijn bij VDAB.
Minister, hoe schat u de evolutie in van de gerealiseerde uitstroomcijfers naar werk door VDAB gemeten aan de vooropgestelde doelstellingen? Waaraan wijt u het moeizaam of niet bereiken van de doelstelling voor de spitsuurgeneratie? Zal die bevinding worden meegenomen in de uitwerking van het kwalitatief luik van het banenpact? Zo ja, op welke manier?
Welke impact verwacht u van de aanpassingen binnen de kansengroepen op een vlottere uitstroom naar werk? Waarom is het voor VDAB onmogelijk om te beschikken over uitgebreide informatie over de uitstroom van werkzoekenden naar andere stelsels zoals ziekteverzekering of pensioen, of andere specifieke oorzaken, zoals overlijden en vrijwillige terugtrekking van de arbeidsmarkt?
Kan er via overleg met het federale niveau een betere uitwisseling en koppeling van informatie worden gerealiseerd om te komen tot een betere informatiedoorstroming en meer transparantie op de arbeidsmarkt?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, de doelstellingen van de uitstroom naar werk, bijvoorbeeld voor 2015, worden opgesteld in functie van een verwachte economische groei. Het is belangrijk om dat te weten. Die economische groei speelt mee voor wel minimum 50 procent in het realiseren van doelstellingen en op de uitstroomresultaten van het verleden. Door de uitstroomresultaten van het verleden mee te nemen, neem je natuurlijk alle elementen mee: de mismatch op de arbeidsmarkt, de mate waarin VDAB opleidingen geeft, heel de werking van VDAB. Die combinatie van de resultaten uit het verleden en de conjunctuur bepaalt de doelstellingen.
Als je kijkt naar het al dan niet realiseren van de doelstellingen, moet je rekening houden met die uitgangspunten. Het kan dan zijn dat je merkt dat de economie minder of beter aantrekt dan je op voorhand had verwacht. Het heeft dus meteen een mogelijk resultaat op de werking. Dat moeten we duidelijk meenemen.
VDAB zelf creëert natuurlijk geen jobs. De bedrijven moeten dat zelf doen, niet VDAB. De werking van VDAB moet er echter wel voor zorgen dat, als er vacatures zijn, die maximaal worden ingevuld. Het is altijd moeilijk in te schatten wat er precies waar moet gebeuren. Daarom is het belangrijk die doelstellingen van uitstroom voorop te stellen. Het is een beetje de filosofie van ‘complain or explain’: ofwel voldoe je eraan ofwel moet je het wat en hoe kunnen uitleggen. Dat is belangrijk in het geheel.
Wat is de huidige situatie? We merken dat de economie weer aantrekt. De stijgende uitstroomresultaten in 2015 tonen aan dat de heropleving van de economie mede dankzij het beleid van VDAB vertaald wordt in meer kansen aan werkzoekenden en nieuwe tewerkstelling.
Er is een wijziging gekomen wat betreft de werkzoekenden uit de middenleeftijdsgroep. Oorspronkelijk bestond die groep uit 25- tot 49-jarigen, maar aangezien we nu bemiddeling doen tot 54 jaar en vanaf 55 jaar op een andere manier, is die groep uitgebreid tot 25- tot 54-jarigen. De uitstroom naar werk van die groep neemt in het vierde kwartaal van 2015 verder toe en komt twaalf maanden na instroom boven de 50 procent te liggen. Dat is een goede situatie voor dat laatste kwartaal.
In het vierde kwartaal had 50,3 procent een jaar later werk. Dat is een stijging met 0,5 procent op kwartaalbasis en met 2,1 procent op jaarbasis. Dat heeft natuurlijk opnieuw voor een stuk te maken met de conjunctuur. De uitstroom ligt voor het laatste kwartaal dus 1,3 procent boven de doelstelling van 49 procent die in het ondernemingsplan staat. Zoals u zei, werden voor 2013 en 2014 de doelstellingen niet behaald. Ik ben dat gaan navragen. Bij het opstellen van de doelstellingen werd de groei hoger ingeschat, maar die is in die jaren uiteindelijk tegengevallen, net als de jobcreatie, wat natuurlijk een effect heeft.
