Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Coppé heeft het woord.
In april 2014 werd het decreet Werk- en Zorgtrajecten goedgekeurd. Dit decreet biedt het kader voor de ondersteuning van mensen die nood hebben aan begeleiding op het gebied van Werk en Welzijn. Het decreet is gebaseerd op een conceptnota uit 2012, die dankzij de bottom-upaanpak breed gedragen werd door alle betrokken sectoren: Welzijn, Werk en Sociale Economie.
Vanuit de geestelijke gezondheidszorgsector in West-Vlaanderen werd mij echter gemeld dat de erkenning van arbeidszorg in Vlaanderen hapert. Ook in de laatste Zorgwijzer staat hierover een debat gepubliceerd, waaruit blijkt dat een oplossing dringend nodig is. De sector wacht op de uitvoering van het decreet.
Verschillende oorzaken liggen aan de basis van de stilstand. Ten eerste valt de gedeeltelijke ondersteuning voor arbeidszorg vanuit de provincies weg ten gevolge van de interne staatshervorming. Vanaf 2017 verhuizen de persoonsgebonden materies naar de Vlaamse overheid. Er zou vandaag een diffuus beeld ontstaan doordat elke provincie op haar eigen manier omgaat met de overheveling: de ene provincie beschouwt arbeidszorg als grondgebonden materie en neemt het op binnen het domein Sociale Economie, de andere ziet het als persoonsgebonden en dus over te dragen aan Vlaanderen. Ten tweede eindigt eind dit jaar de tender activeringsbegeleiding van VDAB. De TAZbis zou de overgangsperiode vormen naar het decreet Werk- en Zorgtrajecten.
Ik verwijs hierbij naar de resolutie betreffende de organisatie en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg van 2010, waarin de Vlaamse Regering onder meer werd gevraagd “inzake dagstructurering en integratie in de samenleving een geëigende erkenningsregeling uit te werken en de subsidiemogelijkheden te onderzoeken voor dagactiviteitencentra voor personen met ernstige en langdurige problemen op het vlak van geestelijke gezondheid”.
Ten slotte wil ik graag het belang van arbeidszorg onderstrepen. Goede arbeidszorg is er onder andere op gericht om een persoon met psychische en psychiatrische problemen te re-integreren in de maatschappij en in het beroepsleven. Op die manier wordt opname in de psychiatrie vermeden. In die optiek is arbeidszorg gelijk aan preventieve geestelijke gezondheidszorg. Arbeidszorg financieel onderbouwen is voor de overheid een goedkopere optie dan het financieren van psychiatrische zorg.
Minister, hoever staat u met het uitwerken van de uitvoeringsbesluiten bij het decreet Werk- en Zorgtrajecten? Vond dienaangaande recent overleg plaats met minister van Sociale Economie Homans en met minister van Werk Muyters? Welke initiatieven plant u inzake de begeleiding en ondersteuning van arbeidszorgmedewerkers die zich op trede 3 van de participatieladder bevinden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het Werk- en Zorgdecreet werd op het einde van de vorige legislatuur goedgekeurd. Het decreet vormt de juridische basis voor de verdere uitwerking van de activeringstrajecten, de trajecten maatschappelijke oriëntatie en arbeidsmatige activiteiten, met name arbeidszorg. Zoals u weet, is arbeidszorg bottom-up ontstaan in verschillende sectoren: de geestelijke gezondheidszorg, die u terecht vermeldt, maar ook de sector voor personen met een handicap, de zorgboerderijen, de sociale economie enzovoort.
Arbeidszorg wordt momenteel ook door verschillende overheden gesubsidieerd. Dat maakt dat het arbeidszorglandschap op dit moment een zeer versnipperd landschap is. Het is juist dat een aantal zaken bij de provincies zitten. Bij de afbakening van de taken van de provincies zal ook een beslissing moeten worden genomen over de manier waarop een en ander Vlaams gecontinueerd wordt dan wel als taakstelling bij de provincies wordt gelaten. Wanneer het een Vlaamse bevoegdheid wordt, zullen wij moeten nagaan welke middelen daar op dit moment voor gemobiliseerd kunnen worden.
