Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg gaat over de groeiende groep mensen die kampen met psychologische aandoeningen zoals angststoornissen, burn-out, depressie enzovoort en over het herkennen ervan. Tot op heden wordt die psychologische zorg meestal niet terugbetaald. Dat maakt dat heel wat mensen, in het bijzonder kwetsbare mensen, een bezoek aan een psycholoog uitstellen wegens de financiële kant ervan.
Om meer aan vroegdetectie en vroeginterventie te kunnen doen in Vlaanderen, is een sterke geestelijke gezondheidzorg op de eerste lijn nodig. Daarom zijn de eerstelijnspsychologische functies (ELPF’s) in het leven geroepen. Zij zijn in projectvorm opgestart in 2011. Het is de bedoeling om te experimenteren met die ELPF’s, in verschillende settings, zoals wijkgezondheidscentra, centra voor algemeen welzijnswerk, huisartsenpraktijken, sociale huizen enzovoort, gericht op een verscheidenheid van doelgroepen, verspreid over heel Vlaanderen. Het doel was om na te gaan hoe we de eerstelijnspsychologische functie het best kunnen implementeren in al die gebieden.
Door het stijgend aantal consultaties, maar ook door de grote tevredenheid van alle partners, werden de zeven pilootprojecten intussen meermaals verlengd, recent nog tot 2019.
Uit het flankerend wetenschappelijk onderzoek bleek immers dat de tevredenheid groot was. Niet alleen de eerstelijnspsychologen waren zeer tevreden, maar ook de andere partners-clinici en ook de patiënten waren zeer positief. De deelnemers van de proefprojecten moesten ten laatste eind februari 2016 hun eindrapporten indienen met hun aanbevelingen voor een eventuele implementatie van deze eerstelijnspsychologische functie.
Een belangrijk element in de toekomstige structurele verankering en de uitrol van de eerstelijnspsychologische functie in heel Vlaanderen is de terugbetaling van psychologische zorg. Minister, zowel in de beleidsnota als in de beleidsbrief hebt u aangegeven dat u de terugbetaling van psychologen en orthopedagogen als een opportuniteit ziet om in te zetten op een veralgemeende laagdrempelige uitbouw van de eerstelijnspsychologische functie en dat in samenwerking met het RIZIV, de betrokken actoren waaronder de huisartsen, ziekenfondsen en de gebruikers, het Vlaams Patiëntenplatform.
In de week van 11 april heeft het Federaal Kenniscentrum (KCE) de resultaten bekendgemaakt van haar studie over een organisatie- en financieringsmodel voor de terugbetaling van psychologische zorg. Dit rapport is een belangrijke nieuwe stap in de terugbetaling van de psycholoog en dus ook in de veralgemeende uitbouw van de Vlaamse eerstelijnspsychologische functie.
Minister, hebt u kennis genomen van het onderzoek van het KCE? Welke beleidsconclusies trekt u hieruit? Welke aanbevelingen kwamen naar voren uit de eindrapporten van de pilootprojecten? In welke mate sluiten die aan of wijken die af van de aanbevelingen van het KCE? Gelet op de resultaten van de eindrapporten en op de resultaten van het flankerend onderzoek, het onderzoek van het KCE en het gegeven dat de invoering van de eerstelijnspsychologische functie samenhangt met de eventuele terugbetaling van psychologische zorg door het RIZIV, welk vervolgtraject zal er volgen op Vlaams en interministerieel niveau?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, uiteraard heb ik kennis genomen van het onderzoek van het kenniscentrum. We hebben beslist, gezien de linken tussen beide studies, om het onderzoek naar de eerstelijnspsychologische functie in Vlaanderen door het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) op hetzelfde moment vrij te geven.
Het KCE stelt een systeem op twee niveaus voor: een eerste algemeen niveau dat vlot en zonder voorafgaande beperkingen toegankelijk is, en dat vaak voorkomende en gematigde problemen opvangt, en een tweede niveau dat niet direct toegankelijk is, maar enkel via doorverwijzing aangezien het gespecialiseerde zorg betreft voor als de zorg op het eerste niveau niet volstaat.