In het kwalitatieve onderdeel willen we inzetten op de afstand tot de arbeidsmarkt. Ik heb dat gisteren ook nog eens naar voren gebracht in de plenaire vergadering. Ik ga me dus niet zozeer op de doelgroep van de 25-54-jarigen richten. Iedereen komt in aanmerking voor het kwalitatieve onderdeel, in functie van de afstand tot de arbeidsmarkt. Zoals ik gisteren ook hebt gezegd, moet onder meer dat nieuwe systeem van tijdelijke werkervaring een antwoord bieden voor wie een gebrek aan werkervaring of nood aan competentieversterking heeft.
Ik kom tot uw vraag over de impact van de aanpassing met betrekking tot de kansengroepen. Mijn beleid is er natuurlijk op gericht om de uitstroom van alle werkzoekenden te verhogen. Om te beginnen verwacht ik met de RSZ-korting een positieve impact op de tewerkstelling van de drie doelgroepen, dus de jongeren, de 55-plussers en de personen met een handicap. Dat is het eerste onderdeel van het banenpact. Het tweede, kwalitatieve onderdeel van het banenpact is de focus op werkervaring. Ook daarbij is een doorstroming naar reguliere arbeid de doelstelling, zelfs voor personen met een handicap, bijvoorbeeld. Dat is eigenlijk gewoon de doelstelling voor iedereen. We proberen degenen die op een grotere afstand staan, via werkervaring toch te doen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt.
Ten slotte wil ik daarbij benadrukken dat we werkzoekenden niet mogen begeleiden vanuit een hokjesbenadering, maar dat we een mindset nodig hebben waarbij we, in plaats van te kijken naar wat iemand niet kan, gaan kijken naar het talent en de competenties. We gaan dus op een positieve manier kijken naar wat iemand wél kan. We kijken naar de aanwezige vaardigheden in plaats van naar de gebreken. Ik wil daar onder meer via de drie sporen van het hervormde beleid qua evenredige arbeidsdeelname en diversiteit (EAD) extra aandacht aan besteden, zodat er meer kan worden gefocust op het activeren van die talenten en het op die manier realiseren van de ondersteuning.
Wat die gegevens betreft, is het eigenlijk vrij eenvoudig. De VDAB mag enkel gegevens noteren en consulteren die men nodig heeft om de opdracht te kunnen uitvoeren. De informatie die we opvragen, moet dus helpen bij een effectieve en efficiënte begeleiding van de werkzoekende in het kader van zijn inschakeling op de arbeidsmarkt. De aangehaalde voorbeelden – overlijden, uitstroom naar andere stelsels, terugtrekken van de arbeidsmarkt – behoren op zich niet tot de bevoegdheid van de VDAB. Om een goede dienstverlening te doen, moeten wij enkel weten of iemand werkzoekend is of niet. Daardoor kunnen we die andere gegevens niet consulteren.
Op basis van dat feit is overleg met de federale overheid dus ook niet meteen opportuun. Wel kan het soms dat via wetenschappelijk onderzoek occasioneel gegevens uit verscheidene databanken worden gekoppeld in functie van meer inzicht, en dat doen we dan ook wel tussendoor. Op individuele basis kan dat echter niet.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik besef uiteraard dat de economische toestand mee bepalend is voor de kansen van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt, maar waakzaamheid blijft uiteraard geboden. We pleiten zeker ook voor een individueel gerichte benadering met focus op talenten, en zeker niet voor een hokjesbenadering. Het is goed om te horen dat de spitsuurgeneratie in het laatste kwartaal van 2015 positief is geëvolueerd. We hopen zeker dat dit zich doorzet. Het kwalitatieve onderdeel is zeker aan zet om deze generatie toch te motiveren, want zij zijn het die tot 67 jaar zullen moeten werken. We moeten zeker af van de citroenloopbanen en evolueren naar die druivenloopbanen: hoe langer die druiven in de juiste omstandigheden kunnen rijpen, hoe beter de wijn die ze zullen opleveren.