Er is een tweede belangrijk dossier dat voor een deel mee de voorbereiding opbouwt van wat we op Vlaams niveau kunnen organiseren, met name het dossier over de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) waarvoor minister Muyters bevoegd is. Op het lokale niveau hebben we gevraagd om met de drie door u geciteerde ministers te kunnen bekijken of die uitvalsbasis kan dienen om te zoeken naar geschikte trajecten en arbeidsplaatsen voor mensen die op de ladder van het decreet op een bepaald niveau moeten worden ingeschaald.
We moeten ervoor zorgen dat de uitwerking van het Zorg- en Werkdecreet strookt met vele andere evoluties in de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) en Werk en Sociale Economie (WSE), onder meer de Vlaamse sociale bescherming, de persoonsgebonden financiering voor personen met een handicap, de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, de groene zorg, de interne staatshervorming, de maatwerkbedrijven, de lokale diensteneconomie en de herwerking van het PWA-systeem.
Hiermee wil ik aangeven dat de uitwerking van het Werk- en Zorgdecreet geen eenvoudig gegeven is voor mij en de andere bevoegde ministers van Werk en van Sociale Economie. Momenteel wordt binnen WVG voorbereidend werk geleverd om het decreet uit te kunnen rollen in overeenstemming met de andere genoemde beleidsontwikkelingen. De uitwerking van het model moet een verhaal worden van vermaatschappelijking. De hele samenleving zal het als haar taak moeten zien om mensen met al hun kwetsbaarheden een zinvolle plaats te laten innemen en hen daarbij zo nodig te ondersteunen. De inclusiegedachte moet daarbij centraal staan.
Het is bovendien cruciaal om na te gaan of bijvoorbeeld het statuut van mensen het opklimmen op de participatieladder niet bemoeilijkt. Belemmerende factoren moeten gelijktijdig met de uitwerking van arbeidszorg aangepakt worden. Daarbij moeten ook federale linken worden gelegd.
Conform het regeerakkoord zullen er proeftuinen arbeidszorg worden opgestart. Concreet lopen we momenteel een traject met onze agentschappen over een basistekst die operationele concepten naar voren schuift om het Werk- en Zorgdecreet realistisch en hanteerbaar in toepassing te brengen. De uitkomst van dat traject zal de basis zijn voor het opstarten van de proeftuin arbeidszorg.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het niet evident is aangezien er verschillende overheden hebben gesubsidieerd: zowel Vlaanderen, de provincies als de federale overheid.
De sector, die de grote nood wil beklemtonen, zou graag een signaal of een timing krijgen. U zegt dat er nog proefprojecten zullen worden uitgerold, maar kunt u een timing naar voren schuiven? Zal dat nog tijdens deze legislatuur zijn?
Die proefprojecten zullen nog deze legislatuur plaatsvinden.
En de uitvoeringsbesluiten van het decreet?
We gaan starten met proefprojecten en we gaan proberen de verschillende stromen te ordenen. De provinciale middelen zijn daarbij belangrijk. We moeten dan ook zoeken naar de nodige verduurzaming van de provinciale inspanningen. Het zou echter oneerlijk zijn indien ik u de indruk zou geven dat wij dit tijdens deze legislatuur, naast alle andere werven, tot een einde zouden brengen.
Minister, namens mijn fractie maar ook als indiener van het W²-decreet wil ik mevrouw Coppé bedanken voor de aandacht die zij aan dit dossier besteedt. Arbeidszorg is een heel belangrijke schakel. Voor sommige mensen is het de eerste stap richting arbeidsmarkt, voor anderen is het de stap naar een zinvolle activiteit. De sector vroeg een signaal maar als dit het signaal is, dan denk ik dat die sector bijzonder teleurgesteld zal zijn.
