Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister, vrouwelijk ondernemerschap is een thema dat diverse collega’s en ikzelf regelmatig aanhalen in deze commissie. In maart stelde federaal minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO’s Borsus een plan voor ter bevordering van vrouwelijk ondernemerschap.
Ik heb dat plan bekeken. Ik heb het hem ook zien toelichten bij vrouwelijke bedrijfsleiders. Er staan inderdaad wel heel wat elementen in die barrières voor vrouwen qua ondernemerschap zouden kunnen wegnemen. Hij heeft dat plan ook voorgesteld samen met minister van Sociale zaken en Volksgezondheid De Block. Dat is ook heel belangrijk. Minister, als wij hier bepaalde dingen bespreken, dan zegt u terecht dat het gaat over statutaire dingen, dat u daar niets aan kunt doen, dat dat federaal moet worden geregeld.
Persoonlijk vind ik het plan heel goed en heel helder opgesteld. Het is ook gebaseerd op een aantal enquêtes die ook wij hier dikwijls gebruiken, van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ), van UNIZO, van het Franstalige Union des classes moyennes (UCM). Die lijken me toch enigszins een totaalbeeld te geven van de problemen en de barrières die er zijn.
In dat plan worden er heel wat maatregelen aangekondigd. Ik meen dat men federaal dus nog heel wat werk moet verrichten ter zake. Ik vind dat de federale minister toch ook heel wat maatregelen in zijn plan heeft opgenomen die Vlaams moeten worden uitgevoerd, omdat het gaat om een bevoegdheid van Vlaanderen. Hij wil een barometer van het vrouwelijk ondernemerschap invoeren door het centraliseren van cijfergegevens over de toestand en de evolutie van het vrouwelijk ondernemerschap. Dan gaat het echter over betrokkenheid, niet over een exclusieve bevoegdheid. Hij heeft het echter ook over de flexibiliteit van kinderopvangsystemen. Dat is inderdaad ook deels Vlaams. Hij wil antwoorden op de problemen waarmee vrouwen worden geconfronteerd in het kader van de financiering van een onderneming. Daarvoor heeft hij specifiek een sensibilisatie van de bankensector nodig.
Minister, ik weet natuurlijk niet hoe men daar federaal mee omgaat, maar ik weet wat u daar vanuit Vlaanderen mee doet. U hebt uw highleveloverleg met de banken. De vraag is natuurlijk aan wie we dat dan gaan overlaten. Het zou toch raar overkomen dat diezelfde banken door zowel minister Borsus als uzelf worden bevraagd. Wilt u wel meewerken aan dat voorgelegde plan? Wat vindt u daarvan? Specifiek wat de banken betreft, vraag ik me echter af hoe het met u zit. Er wordt ook gesproken over het sensibiliseren van actoren van alternatieve financiering. Daar is Vlaanderen ook mee bezig. Men wil de vrouwelijke ondernemers ook aanmoedigen om een beroep te doen op een beoefenaar van een cijferberoep. Dat is inderdaad ook iets waarmee wij bezig zijn.
Er is nog een ander deelaspect: maatregelen met betrekking tot opleiding, informatie en sensibilisering. Dat is een echte Vlaamse bevoegdheid. Er is een Vlaams actieplan ‘Ondernemend onderwijs’, dat werd besproken met minister Crevits en met u. Dit actieplan wil studenten ondernemerszin en competenties voor het zelfstandig ondernemerschap bijbrengen. We gaan uiteraard jongens en meisjes niet van elkaar scheiden.
Hij wil ook een aantal opleidingen in het onderwijs aanmoedigen. Hij wil bestaande vrouwennetwerken bevorderen en ondersteunen. Ik had hier graag wat meer informatie over.
Ik heb het in deze legislatuur met u nog niet gehad over de visibiliteit van de vrouw in de media. In de vorige legislatuur heeft toenmalig Vlaams minister Kris Peeters een programma gefinancierd voor 500.000 euro als ik me niet vergis. Ik vond het goed dat de vrouwen in beeld kwamen, maar vond het wel spijtig dat het in een ijsjeszaak was.