Voor het eerste niveau lieten de onderzoekers van het KCE zich mee inspireren door de Vlaamse pilootprojecten ELPF. We merken vanuit het onderzoek van het KCE een waardering voor de Vlaamse projecten ELPF. We voelen ons gesteund in de pioniersrol die de Vlaamse overheid met deze pilootprojecten heeft opgenomen om een nieuwe functie te creëren in het werkveld. Hoewel we de studie nog niet in detail hebben kunnen bestuderen, leert dit ons alvast dat de Vlaamse projecten een functie ontwikkeld hebben die aan een duidelijke nood beantwoordt en die inspiratievol kan zijn voor een structurele uitrol van dergelijke functie in heel Vlaanderen en zelfs in heel België.
De conclusies van de KCE-studie, zoals we deze uit de synthese hebben kunnen afleiden, sluiten aan bij onze beleidskeuze om steeds meer in te zetten op een ‘eerstelijns’ geestelijke gezondheidszorg dicht bij de mensen, die snel en vroeg kan ingrijpen en die de eerstelijnszorgverleners vanuit een expertise in de geestelijke gezondheidszorg kan ondersteunen. Deze functie levert een meerwaarde in de multidisciplinaire samenwerking tussen de verschillende zorgverleners binnen de eerstelijns en met de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Bijvoorbeeld, door de consulten van de eerstelijnspsycholoog verhoogt de deskundigheid en kennis van de sociale kaart van de huisarts of andere eerstelijnswerker op het vlak van geestelijke gezondheidszorg. Ook in het kader van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg in regionale zorgnetwerken, is een goede eerstelijns geestelijke gezondheidszorg belangrijk om een integrale zorg voor mensen met psychische problemen te garanderen.
Wat het tweede niveau betreft, stelt het KCE voor dat de gespecialiseerde psychologische zorg zou worden gegeven in, of in samenwerking met, de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg). Zelfstandige psychologen met een privépraktijk zouden een samenwerkingsovereenkomst met een cgg kunnen afsluiten waardoor ze ook financiering van het RIZIV kunnen ontvangen, onder de voorwaarde dat alle zorgverleners voldoen aan de wettelijke criteria met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorgberoepen – die zijn in hervorming – en aan een aantal voorwaarden die de zorgkwaliteit verzekeren. Bij een verdere operationalisering van dit luik, moet uiteraard worden afgestemd met het Vlaamse beleid inzake ambulante gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Immers, indien de verschillende bevoegde overheden het KCE-model volgen, heeft dit een betekenisvolle impact op de huidige financiering en werking van onder andere de cgg’s. We willen ons alleszins engageren om voor een toekomstige financiering van de ambulante geestelijke gezondheidszorg aansluiting te vinden bij de financieringstechnieken van het RIZIV en staan open voor de verdere dialoog hierrond. De terugbetaling die de federale overheid zal doen, biedt hopelijk ook kansen om de privépsychologen en -psychotherapeuten sterker in het Vlaamse beleid te integreren.
Kort gezegd, toont het geheel van evaluatieve elementen duidelijk de meerwaarde van de pilootprojecten ELPF aan. Ook de doelstellingen zijn gehaald: kortdurende generalistische zorg leveren, nauw samenwerken met andere hulpverleners vanuit het model van getrapte zorg en vroegdetectie en vroeginterventie bij psychische problemen. Het is een voorbeeld van toepassing van integrale zorgverlening. Het rapport van het onderzoek van het Steunpunt WVG en het KCE-rapport zijn net vrijgegeven en nu is het inderdaad de opdracht om beide naast elkaar te leggen en verdere stappen te bepalen.
Ik heb aan de administratie de opdracht gegeven om de ervaringen en vaststellingen uit de projecten zelf, het rapport van het steunpunt en het KCE-rapport te vergelijken en de complementariteit en de verschilpunten in kaart te brengen. Dat is op korte termijn nog niet kunnen gebeuren, maar dat is in elk geval wel de bedoeling. Vanuit die analyse zullen we verder werken. Alleszins kunnen we alvast vaststellen dat de synthese van het KCE-rapport zeker niet in tegenstelling staat met de conclusies van de eerstelijnsprojecten.