Het valt natuurlijk te betreuren dat de VDAB wat die informatie-uitwisseling betreft niet over bepaalde gegevens kan beschikken. Ik begrijp dat u ter zake aan bepaalde contouren bent gebonden. Natuurlijk moet men vermijden dat er ongewenste communicerende vaten zijn tussen de werkloosheids- en de ziekteverzekering. We moeten daar toch een duidelijk zicht op hebben. Ik vind het dus wel jammer dat we op dat vlak geen stap verder kunnen zetten. De Federale Regering zet in op het activeren van langdurig zieken. Ook daarin zal de VDAB een belangrijke rol moeten spelen, vooral voor zij die hun vorige functie niet meer kunnen opnemen en dus op zoek moeten naar een nieuwe, aangepaste job. In hoeverre zal dat federale beleid van die activering van langdurig zieken op maat ook een impact hebben op de werking van de VDAB? Er is uiteraard ook de nood om over bepaalde informatie te beschikken om dat werk goed te kunnen uitvoeren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik wil daar nog enkele elementen aan toevoegen. We zien dat voor mensen met een arbeidshandicap de doelstelling niet is gehaald, dat er een dalende trend is. Minister, u zegt net in uw antwoord dat men moet trachten die mensen door te verwijzen of verder op te leiden, zodat ze naar het normale economische circuit kunnen. Voor heel wat van die mensen is dat onmogelijk.
Een van de redenen waarom we er niet in slagen om hier een positieve trend te realiseren, is naar mijn aanvoelen het feit dat er binnen de sociale economie geen groeipad is. Heel wat van deze mensen zijn sociale-economiegerechtigd. Ik weet dat dit niet binnen uw bevoegdheid ligt, maar we moeten, als we de cijfers van VDAB bekijken, het verhaal globaal brengen. Veel van deze mensen kunnen niet doorstromen naar het normale economische circuit. Wij hebben daarvoor sociale economie gecreëerd, en daar zit het vast. Met dit element moet in de discussie zeker rekening worden gehouden.
Dan is er nog iets wat daar een beetje bij aansluit, maar niet helemaal: houdt VDAB voldoende bij welke instrumenten hij inzet om mensen aan het werk te krijgen? Deze vraagstelling is globaler dan die naar mensen met een handicap. VDAB kan geen contacten hebben met andere statuten, maar wel met betrekking tot zijn eigen inspanningen, tot alle verschillende trajecten waartoe hij mensen stimuleert. Op die manier zouden we een beter zicht kunnen krijgen op welke instrumenten werken en welke niet.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Dank u, mevrouw Talpe, voor uw vraag. Sommige doelstellingen zijn inderdaad niet gehaald. Dat is jammer. Maar we hebben in de doelstelling om een hogere werkzaamheidsgraad te realiseren, de lat wel zeer hoog gelegd. Het verhaal heeft dus twee kanten.
De tewerkstellingsgraad van de 64-plussers is in Vlaanderen veel hoger dan het Europese gemiddelde. We hadden het er gisteren in de plenaire vergadering nog over. Ik denk dus dat het niet allemaal kommer en kwel is. Sommige acties die door de minister zijn ondernomen, bijvoorbeeld de tijdelijke werkervaring, vragen tijd en vragen een uitrol. We moeten het realiseren van bepaalde tewerkstellingen nog wat tijd gunnen. Zolang de jobcreatie de goede kant uitgaat, zoals de Nationale Bank en het Planbureau zeggen, zullen er ook meer jobs zijn voor die spitsuurgeneratie.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Talpe, dank u voor uw vraag, die hier het debat over de uitstroom naar werk nog eens organiseert. Ik wil mij aansluiten bij de bekommernis van mevrouw Claes met betrekking tot de zwaksten op de arbeidsmarkt. Minister, uiteraard is het resultaat dat VDAB boekt, een combinatie van wat hij doet en van de omgeving. Maar dat geldt ook voor de andere uitstromen, naar niet-werken bijvoorbeeld. Uit de cijfers van het aantal leefloners in de gemeenten en provincies in Vlaanderen blijkt dat er vandaag al 55.000 mensen een leefloon moeten aanvragen. Wat daarvan ook de achtergrond is, dat is een stijging van 20 procent in vergelijking met 2008. Ook dat is een combinatie van conjunctuur – het heeft niet meegezeten – en beleidsmaatregelen. Uit cijfers van de RVA blijkt daarenboven dat een deel van de mensen gewoon niet meer op de radar staat. Diegenen die naar een OCMW zijn uitgestroomd, staan wel nog op de radar.
