Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) lijkt nu bijna te landen in het dossier omtrent de verplichte inburgering. Er werd een reglementair kader vastgelegd, waarbij de meerderjarige nieuwkomers jonger dan 65 verplicht worden een inburgeringstraject te volgen. Het zouden dan de gemeenten zijn die de betrokkenen informeren over de verplichting. Nieuwkomers die weigeren, zou een administratieve sanctie worden opgelegd.
Ik hoop dat dit dossier nu in een stroomversnelling kan komen. We hebben er allemaal lang naar uitgekeken, het is nu het moment om dat tempo aan te houden. Ministers Fremault en Smet hebben van de Brusselse Regering een mandaat gekregen om nu over een samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) en de Vlaamse Gemeenschap te onderhandelen. Ik heb daar een aantal vragen over, minister.
Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover het akkoord dat binnen de GGC gevonden werd? In het artikel van BRUZZ werd gesproken over “taalcursussen Frans of Nederlands in functie van de behoeften van de nieuwkomer”. Wat moeten we daaronder verstaan? Ligt de keuze voor de taal dan bij de nieuwkomer of zullen zij worden toegeleid naar een van beide trajecten? Zijn de onderhandelingen met de GGC en de COCOF intussen al opgestart of wanneer zal dat gebeuren? Hoe verlopen de onderhandelingen en wat is de verder geplande timing?
Minister Gatz heeft het woord.
Na de goedkeuring van het voorontwerp van ordonnantie op 14 april jongstleden door het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie heeft er vanuit de Vlaamse Regering nog geen formeel overleg plaatsgevonden met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de COCOF.
De tekst van het voorontwerp van de ordonnantie wordt momenteel gelezen door onze administratie, het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), en onze uitvoeringspartner op het terrein, het Agentschap Integratie en Inburgering. Mijn collega Homans en ikzelf, die hierover wel al samen hebben gezeten, wachten momenteel hun advies verder af, want u weet dat juridische teksten een grondige screening vereisen om de juiste impact en draagwijdte ervan te kennen. Aspecten die we daarbij zeker moeten bekijken, zijn onder meer de omschrijving van de doelgroep, de rol van de gemeenten, de sanctionering en andere. Zodra we daar het zicht op hebben dat we wensen, is het de bedoeling om het gesprek aan te gaan met de andere partners over de ordonnantie en in het bijzonder over het samenwerkingsakkoord dat moet worden gesloten.
Positief is alleszins dat men uitgaat van het bestaande inburgeringsaanbod in Brussel. De Vlaamse Gemeenschap biedt al lang succesvol inburgeringstrajecten aan in Brussel – uiteraard tot dusver op vrijwillige basis – en ook aan de zijde van de COCOF is een aanbod in uitbouw. Dat is een goede vertrekbasis. Het is belangrijk dat men maximaal de autonomie van de aanbodverstrekkers, zijnde de Vlaamse Gemeenschap en de COCOF, garandeert.
In het verlengde daarvan is het noodzakelijk om zo snel mogelijk een zicht te krijgen op de eventuele bijkomende vraag als gevolg van de invoering van de verplichte inburgering in Brussel en hoe die zich verhoudt tot het huidige aanbod. Kortom: hoe groot is de vraag naar bijkomende inburgeringstrajecten? Ik heb de afgelopen weken en maanden verschillende cijfers daarover gezien. We hebben daar enkele weken geleden nog over gedebatteerd in deze commissie. Het is belangrijk dat we de accurate cijfers zo snel mogelijk kennen. Gezien de huidige vluchtelingenstroom – al is dat nu iets minder, maar dat kan evengoed conjunctureel als structureel zijn – zal dat geen gemakkelijke opdracht zijn. Recent heb ik vernomen dat de administratie van de GGC in samenwerking met de Vlaamse administratie poogt om zo snel mogelijk over die gegevens te beschikken. Het is goed dat men op administratief vlak al samenwerkt.
Vanuit Vlaanderen doen we alleszins al heel wat inspanningen. In 2015 stapten in Brussel 3372 inburgeraars in een inburgeringstraject van het Agentschap Integratie en Inburgering. Naar aanleiding van de asielcrisis is er in 2016 door collega Homans ruimte bij gecreëerd voor ongeveer 2400 extra Nederlandstalige inburgeringstrajecten in Brussel. De COCOF heeft de ambitie om in 4000 trajecten te voorzien. Ik ga ervan uit dat, indien nodig, bijkomende inspanningen vanuit beide gemeenschappen zullen kunnen worden geleverd.
We zullen daar met alle partners dus duidelijke afspraken over moeten maken. Ik ben immers van mening dat wij als overheid – en in dit geval gaat het over de drie betrokken overheden – de verantwoordelijkheid hebben om voor een voldoende aanbod te zorgen. Je kunt immers niet iets verplichten als je op voorhand weet dat er niet voldoende aanbod is. Dat zou een vreemd signaal zijn.