We hebben heel gericht de projecten verlengd tot eind februari 2019, net met de bedoeling om tegen dan over een uitgebreide analyse te beschikken met zicht op de opties voor verdere inhoudelijke uitwerking, structurele uitrol en financiering van de eerstelijnspsychologische functie. Daarnaast heeft de administratie al een eerste verkennend overleg gehad over de eerstelijnspsychologische functie met de andere gemeenschappen. In de andere gemeenschappen was er grote interesse in het verhaal van de eerstelijnspsychologen in Vlaanderen en leeft dezelfde bekommernis, namelijk om de erkenning en mogelijke terugbetaling van psychologische zorg aan te wenden om de geestelijke gezondheidszorg meer toegankelijk te maken voor elke burger. Op dat overleg is afgesproken om een tweede keer samen te komen nadat de onderzoeksrapporten van zowel het Steunpunt WVG als het KCE vrijgegeven waren. We zullen het overleg met de andere gemeenschappen dus opnieuw opnemen. Het uiteindelijke doel is om een gezamenlijk voorstel van psychologische zorg te ontwikkelen en dit ook te bespreken met de federale overheid, dat is uiteraard met de bevoegde minister, maar ook met de FOD Volksgezondheid en het RIZIV.
We hopen uiteraard dat we een voldoende draagvlak vinden om de financieringsmogelijkheden vanuit de federale overheid aan te wenden voor een sterk, breed gedragen, concept van organisatie van psychologische zorg. Om de toegankelijkheid van de eerstelijnspsychologische functie te kunnen verzekeren, is het essentieel dat de betaling voor een consultatie haalbaar is voor alle personen met een psychische zorgnood en zeker voor de kansarmen.
Een uitrol van deze functie is enkel mogelijk in samenwerking met de federale overheid en andere gemeenschappen. We merken alvast een gedeeld engagement bij de andere bevoegde overheden om de geestelijke gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te maken. Tot slot, de eerstelijnspsychologische functie is een onderdeel binnen de beleidsintenties van de conferentie eerste lijn die gepland is op 16 februari 2017. De Vlaamse Regering is er immers van overtuigd dat de uitbouw en versterking van de eerstelijnsgezondheidszorg, zeker gelet op de stijgende noden aan goede chronische zorg, zorgcontinuïteit, ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, cruciaal is waarbij er uitgegaan worden van de sterktes van ons aanbod met zijn verscheidenheid aan vormen waarin zorgverstrekkers in de eerste lijn actief zijn. Een persoonsgerichte en geïntegreerde benadering staat hierbij centraal.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik zal het in alle rust eens nalezen want er zat veel informatie in. Ik vind het in elk geval positief dat de eerstelijnspsychologische projecten tot hun recht komen en dat dat een goed model is. Dat is ook wat we in Vlaanderen aanvoelden.
Het is voor het KCE blijkbaar een inspiratie om een eersteniveautoegang te regelen. Op het tweede niveau zien we een heel grote rol weggelegd voor de cgg’s, maar we hebben nog tijd tot 2019 om daar vorm aan te geven.
Minister, ik vind het ook belangrijk om de toegankelijkheid van de psychologische zorg dicht bij de mensen te garanderen. De betaalbaarheid is cruciaal. Ik denk dat de eerstelijnspsychologen een vaste speler en ook een sterke speler gaan worden in het bredere veld. U legt hierin de juiste klemtonen, ook voor de toekomst.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is gebruikelijk om de minister te danken voor zijn antwoord. Minister, ik wil dat formeel wel doen, maar ik vind uw antwoord bijzonder weinigzeggend. U hebt ons toegelicht wat er in de studie staat. U gaf er een mooie weergave van. Ik heb ze niet anders gelezen dan dat u ze toelicht. Maar wat uw visie is, uw plannen en uw beleid, daarover blijven we in het duister tasten.
U zegt dat u de analyses naast elkaar zult leggen en zien waar er overlap is. Er is een eerste overleg geweest tussen de gemeenschappen op administratief niveau. U staat open voor een dialoog over de synergie met de terugbetaling. Het is van belang dat we de erkenning erbij nemen. Dat zijn allemaal gegevens van de context, maar wat is uw visie? U zegt zelf dat we in samenwerking met de federale overheid daar een beleid rond moeten gaan ontwikkelen, en dus ook met de andere gemeenschappen, maar wat is uw visie? Met welke visie en met welk beleid stapt u naar de tafel? Wat wilt u bereiken voor onze Vlaamse gezondheidszorg? Hoe ziet u dat systeem?
Momenteel hebben we vele projecten naast elkaar. Het zijn goede projecten, het zijn verschillende types van projecten omdat we net met verschillende modellen willen experimenteren. We hebben de netwerken, we hebben de cgg’s die elk ook hun specificiteit hebben en heel divers zijn. Maar waar wilt u naartoe? Wat is uw visie, wat is uw planning? Daar antwoordt u niet op, maar dat is de grote vraag die we hebben.
