Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, dit gaat over een redelijk actuele thematiek, waarvan we op dit moment misschien nog niet alle details kennen. Ik heb begrepen dat er al wel heel wat is bekendgemaakt, maar dat sommige belangrijke spelers in dit debat zelf soms nog vragen openlaten of zeggen dat er verduidelijking op komst is. Minister, dat neemt echter niet weg dat het een zeer fundamenteel debat is, dat te maken heeft met u als Vlaams minister bevoegd voor de bestuurszaken, voor de ambtenarenzaken.
De recent gefinaliseerde federale begrotingscontrole bevat namelijk een aantal belangrijke ingrepen in de ambtenarenpensioenen. Aldus zouden naar verluidt – en ik beklemtoon ‘naar verluidt’ – wijzigingen worden aangebracht aan de diplomabonificatie, waardoor het meetellen van de studiejaren zal verminderen, en worden ook de tantièmes, waardoor de gewerkte jaren van bepaalde categorieën van ambtenaren zwaarder doorwegen, afgebouwd. Dat is een heel debat over zwaar werk en de mate waarin dat mee moet worden gehonoreerd in het statuut, de arbeidsomstandigheden en het pensioen.
De reacties bij de vakbonden van het overheidspersoneel tegenover deze maatregelen zijn uitermate kritisch. Ik heb dat vanmorgen gemerkt toen ik hier in Brussel uit de trein stapte: er waren heel wat rode jassen in het Centraal Station. Maar goed, mogelijk zullen in de toekomst ook nog andere kleuren zich manifesteren. Volgens recente persberichten dreigen de vakbonden er zelfs mee om alle mogelijke actiemiddelen in te zetten tegen deze aangekondigde maatregelen. Daarbij worden ook stakingen niet helemaal uitgesloten. Deze hervorming heeft natuurlijk ook gevolgen voor de pensioenen van de Vlaamse ambtenaren. Vandaar ook mijn vragen vandaag.
De ongerustheid en de bezorgdheden die er over deze hervormingen leven, zullen in onze Vlaamse administratie naar boven komen. De vraag rijst dan ook in welke mate de hervormingen gevolgen kunnen en zullen hebben voor de inspanningen die worden geleverd, ook door u, om werken voor de Vlaamse overheid aantrekkelijker te maken en die aantrekkelijkheid ook te behouden. Het behoud van die aantrekkelijkheid als werkgever is overigens een belangrijke bekommernis die bijvoorbeeld in de beleidsnota Bestuurszaken 2014-2019 wordt onderstreept. Ik citeer: “Eén van de belangrijkste troeven van de Vlaamse overheid is haar personeel. De Vlaamse administratie geldt als een aantrekkelijke werkgever. Dat blijkt uit de resultaten van de Personeelspeiling, die steeds een hoge personeelstevredenheid laten zien. (...) Het aanvoelen van medewerkers dat ze weinig loopbaan- en promotiemogelijkheden hebben (zoals blijkt uit de Personeelspeiling) in combinatie met de besparingen, kan in de komende jaren de huidige positie van de Vlaamse overheid als aantrekkelijke werkgever in het gedrang brengen en de vervroegde uitstroom van (jonge) talenten aanwakkeren. Het aantrekken, verder ontwikkelen en behouden van talent wordt dus steeds belangrijker.”
Voor heel wat mensen die ervoor kiezen om voor de Vlaamse overheid te gaan werken, speelt de pensioenregeling zeker een rol. In die zin maakt de pensioenregeling ongetwijfeld deel uit van de mate van aantrekkelijkheid als werkgever.