Mijnheer Bajart, u vroeg mij meer duidelijkheid over de formulering die u las in de berichtgeving van BRUZZ, waarin gesteld werd dat het inburgeringstraject bestaat uit “taalcursussen Frans of Nederlands in functie van de behoeften van de nieuwkomer”. Ik begrijp de verwarring die daarover kan zijn ontstaan. Voor alle duidelijkheid: het is de nieuwkomer zelf die de keuze maakt inzake het traject dat hij of zij wil volgen, het Nederlandstalige traject van de Vlaamse Gemeenschap of het Franstalige traject van de COCOF. Als hij of zij die keuze heeft gemaakt, impliceert dat de facto een keuze voor een taalcursus. Vervolgens zal worden gekeken naar de behoefte van de nieuwkomer. Is de nieuwkomer hoogopgeleid? Kan de nieuwkomer lezen en schrijven? Op basis van dergelijke vragen wordt er een profiel van de inburgeraar opgemaakt en wordt er gezocht naar het gepaste taaltraject. Dat is een werkwijze die we vandaag in Vlaanderen ook al volgen en kennen.
Tot slot vroeg u mij naar de formele onderhandelingen die al dan niet zijn opgestart. Zoals ik al aangaf, worden de teksten momenteel grondig bestudeerd door ABB en het Agentschap Integratie en Inburgering. Zodra we dat advies hebben – dat is een kwestie van dagen – zullen we ons standpunt gezamenlijk bepalen en zullen we opnieuw samen zitten met collega Homans. We zullen er dan bij onze Brusselse collega’s op aandringen om het gesprek zo snel mogelijk aan te gaan. Dat tijdspad is trouwens ook al afgesproken met de GGC. Ik zal daarbij mijn rol als verbindingspersoon of bruggenbouwer goed proberen te vervullen.
Het is de bedoeling dat er tijdens het volgend overlegmoment vanuit de Vlaamse Gemeenschap én COCOF opmerkingen kunnen worden gemaakt op het voorontwerp zoals dit nu voorligt. De tekst is dus uiteraard niet te nemen of te laten. Er kunnen nog wijzigingen worden aangebracht bij latere lezingen in het GGC-College. Het is verder de bedoeling om een samenwerkingsakkoord te sluiten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de COCOF. Ook de VGC zal hierbij betrokken worden vanuit een bepaalde regierol. In dit samenwerkingsakkoord zullen de meer praktische zaken worden geregeld. Ook daarover zal uiteraard moeten worden onderhandeld.
De timing voor invoering is 2017. Ik wens me wel niet vast te pinnen op deadlines zonder meer.
We zijn anderhalf jaar ver sinds de Brusselse Regering in haar regeerakkoord aankondigde werk te maken van verplichte inburgering. Vandaag is het eerste voorontwerp van ordonnantie een feit.
Ik ben vooral tevreden dat het College van de GGC opteert voor een regeling die aansluit bij het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en het toekomstige beleid van de COCOF. Uiteraard zijn er nog vragen onbeantwoord en zijn we nog niet aan de eindmeet. Het is dan ook goed dat in de nabije toekomst de formele gesprekken zullen worden opgestart. Ik heb er vertrouwen in dat dit tot een goed resultaat zal leiden. De trein is vertrokken en we zullen zeker met rasse schreden vooruit kunnen gaan.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Een van de voornaamste aspecten die bezorgdheid kon opwekken, was keuze tegenover behoefte. Dat is nu duidelijk.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om oprecht mijn hoop uit te drukken dat er snelle en gedreven onderhandelingen komen. Het is echter altijd beter te streven naar een goed akkoord dan naar een snel maar minder goed akkoord. Er is nu een dynamiek van vooruitgang. Ik wil ervoor pleiten om die met beide handen te grijpen.
Minister, is het de bedoeling om één samenwerkingsakkoord te sluiten tussen de GGC, de Vlaamse Gemeenschap en de COCOF, of wordt er gewerkt aan twee aparte akkoorden?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb ook de cijfers aan minister Homans opgevraagd. Het gaat over 3400 mensen in 2015. Ik had ook gevraagd naar cijfers over nieuwkomers en oudkomers. Als we verplichtingen opleggen aan nieuwkomers, gaan ze ook voorrang krijgen voor het aanbod dat er is en is er mogelijk een effect dat oudkomers, die nu ook vrijwillig deelnemen, uit de boot zullen vallen. Er bestaan geen cijfers over en dat is jammer. Misschien moeten we dit toch monitoren omdat er nu een groep van oudkomers is die niet onder de verplichting valt. Als zij de inburgeringscursus willen volgen, is dat een engagement dat we positief moeten beantwoorden.
Minister, op welke manier denkt u dit te kunnen monitoren?