Wat betreft de terugbetaling van psychologen, denk ik toch dat u daarbij betrokken bent en dat u niet gewoon wacht tot federaal minister De Block zegt wat het is en dat u dan zult zien wat we er in Vlaanderen mee kunnen doen. Samenwerken betekent toch dat u samen zoekt naar een model zodat er op federaal vlak iets ontwikkeld wordt dat in Vlaanderen binnen uw visie en uw beleid past.
Minister, steunt u het model dat het kenniscentrum naar voren schuift of hanteert u een ander model? Zo ja, wat is dat model?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We moeten starten met de erkenning van de klinisch psychologen, de orthopedagogen en de psychotherapeuten. Dat loopt nu. Ik ben blij dat het kenniscentrum nog maar eens wijst op de rapporten over de Vlaamse pilootprojecten die stellen dat de eerstelijnspsychologische functie echt wel een veeleisende opdracht is die voldoende vaardigheden, een brede klinische achtergrond en voldoende klinische vaardigheden vergt. Dat onderstreept het belang van de hervormingen van minister De Block op het vlak van de opleiding en de vooropleiding voor psychotherapeuten.
Het rapport van het kenniscentrum moet echt wel de basis vormen voor de besluitvorming. Ik hoop dat er een goede samenwerking zal zijn tussen de verschillende niveaus en dat we binnen de budgettaire mogelijkheden zullen zorgen voor een goede en toegankelijke eerstelijnspsychologische zorg, en ook een toegankelijke tweedelijns- en meer gespecialiseerde zorg.
We zien dat de wachtlijsten enorm lang zijn en dat we te maken hebben met een steeds groter wordende psychologische problematiek. Het is dus nodig om een goed systeem uit te werken en liefst zo snel mogelijk.
Ik sluit mij aan bij de bijkomende vragen die gesteld zijn. De literaire eigenschappen van uw antwoord zijn uitstekend, maar ik wil u de kans geven om het concreet te maken, zodat de parlementsleden uw beleid kunnen beoordelen.
Toegankelijkheid is het meest gebruikte woord in deze. Het KCE-rapport legt ook de vinger op die zere plek: vandaag is er al iets toegankelijk, namelijk medicatie. Verder is er, zowel in de eerste lijn als, in mindere mate, in de gespecialiseerde zorg, de problematiek van de wachttijden. Alle sprekers, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, erkennen dat de toegankelijkheid in het gedrang wordt gebracht door die wachttijden. Mensen zitten met een problemen, maar de deur blijft gesloten. Wat zult u concreet doen om die wachttijden in te korten zodat de veelgeprezen toegankelijkheid ook op het terrein wordt gerealiseerd?
Mijn tweede vraag gaat over de zorgcontinuïteit. Iemand die uit een ziekenhuis of een instelling wordt ontslagen, krijgt geen verdere opvolging meer. De patiënt krijgt een lijstje mee van bekwame psychiaters en psychologen, maar of hij in staat is om die hulp ook echt te zoeken, daar hebben we het raden naar. Met de commissie hebben we zeer interessante projecten bezocht in Nederland, waar duidelijk was hoe dat continuum institutioneel is vastgelegd. Gaat u concrete stappen zetten om dit aan te pakken?
U krijgt terecht lof voor de zeven eerstelijns psychologische projecten, maar mijn vraag is of u ze nu ook concreet zult uitrollen. U antwoordde dat u er geen tegenspraak in ziet en dat u van andere partners signalen ontvangt dat het mogelijks eventueel misschien wel zou kunnen. Ik begrijp dat heterogene projecten aangepast en bijgestuurd dienen te worden, maar bent u van plan om ze uit te rollen?
De gestelde vragen hadden betrekking op de gemaakte studies en sloegen niet op het totale beleid inzake geestelijke gezondheidszorg in ons land of in Vlaanderen. Ik ben bereid om een breed debat te houden over de globale benadering van geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. We werken met een aantal acties trouwens aan een geïntegreerde benadering daaromtrent. Het gaat dan over ziekenhuizen, witte vlekken en geografische gebiedsafbakening en dergelijke zaken, die ook al in de commissie aan bod zijn gekomen. Ik ben absoluut bereid om dat gesprek te voeren, alleen gingen de vragen nu over de studies.