Toen het decreet werd opgemaakt, was het de bedoeling om die drievoudige spagaat tussen werk, sociale economie en welzijn te doorbreken door daar een gedegen model in te stoppen dat mensen toelaat om op die verschillende ladders waar mevrouw Coppé naar verwezen heeft, de juiste sport te vinden. In het regeerakkoord waren we eigenlijk al behoorlijk teleurgesteld omdat daar uitdrukkelijk het beperkende zinnetje ‘binnen budgettaire marges’ in staat. Wat u nu zegt, minister, is niet alleen dat er geen bijkomende budgetten zullen zijn maar dat u deze legislatuur geen uitvoeringsbesluiten zult nemen, hoogstens zult u tijdens deze legislatuur een aantal proeftuinen hebben. U probeert een euro twee keer te verkopen, want u ontvangt bestaande middelen die aan bestaande projecten worden gegeven vanuit de provincies. Als u dan positief wilt zijn, dan zou u proberen die te verduurzamen of op zijn minst zeggen dat u ze niet zult schrappen. Maar nu pretenderen dat dit de uitrol is, dat u met bestaand projectgeld probeert iets op te zetten binnen Vlaanderen, kan hoogstens een verschuiving zijn.
Mijn bijkomende vraag is dan ook: garandeert u dat die provinciale middelen integraal zullen worden besteed aan arbeidszorg en aan projecten? In het andere geval, als u daar dus nog eens een besparingsoperatie op realiseert, dan betekent dit dat er projecten zullen worden afgebouwd. We hebben dan niet te maken met een opbouw van de sector, maar met een afbouw. Ik betwijfel of dit het signaal is dat mevrouw Coppé wil geven.
Er is natuurlijk geen sprake van besparingen. In de mate dat arbeidszorg wordt overgeheveld naar Vlaanderen zullen wij er uiteraard op toezien dat de middelen die daar nu voor worden ingezet, blijvend ingezet kunnen worden. Dat is onze ambitie, niet alleen wanneer het gaat over arbeidszorg. Er zijn nog taken die de provincies uitvoeren op het vlak van Welzijn die ook moeten worden gecontinueerd in een herschikking van de taken. Dat zit een beetje in diezelfde lijn en benadering.
Wij gaan absoluut werk maken van het creëren van kaders. Dat betekent heel wat afstemmingswerk waarop heel wat partijen en bevoegdheidsdomeinen moeten inspelen. Er zullen ongetwijfeld ook aspecten van arbeidszorg zijn waar we stappen vooruit kunnen zetten, ook in termen van budgettaire mogelijkheden. Uiteraard betekent dat ook dat er op het vlak van uitvoeringsbesluiten een aantal zaken kunnen gebeuren. Het zou echter niet correct zijn indien ik u de indruk zou geven dat bij de start van deze regering daar een zeer groot budgettair traject voor is ontwikkeld in de meerjarenbegrotingen. Dat is niet het geval en dus wordt het kijken hoe dit kan worden ingepast in allerlei opportuniteiten en bestaande trajecten die kunnen worden afgestemd. Met die oefening zijn we bezig.
Ook op federaal vlak zijn er denkoefeningen aan de gang wanneer het gaat over het activeringsbeleid dat te maken heeft met mensen in de ziekteverzekering enzovoort. We zullen nagaan hoe we dat zo goed mogelijk in een geïntegreerd verhaal kunnen krijgen. Daar gaan we uiteraard wel op inzetten zodat we wat de algemene visie en het beleidskader voor arbeidszorg betreft, een aantal stappen vooruit kunnen zetten. Conform het regeerakkoord zullen proeftuinen ons daarbij moeten helpen.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Ik kijk uit naar de proefprojecten in afwachting van wanneer alles op elkaar zal zijn afgestemd, zowel federaal, Vlaams als provinciaal. Als er mogelijkheden zouden zijn, dan hoop ik dat er een signaal naar de sector kan worden gegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.