Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, gemeenschappelijk wonen biedt ontegensprekelijk heel wat troeven. Het laat een optimaal gebruik van de ruimte toe en maakt het mogelijk dat bepaalde panden een nieuwe, toekomstgerichte bestemming krijgen. De ruimte, die in Vlaanderen steeds schaarser wordt, kan en moet optimaal worden gebruikt. Leegstaande gebouwen zoals kantoren en scholen kunnen worden herbestemd, maar ook boerderijen op het platteland zijn geschikte locaties voor samenwoonprojecten. En er is ook nog het fenomeen dat steeds meer grote villa’s te koop staan en moeilijk verkocht geraken. Ook die zouden een nieuw leven kunnen krijgen als er gemeenschappelijke woonprojecten in kunnen worden georganiseerd.
Het komt er vooral op aan het gekende pad te verlaten voor een nieuw en vooruitstrevend beleid en niet te blijven vasthangen aan de aloude principes en regelgeving. Die visie hebben verschillende partijen hier al vaak verkondigd. Vorig jaar hebben we daarover een resolutie op initiatief van mevrouw De Vroe kamerbreed goedgekeurd.
Op 24 maart 2016 hebben we de onderzoekers van Steunpunt Wonen die hun studie over gemeenschappelijke woonvormen kwamen toelichten, in de commissie ontvangen. De studie komt tot de volgende knelpunten en aanbevelingen. Er is nood aan een definitie. Een stimulerend beleid voor gemeenschappelijk wonen wordt in de eerste plaats best gericht op publieke of gemengde vormen van gemeenschappelijk wonen. De toekenningsvoorwaarden voor de bestaande steunmaatregelen – die u niet allemaal in handen hebt, minister – moeten worden aangepast zodat woongemeenschappen er ook aanspraak op kunnen maken. We moeten in een beleidskader voorzien voor woningkwaliteit. Mogelijke zware gevolgen voor het sociaal statuut van de potentiële bewoners moeten worden bekeken.
Minister, we hebben de resolutie goedgekeurd en we hebben de studie toegelicht gekregen. Op welke manier zult u de knelpunten aanpakken en de aanbevelingen ter harte nemen? Met welke instanties zult u in overleg treden om tot dat noodzakelijk beleidskader te komen om dit verder te ontwikkelen?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, u hebt zelf de knelpunten opgesomd. Veel van die knelpunten zitten bij Ruimtelijke Ordening. Over het sociaal statuut heb ik helemaal niets te zeggen. Sta me toe enkel in te gaan op het luik Wonen. Uw vragen in verband met ruimtelijke ordening kunt u aan minister Schauvliege stellen en de vragen over het sociaal statuut kunt u door uw collega’s in het federaal parlement laten stellen. Ik erken dat er een probleem is, maar vanuit mijn bevoegdheden kan ik daar niets aan doen.
U hebt de resolutie zo goed als of helemaal kamerbreed goedgekeurd, en dat veronderstelt dat de regering er dan ook gevolg aan geeft. Ik kan u meedelen dat ik mijn administratie reeds de opdracht heb gegeven om een proefomgeving te creëren waarbinnen projecten de kans krijgen om tot vernieuwde beleidsinzichten te komen. Vanuit mijn bevoegdheid zijn er heel veel garanties voor woonkwaliteit. Dat mogen we absoluut niet uit het oog verliezen. Er is ook een regelluw kader: niet te veel regeltjes opleggen, anders kun je zulke projecten niet stimuleren.
De administratie onderzoekt momenteel of afwijkingen mogelijk en wenselijk zijn op het vlak van de toewijzingsregels, de regels in verband met de woonkwaliteit – zonder in te boeten aan woonkwaliteit natuurlijk –, de bouwtechnische normen voor sociale woningen en de voorwaarden voor de toekenning van sociale leningen, premies en tegemoetkomingen. In het kader van de sociale huisvesting wordt daar al concreet over nagedacht en onderzoek gedaan door mijn administratie.
Een dergelijke proefomgeving vereist in de eerste plaats een decretale grondslag waarin de rechtsbepalingen worden opgenomen waarvan mag worden afgeweken indien het over zo’n vorm van wonen gaat. Ik verwacht nog voor het zomerreces hierover een decretaal initiatief te kunnen opstarten.