Daarnaast, en dat is een debat waarvan ik vind dat we het ook moeten openen, kan men zich ook afvragen in hoeverre die maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de responsabiliseringsbijdrage van de Vlaamse Gemeenschap. Het bedrag van die responsabiliseringsbijdrage is opgenomen in artikel 65quinquies van de Financieringswet. Dat bedraagt voor het jaar 2016 toch wel meer dan 93 miljoen euro. Dat de deelstaten bijdragen aan de financiering van de pensioenen van hun ambtenaren is natuurlijk volkomen te verantwoorden. We hebben in het verleden vaak die debatten gevoerd. In het zuiden van het land waren er in verhouding meer ambtenaren en al die pensioenlasten werden in het mandje van de federale overheid gelegd, zodat Vlaanderen meer mee financierde en er een soort ‘irresponsabilisering’ was: men kon de andere deelstaat laten meebetalen voor het overtollige of te grote aantal ambtenaren. Het is dus zeer goed dat er aan de Financieringswet is gesleuteld. Ik vind het absoluut correct dat er een responsabiliseringsbijdrage is, maar als dat wordt geïmplementeerd en als we daarvoor meebetalen, dan vind ik ook dat we mee moeten kunnen beslissen. Wie betaalt, bepaalt: ik vind dat een belangrijke regel in een democratisch systeem. Als Vlaanderen zelf meebetaalt voor die pensioenen, dan vind ik het dus zeer verantwoord dat we ook mee aan tafel moeten kunnen zitten. Er is natuurlijk nog heel wat onduidelijkheid over de gevolgen die een en ander zal hebben, maar voor mij is het uitgangspunt heel duidelijk: wie betaalt, bepaalt.
Kortom, er leven over deze hervorming heel wat vragen en er heerst onduidelijkheid. Aan die onduidelijkheid moet zo snel mogelijk een einde worden gemaakt. Minister, dan komt het ook aan u toe om mee voor de nodige antwoorden en duidelijkheid te zorgen. Werd u op een of andere manier betrokken bij of geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen tot hervorming van de ambtenarenpensioenen? Hebt u over die hervormingen al contact en overleg gehad met de federale minister van Pensioenen? Zo neen, zult u daartoe zelf het initiatief nemen, teneinde er mee voor te zorgen dat de nodige duidelijkheid over deze hervorming wordt geschapen? In welke mate acht u deze aangekondigde hervormingen al dan niet compatibel met de inspanningen van de Vlaamse overheid om zich blijvend te profileren als een aantrekkelijke werkgever? In welke mate kunnen de aangekondigde hervormingen van invloed zijn op het bedrag van de door de Vlaamse Gemeenschap aan de federale overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage? Kunt u verduidelijken in welke mate u enig zicht hebt op de modaliteiten van het sociaal overleg bij de verdere uitvoering van deze maatregelen? Ik ben er immers van overtuigd dat verder sociaal overleg zeer belangrijk zal zijn.
Ik stel ook vast dat vorige week in de plenaire vergadering een van de fractieleden van de partij waartoe u behoort, duidelijk heeft gesteld dat er met betrekking tot de ambtenarenpensioenen geen sprake kon zijn van een vermindering voor mensen die een volledige loopbaan achter de rug hebben. Ook de minister-president heeft zich het afgelopen weekend in dezen bijzonder ver geëngageerd, met het duidelijke standpunt dat wie een volledige loopbaan heeft afgelegd, weliswaar een langere loopbaan – want we zijn het er toch wel over eens dat we langer zullen moeten werken om het allemaal betaalbaar te houden – geen lager pensioen kan krijgen. Ik zou dergelijke standpunten veeleer verwachten van de bevoegde minister, maar ik begrijp dat een minister-president over alles standpunten inneemt, een beetje zoals een burgemeester. Hij coördineert alles, dus hij wordt verondersteld over alles zijn licht te laten schijnen. Ik heb daar begrip voor. Daar wil ik dus zeker niet verder op doorgaan. Ik ga er echter van uit dat hij in dezen dan ook uw standpunt mee heeft vertolkt.