Die studies geven aan dat wat Vlaanderen heeft opgestart, namelijk de eerstelijns psychologische functie een plaats geven in een bredere eerstelijnszorg, een goede keuze was. Mevrouw Van den Brandt heeft gelijk, er zijn nog verschillende positioneringen in dat verhaal. Ook daarover heb ik er in de commissie al bij herhaling op gewezen dat het traject om te zien hoe we dat definitief in de eerste lijn zullen onderbrengen deel uitmaakt van het opbouwen van de eerstelijnsgezondheidsconferentie. Er zijn budgettaire schikkingen getroffen om ervoor te zorgen dat wat opgestart is in ieder geval gecontinueerd wordt tot het moment dat we redelijkerwijs, met alle informatie waarover we nu beschikken, kunnen zien hoe het landschap zich verder zal ontwikkelen. Dat heeft vooral te maken met de vraag hoe de federale overheid zal omgaan met de KCE-studie.
Als we willen samenwerken, dan moeten we met elkaar spreken om een gezamenlijke visie te distilleren. Onze benadering van de twee studies is dat ze elkaar versterken en dat we wat Vlaanderen betreft de goede weg zijn ingeslagen. Het is duidelijk dat er belangrijke vragen rond de terugbetaling beantwoord moeten worden en daar moeten we niet voor onze beurt spreken. Mijn federale collega is wat dit betreft meester van het manoeuvre. We moeten het overleg daarover organiseren, maar daarin ook haar inzichten als een belangrijke leidraad meenemen.
Dat laatste zal in belangrijke mate bepalen hoe vragen over wachttijden en aanbod mee moeten worden opgelost. Uiteraard zijn er ook vragen over het versterken van de Vlaamse inspanningen maar dat doet niet af aan het feit dat de manier waarop de federale overheid invulling zal geven aan dit terugbetalingsvraagstuk grotendeels zal bepalen in welke mate de toegankelijkheid tot de geestelijke gezondheidszorg als onderdeel van de ziekteverzekering een nieuwe stap vooruit zal zetten.
Als insteken zie ik onder meer de reconversie van bedden naar kinderpsychiatrische bedden. Er kunnen heel wat thema’s aan bod komen wanneer men het heeft over de totale visie. Wat die eerstelijnspsychologische functie betreft, zal de vraag inderdaad zijn hoe we dat zullen veralgemenen en structureren. Het antwoord op die vraag zit mee in de opbouw waarbij al die stakeholders betrokken zijn. Dat zal ook afhangen – wat ook van belang is voor de cgg’s – van het feit dat de federale overheid een keuze zal moeten maken in de terugbetaling. We zullen het daar nog over hebben met de federale overheid. Mijn antwoord is voldoende duidelijk in die zin dat ik absoluut van oordeel ben dat daar opportuniteiten zitten. Het zou echter helemaal verkeerd zijn nu te zeggen wat de federale overheid moet doen met die studie, dat is voorwerp van een gesprek met de andere overheden en gemeenschappen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Soms is een vraag om uitleg gewoon een vraag om uitleg. In het brede dossier van de ggz werd lang uitgekeken naar dat niet-onbelangrijke KCE-rapport. Nu blijkt inderdaad dat de conclusies van dat rapport vrij goed stromen met de visie die Vlaanderen heeft opgebouwd voor die ELP. Dat de wachtlijsten bij bepaalde cgg’s veel te lang zijn, maakt hier geen deel van uit, wat niet betekent dat we het niet een keertje moeten hebben over het feit dat de verschillen tussen de cgg’s onderling heel groot zijn. Dat is een apart debat.
We hebben in Nederland heeft veel inspiratie opgedaan. De overtuiging dat het daar beter is, heb ik niet mee naar huis genomen, maar het was toch boeiend.
Wat het KCE-rapport en onze ELP betreft, heb ik duidelijke antwoorden gehoord. Dit alles past natuurlijk in een breder geheel, ik hoop dat we daar op korte termijn een grondiger debat over kunnen en zullen voeren.
Die laatste opmerking is genoteerd.
Bij de beoordeling van vragen om uitleg vormt het al dan niet aanleiding geven tot een debat mee de beoordelingsgrond. In het andere geval is er ook altijd de schriftelijke vraag. Maar het was een goede vraag, mevrouw Jans.
De vraag om uitleg is afgehandeld.