Het grote voordeel van een proefomgeving is dat alle initiatiefnemers, ook sociale woonactoren, de kans krijgen zich in te schrijven op de open oproep. Dit laat ons toe om een duidelijk beeld te krijgen van de op til staande projecten, waardoor een meer doordacht en onderbouwd beleid kan worden uitgewerkt. Je kunt dit vergelijken met de projecten in het kader van Wonen en Welzijn. Je betrekt zo veel mogelijk actoren bij de brainstormings die worden georganiseerd.
We mogen bepaalde aandachtspunten niet uit het oog verliezen. Verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen hebben ons op toenemende samenlevingsproblemen gewezen in het kader van sociale huisvesting. We onderzoeken of het mogelijk is en we willen zelfs decretaal ingrijpen zodat het mogelijk wordt.
Het is ook heel belangrijk om niet blind te zijn voor eventuele toenemende samenlevingsproblemen. Laten we een kat een kat noemen. In de omgeving van sociale huisvesting zijn er nu al een beetje samenlevingsproblemen. Natuurlijk niet overal, maar ze bestaan wel, en we moeten vermijden dat ze toenemen door zulke woonvormen. Nogmaals, wij willen onze verantwoordelijkheid nemen. De administratie is daar ijverig mee bezig. Er is input van de sociale woonactoren. Dat zit dus wel goed.
Het steunpunt heeft heel wat expertise opgedaan. Het is goed dat we die expertise verder zullen aanwenden. Het lijkt mij ook heel belangrijk om de steden en gemeenten daarbij te betrekken, en natuurlijk ook de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH). En uiteraard zal ik mijn collega, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, er ook bij betrekken. Collega Schauvliege zal dus ook op de hoogte worden gebracht van de proefomgeving en het voornemen om daarmee van start te gaan.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Er zijn een aantal dingen gebeurd, zoals de resolutie en de studie. Mijn vraag was vooral ingegeven vanuit de bezorgdheid: wat nu? Er zijn heel veel aspecten die raakvlakken hebben met de problematiek van de gemeenschappelijke woonvormen. Mijn bezorgdheid was dat iedereen nu wat naar elkaar zou kijken, vanuit zijn eigen bevoegdheid. Maar u hebt mij duidelijk geantwoord welke initiatieven u neemt. U hebt mijn bezorgdheid weggenomen met uw initiatief rond de proefomgeving. De decretale basis, moet die opgestart of afgerond worden voor het reces? (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Dat was mij niet helemaal duidelijk, maar het moet dus opgestart worden voor het reces. Ik ben zeer tevreden dat u initiatieven neemt en daar de trekkende rol in opneemt. We kijken daar vol verwachting naar uit.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik wil nog een bijkomende vraag stellen, aansluitend op de zeer interessante vraag van collega Christiaens en uw antwoord erop.
U sprak over een decretaal initiatief en het creëren van een bepaalde regelluwe periode, zoals de projecten Wonen-Welzijn, een bepaalde proefperiode waarin er regelluw gewerkt kan worden. Wij worden geregeld gecontacteerd – en u wellicht ook – door de vereniging Community Land Trust (CLT), die opmars maakt in onze regio. Het probleem is dat sociale huisvestingsmaatschappijen wel degelijk willen samenwerken met die CLT, maar dat de participatie van een sociale huisvestingsmaatschappij in een andere vennootschap, zijnde de CLT, met inbreng van roerend en onroerend erfgoed, wel degelijk opgenomen is in de Vlaamse Wooncode, maar dat daar geen uitvoeringsbesluiten rond zijn. Zal dat een aparte regeling zijn, of hoort dat allemaal thuis in het decretale initiatief dat u van plan bent op te starten?
Minister Homans heeft het woord.
Dat maakt natuurlijk ook deel uit van het onderzoek, mevrouw Taeldeman, maar ik kan u wel zeggen dat CLT Gent een conceptsubsidie zal krijgen, en dat we daar misschien nog meer lessen uit kunnen trekken en nog meer aanbevelingen kunnen brengen naar de administratie en de werkgroepen die zich daarmee bezighouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.