Dat maakt de vragen natuurlijk des te pertinenter, des te prangender. Als er duidelijke standpunten worden ingenomen en er is nog onduidelijkheid, dan moet daar een einde aan komen. Hoe gaan we onze eigen ambtenaren die duidelijkheid schenken, en hoe gaan we in het sociaal overleg op Vlaams niveau dan een en ander verder opvolgen?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Kennes, uw vragen zijn zeer interessant, maar helaas komen ze iets te vroeg. Men weet federaal zelfs nog niet hoe men het zal uitwerken. Ik zal proberen dat te duiden. Die vragen zijn terecht en ik deel uw bekommernis, maar het is dus nog wat te vroeg om dat aan mij te vragen.
U hebt zelf gezegd dat wie betaalt, bepaalt. Ik ben het eens met dat principe, voor alle duidelijkheid. De pensioenhervormingen zijn louter federale bevoegdheid. U hebt zelf geschetst wat er recent is gebeurd in het kader van de federale begrotingscontrole. Het is eigenlijk zeer onduidelijk wat daar is beslist, niet alleen voor ons, maar eigenlijk ook voor mensen die deel uitmaken van de Federale Regering.
Ik zal me nader verklaren. Eigenlijk zijn er heel vage beslissingen genomen. Ik bedoel daar concreet mee dat er nog heel veel zaken moeten worden uitgewerkt. Ik kan u wel zeggen dat de Vlaamse Regering nog niet formeel op de hoogte is gebracht door de federale collega’s. Dit is eigenlijk pas vorige vrijdag, op 15 april bekrachtigd. Toen is binnen de Federale Regering in ieder geval afgesproken – maar nu ben ik eigenlijk al aan het vertellen wat er in de schoot van Federale Regering wordt gezegd, maar goed – om bepaalde zaken heel concreet uit te werken, omdat alles nu eigenlijk nog veel te vaag is.
Mijnheer Kennes, ik kan u wel meegeven, maar dat weet u ook, dat bijvoorbeeld collega Crevits wat het onderwijzend personeel betreft ook wel informele contacten heeft gehad met collega’s aan de overkant van de straat, net als ikzelf, natuurlijk. Formeel zijn we als Vlaamse Regering echter nog niet op de hoogte gebracht.
Wel is er op 14 april, dus de dag voor de maatregel officieel werd bekrachtigd door de Federale Regering, een toelichting gegeven in de bijzondere commissie voor de pensioenen van de publieke sector. Daar heeft de kabinetschef van bevoegd federaal minister Bacquelaine een vage toelichting gegeven bij de afspraken die waren gemaakt. Bepaalde zaken moeten immers nog heel concreet worden uitgewerkt. In deze bijzondere commissie was ook iemand van mijn kabinet aanwezig, net als iemand van het kabinet van collega Crevits. Die twee Vlaamse kabinetten waren vertegenwoordigd. Ik wil daarmee maar aangeven dat we dit net als u een terechte problematiek en terechte vragen vinden, en dat ook de Vlaamse overheid dit van heel nabij moet blijven volgen, omdat ze inderdaad ook een aantrekkelijke werkgever moet blijven.
Er zijn heel vage formuleringen. Heel veel zaken moeten nog concreet worden uitgewerkt. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er niet alleen bij de federale ambtenaren, maar ook bij de Vlaamse heel veel onzekerheid is. Laten we de ambtenaren van de lokale besturen ook niet vergeten. Die vallen dan weer niet onder mijn bevoegdheid Bestuurszaken, maar onder Binnenlands Bestuur. Ik ben dus langs alle kanten betrokken. Even louter wat Bestuurszaken en onze Vlaamse ambtenaren betreft, op onze webstek http://13.vlaanderen.be proberen we onze ambtenaren wel zo goed mogelijk op de hoogte te houden, in de mate waarin we dat kunnen natuurlijk. Als de federale overheid zelf nog niet goed weet hoe ze een en ander concreet gaat uitwerken, is het natuurlijk ook heel moeilijk om onze ambtenaren correct te informeren. Ik vind dat echter wel belangrijk. We laten dat ook met de regelmaat van een klok aanpassen vanaf het moment dat we nieuwe informatie hebben, zodat we onze Vlaamse ambtenaren toch een klein beetje kunnen kalmeren, want ik vind dat ze daar ook recht op hebben. Nogmaals, echt concreet worden kunnen we pas wanneer de Federale Regering bepaalde knopen heeft doorgehakt, maar dat is momenteel nog niet gebeurd.