Minister, in hoeverre is VDAB actief bezig om te proberen om diegenen die niet uitstromen naar werk op die radar te krijgen? We zijn een heel interessante statistische discussie aan het houden over diegenen die in het systeem zitten. Maar we weten dat er een heel deel niet in het systeem zit en als het eruit stroomt, er niet meer in geraakt. Dat is een beetje een vervalste discussie. Ik zie u fronsen. Voert men een actief beleid? In welke mate is men bereid om daar bijkomend op in te zetten, om diegenen die de VDAB-werking hebben verlaten en die niet naar de arbeidsmarkt zijn uitgestroomd, op te pikken en opnieuw op de radar te krijgen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, ik veronderstel dat dit een effect zal hebben voor de langdurig zieken. Het is nog wat vroeg. Ik heb begrepen dat de voorstellen nog voorliggen bij de sociale partners, of niet meer – dat is mij, na de uitspraken die gebeurd zijn, niet meer zo duidelijk. Maar in elk geval denk ik dat er nog geen definitieve beslissing is genomen. Ik ga ervan uit dat wij zo snel mogelijk de goede informatie krijgen om te bekijken welk effect dat eventueel heeft op de VDAB-werking.
Mevrouw Claes, de doelstelling met betrekking tot de positie van personen met een handicap is niet gehaald. Maar ik haalde gisteren in de plenaire vergadering het cijfer aan. Als we Eurostat 2014 en 2015 bekijken, blijkt dat de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap in Vlaanderen met 0,5 procent is gestegen. Het kan ook zijn dat er meer mensen met een arbeidshandicap zijn, dat er in de totaliteit meer jobs zijn voor personen met een arbeidshandicap, en dat de werkloosheid in die groep toch stijgt of minstens gelijk blijft, of dat de doelstelling niet wordt gehaald. Ik ben het er helemaal mee eens dat we daarop moeten blijven inzetten. En ook dat er daar nog een rol is voor de sociale economie. Over groeipad en andere zaken moet u met mijn collega’s spreken. Maar we zijn er ons volledig van bewust.
VDAB heeft zicht op de inzet van zijn instrumenten en het effect ervan. Ik heb het geluk van dertien jaar in de raad van bestuur van VDAB te hebben gezeten. Ik herinner mij dat er elke maand zo’n boek was met hoeveel, in welk instrument, met welke effecten, enzovoort. Het is vanzelfsprekend dat men daar zicht op heeft. Dat wordt ook opgevolgd door de raad van bestuur van VDAB.
Mijnheer Van Malderen, we moeten blijven beseffen wat de taak van de VDAB is. Dat is werkzoekenden begeleiden naar een job, of anders gezegd: vacatures proberen in te vullen met werkzoekenden. Als iemand geen werk meer zoekt, heeft de VDAB daar geen taak. Nochtans doen we dat, ik herinner u aan mijn antwoorden in verband met de NEET’s (not in education, employment or training). Dat zijn jongeren of mensen die nergens terug te vinden zijn. Via straatwerkers en dergelijke proberen we hen maximaal op het scherm te krijgen.
Verder hebben we meer geaggregeerde gegevens nodig. Als iemand niet meer naar werk zoekt, heeft de VDAB niet het recht om te vragen: wat gaat u dan wel doen?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik heb het gisteren in de plenaire vergadering nog geduid. Vlaanderen is terecht heel ambitieus op het vlak van werkzaamheidsgraad en levert heel wat inspanningen ter zake. De teneur van mijn vraag was zeker niet om hier kommer en kwel te etaleren.
Ik stel enkel vast dat sommige doelstellingen niet of moeilijk gehaald worden. Dat moeten we durven evalueren en eventueel bijsturen. Een en ander kan nog verbeteren. De arbeidsmarkt is dynamisch en absoluut niet statisch. We hebben nog geen zicht op de hervormingen die op til staan. Zolang we waakzaam zijn en kort op de bal spelen en de uitstroom nauw in het oog houden, heb ik er vast vertrouwen in dat we de Vlaamse doelstellingen zullen bereiken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.