Ik hoop inderdaad ook dat men kan komen tot één groot akkoord zodat nieuwkomers niet moeten kiezen in welk traject ze zullen inburgeren, maar dat ze een pakket zullen kunnen samenstellen dat aangepast is aan hun noden. Op die manier kunnen ze van beide gemeenschappen proeven.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik heb nog een concrete vraag over die doelgroepen die zouden worden geviseerd. Zou de verplichting enkel gelden voor de nieuwkomers en wie verstaat men onder nieuwkomers? Gaat het bijvoorbeeld ook over mensen die naar hier komen in het kader van gezinshereniging? Gaat men voor de big bang of werkt men volgens een gefaseerd plan: eerst voor die groep en dan uitbreiden naar een andere groep?
Minister, heeft men al een idee via welk kanaal men de nieuwkomers of de in te burgeren Brusselaars zou verwijzen naar het Franstalig dan wel het Nederlandstalig circuit? Gaat dat gebeuren op gewestniveau, gemeentelijk niveau of via de OCMW’s?
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat inderdaad om een opvolgingsvraag. Er is duidelijk vooruitgang en dat is positief. U hebt het over een trein die aan het rollen is en dat is zo.
Ik heb bij de vorige vraag om uitleg over dit onderwerp opmerkingen gemaakt namens onze fractie en die blijven voor een deel bestaan. De teksten van het voorontwerp van ordonnantie worden onderzocht. Ook al moet het vooruitgaan, laat ons toch de tijd nemen om de juiste conclusies te trekken. Mijn bezorgdheid over de rol van de Brusselse gemeenten blijft bestaan. Het lijkt me heel belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt. We weten dat dit in het verleden al vaak verkeerd is gelopen. Er moet zeker de nodige aandacht naartoe gaan. We moeten tot een goede oplossing komen, zeker ook voor de Vlaamse Gemeenschap.
Ik wens u succes als bruggenbouwer. Wat mij betreft, is dit achter de rug want de brug is gelegd. De trein is aan het rollen. Misschien moet er hier en daar nog wat gerangeerd worden. Minister, ik stel al mijn hoop op u dat u die rol even goed waarneemt als uw rol als bruggenbouwer.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik kan zeker bevestigen dat de brug is gelegd. De gesprekken en contacten met mevrouw Homans verlopen uitstekend.
Op een gegeven moment is dat een een-op-eenrelatie van de bevoegde minister in de Vlaamse Regering, minister Homans, met haar Brusselse tegenhangers. Daarin hebt u volledig gelijk. Dat gebeurt momenteel. We spreken over één akkoord. We zullen geen opeenstapeling van deelakkoorden hebben tussen telkens twee overheidsinstanties, het zal wel degelijk één akkoord tussen de drie zijn.
Hoe duidelijk we de cijfers waarnaar verwezen wordt, moeten krijgen, is op dit ogenblik wel een cruciaal element in het samenwerkingsakkoord, maar ook binnen de inhoudelijke aansturing van de ministers.
Ik heb al aangegeven dat, als we er nu eindelijk in slagen om een vraagdekkend inburgeringstraject, zij het in één van de twee talen of via één van de twee gemeenschappen, te laten lopen, we uiteraard prioriteit geven aan de nieuwkomers. De omschrijving van die doelgroep kun je terugvinden in het ontwerp van ordonnantie dat in de eerste fase werd goedgekeurd. Afhankelijk van de mogelijkheden kan er al dan niet bijkomende ruimte worden gecreëerd voor oudkomers. Ik ben daar zeer voorzichtig over. Het is duidelijk dat we nu gaan naar vraag en aanbod die elkaar moeten raken voor nieuwkomers. De definitie is inderdaad breed genoeg om daaronder ook de gezinshereniging te vatten. Dat is altijd de bedoeling geweest, zowel in Vlaanderen als in Brussel. Het statuut van de nieuwkomer heeft minder rechtstreeks te maken met de definitie die er wordt gemaakt van de doelgroep.
In principe zal het inderdaad via de gemeenten gebeuren. Het spreekt voor zich dat we de loketrol van de gemeenten goed moeten bekijken, juridisch, praktisch-administratief en uiteraard ook politiek. Net zoals ik dat vorige keer als politieke overweging heb gemaakt bij de vraag om uitleg van de heer Poschet, zal ik het nu op dezelfde manier doen. Het kan zijn dat we in een situatie terechtkomen waarbij nieuwkomers op een of andere manier – want tegenwoordig gaat die mond-aan-mondboodschap snel – zelf kiezen voor het Nederlandstalige traject, meer dan we misschien vermoeden. Het zou kunnen dat we in oude scenario’s terechtkomen waarbij gemeenten misschien eerder proberen mensen naar het Franstalige traject te oriënteren. Beide hypotheses zijn redelijk aannemelijk. We moeten ervoor zorgen dat er een soortgelijke hefboom ontstaat voor de beide trajecten. Minister Homans en ikzelf zullen daar absoluut nauw op toekijken. Daarna zullen we in de dynamiek zien – en dat zal eerder over een periode van één of twee jaar lopen – hoe het finaal verloopt.
We nemen de vragen en gevoeligheden zeker mee. Ze liggen allemaal op tafel. Het voordeel is dat we nu echt over tekst praten en dat het niet meer over bepaalde hypotheses gaat. Dat is een goede zaak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.