Er zijn dus natuurlijk informele contacten geweest, maar formele nog niet. Wel waren die twee leden van twee Vlaamse kabinetten dus aanwezig op die vergadering van die bijzondere commissie van 14 april. Dat lijkt me een goede zaak.
Ik wil u wel nog meegeven, en u hebt er zelf ook op gewezen, dat zowel de kabinetschef als minister Bacquelaine wel heeft laten weten absoluut veel belang te hechten aan het sociaal overleg. Ik denk dat dat goed is en dat we dat ook moeten doen. Als het feit dat er veel belang wordt gehecht en tijd wordt besteed aan een goed sociaal overleg, aan een goed overleg met de vakorganisaties, dan eventueel zou impliceren dat het nog iets langer onduidelijk blijft, dan vind ik dat persoonlijk een heel moeilijke keuze. Ik hoop dat het ‘en’ is en niet ‘of’ in dezen: ik hoop dat er een goed sociaal akkoord uitkomt en dat we ook vrij snel duidelijkheid kunnen verschaffen aan onze ambtenaren. Ik vind het echter toch wel positief dat ook de federale minister van Pensioenen en diens kabinetschef hebben laten blijken dat ze sociaal overleg zeer belangrijk vinden.
Mijnheer Kennes, even aannemend dat ik hier in een soort Senaat zit, waar de gemeenschappen samenkomen, kan ik u ook meegeven dat minister Bacquelaine op 13 april al overleg heeft gehad met de vakbonden. Dat werd ook enigszins toegelicht in de bijzondere commissie op 14 april. Mijn medewerker, die hier naast me zit, heeft beaamd dat daar federaal toch wel heel veel belang aan wordt gehecht, wat niet meer dan normaal is.
Mijnheer Kennes, u vroeg of het wel mogelijk is dat de Vlaamse overheid een aantrekkelijke werkgever is. We hebben dat altijd getracht en dat doel ook bereikt. Het zou jammer zijn dit compleet verloren te laten gaan door zaken waar de Vlaamse Regering geen vat op heeft. Het is wat te vroeg om op uw concrete vragen in te gaan. Het zou nuttig zijn dit op te volgen en de vraag opnieuw te stellen, maar ik twijfel er niet aan dat u dit zult doen.
Los van de hervormingen die eraan komen en waar we nog weinig van weten, zijn we in verschillende regeerperiodes al heel lang bezig om een verhoogde werkzaamheidsgraad te hebben. We hebben daar al verschillende maatregelen voor genomen in de afgelopen twaalf jaar. We willen een leeftijdsbewust personeelsbeleid voeren, wat toch ook belangrijk is.
Zo werden, in overleg met de vakbonden, in het sectoraal akkoord 2005-2007 destijds tien maatregelen opgenomen inzake leeftijdsbewust personeelsbeleid die ertoe bijdragen personeelsleden langer gemotiveerd te laten werken. We – de partijen die in de Vlaamse Regering en in de Federale Regering zitten – hebben beslist dat het onmogelijk is om niet langer te gaan werken, en we gaan dat ook uitvoeren. Dat neemt niet weg dat de Vlaamse overheid ook zaken kan doen.
We hebben bijvoorbeeld een aantal maatregelen uitgewerkt, zoals telewerken, eindeloopbaanverlof – extra dagen vakantieverlof vanaf de leeftijd van 56 jaar –, perspectiefgesprekken, ontwikkeling stimuleren, interne mobiliteit stimuleren – dat is belangrijk omdat niet iedereen op elke leeftijd elke job kan blijven uitoefenen omdat die misschien wat te zwaar is –, andere rollen opnemen, zoals coach voor jongere personeelsleden. We hebben gemerkt dat dat laatste succesvol is.
De KU Leuven heeft een ondervraging gedaan bij 1200 ervaren werknemers, dus geen mensen met een korte loopbaan bij de Vlaamse overheid. Het onderzoek zegt dat de maatregelen die ik heb opgesomd heel efficiënt zijn en wel degelijk werken.
Tijdens de lopende onderhandelingen voor het volgende Vlaamse sectoraal akkoord in overleg met de vakbonden, zullen we nagaan of we nog aanvullende maatregelen kunnen nemen in het kader van het leeftijdsbewust personeelsbeleid bij de Vlaamse overheid.
Op uw vraag over de responsabiliseringsbijdrage kan ik met de beste wil van de wereld vandaag niet antwoorden omdat de modaliteiten er niet zijn. Zowel minister Bacquelaine als zijn kabinetschef heeft het belang van de modaliteiten van het sociaal overleg onderstreept.
Het spijt me, mijnheer Kennes, dat ik niet uitgebreid en concreet kan antwoorden op uw vragen, maar ik ben best bereid dat te doen op het moment dat dat wel kan, als we concrete informatie hebben of vanaf het moment dat de Federale Regering zelf weet waar ze concreet naartoe wil. Misschien is dat zo beter geformuleerd.
Een: sociaal overleg is belangrijk. Twee: moeten we antwoorden krijgen die we in deze commissie moeten bespreken? Ja, absoluut. Maar tegelijkertijd vind ik het ook wel goed dat zowel een medewerker van mijn kabinet als een medewerker van minister Crevits opgenomen is in die bijzondere commissie zodat we een vinger aan de pols kunnen houden en de belangen van de Vlaamse ambtenaren daar kunnen verdedigen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik heb er uiteraard begrip voor dat u geen informatie kunt geven wanneer u daar niet zelf over beschikt. U hebt een paar keer gewezen naar de opheldering die verder op federaal niveau moet worden gegeven, en dat lijkt me uiteraard evident.
We zitten op dezelfde lijn wanneer we zeggen dat Vlaanderen intussen geresponsabiliseerd is. Wij zijn een meebetalende partner en in die zin is het logisch dat wij daar ook nauw bij worden betrokken. Het is goed dat in deze fase kabinetsmedewerkers de zaak van dichtbij volgen en daar persoonlijk aanwezig zijn en contacten leggen.
Minister, ik stel vast dat u het belang van het sociaal overleg volledig onderschrijft, uiteraard op federaal niveau, maar op een bepaald moment ook op Vlaams niveau. Ik volg u ook in die zin dat bij een aantrekkelijke werkgever het pensioen een belangrijk element is, maar dat er ook andere punten zijn. U hebt het lijstje overlopen, ik wist niet dat er al een evaluatie was gebeurd door de KU Leuven.
Ik heb ook bijgeleerd dat een aantal maatregelen effect hebben. Men moet het wel globaal bekijken, men kan de maatregelen niet afzonderen.
Op dit moment valt er niet veel meer over te zeggen. Ik reken erop dat we het debat in deze commissie kunnen voortzetten zodra we meer weten.
Een aantal collega’s van u hebben straffe uitspraken gedaan, maar ik weet niet of zij over meer kennis beschikken. Wanneer de minister-president zegt dat niemand minder mag verdienen na zijn volledige loopbaan, dan weet ik niet of dat eerder een stelling is of dat de minister-president over meer informatie beschikt.
We hebben het daarnet gehad over vrijheid van meningsuiting, dat geldt natuurlijk ook voor een minister-president. Ik kan u zeggen dat ik dezelfde mening ben toegedaan en dat geldt ook voor de kabinetschef van minister Bacquelaine. Hij heeft dat ook gezegd tijdens de vergadering op 14 april. Ik hoop dat dit u kan geruststellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.