U hebt in Vlaanderen ook niet volledig stil gezeten. Er is de oprichting gepland van een Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek met als thema ‘Economie en Ondernemen 2016-2020’. Dit steunpunt zal instaan voor de opvolging van onder andere de ondernemerscultuur in Vlaanderen. Minister, hoe ver staat de oprichting ervan? Er ligt hier ook een opportuniteit om extra de klemtoon op vrouwen te leggen.
Er is ook de call voor stimulerend ondernemerschap. Hier zit ook sensibilisering, bewustmaking en beeldvorming rond ondernemerschap in. Volgens de conceptnota Ondernemerschap van 17 juli 2015 is een van de doelstellingen van het tweede perceel het verhogen van de startersgraad, met een grotere vertegenwoordiging van doelgroepen, waaronder vrouwen.
Minister, er is dus een federaal plan en u hebt ook een aantal initiatieven genomen. Wat de monitoring betreft, zegt u dat het niet enkel gaat over het percentage vrouwelijke ondernemers, maar ook over welke subsidies en middelen er naar ondernemingen gaan met een vrouwelijke zaakvoerder. Minister, hoe verhouden de maatregelen van het federale plan ter bevordering van het vrouwelijk ondernemerschap zich tot de Vlaamse initiatieven ter bevordering en monitoring van het ondernemerschap? Is er met u overleg geweest? Welke initiatieven zult u nemen om de maatregelen van het plan-Borsus in Vlaanderen te implementeren? Ik weet dat het niet uw plan is, maar het is minstens een goed plan, met heel wat goede accenten en elementen. Bent u bereid om dat een kans te geven en te implementeren, als het nog niet in een deelaspect is vervat?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, er is geen overleg geweest op voorhand. Ik vind dat het federaal plan een aantal maatregelen bevat die zeker de inspanningen die wij in Vlaanderen al doen, zullen versterken. Die maatregelen zijn ook echt federale bevoegdheid. Ik denk aan de moederschapsrust, aan de vrijstelling van betaling van sociale bijdrage voor een kwartaal enzovoort. Er zijn een aantal goede maatregelen.
Tussen haakjes: UCM, Union des classes moyennes, is niet Brussels maar werkt in de Franse Gemeenschap.
Ik ga niet in op de elementen die niet tot mijn bevoegdheid behoren. Ik zal niet zeggen wat we nu wel of niet rond kinderopvang gaan doen, want dat is niet mijn bevoegdheid. Daarnaast zijn er een aantal voorstellen die gelijklopend zijn aan initiatieven die ik als minister van Economie al heb genomen en die ook terug te vinden zijn in de conceptnota zoals het effectief stimuleren van ondernemerschap. We werken dit nu uit met een overheidsopdracht. We willen sensibiliseren voor vorming en opleiding van jongeren en vrouwen die een zelfstandige activiteit willen opstarten of dat overwegen. Voor ons is dat het belangrijkste deel. Voor mij moet dat een inclusieve manier zijn: niet specifiek naar vrouwen, maar naar ondernemerschap met sensibilisering naar vrouwen zodat er vrouwelijke ondernemers zijn. Er bestaan al mooie acties zoals de vrouwelijke ondernemer van het jaar. Dat is belangrijk als rolmodel.
Om deze doelgroep te bereiken is een speciale aanpak inzake communicatie nodig die hen meer rechtstreeks aanspreekt en stimuleert om de stap te zetten en zich te informeren. Waar ik echter niet in geloof, zijn parallelle trajecten apart voor mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Beiden zijn in de eerste plaats ondernemers en alle netwerksessies en sensibiliseringsevents zullen dan ook voor alle doelgroepen openstaan, maar wel een specifieke aandacht in de communicatie en de opvolging om te zorgen dat er voldoende bereik is bij de vrouwelijke ondernemers. Er zal dus een duidelijke monitoring zijn naar het effect en bereik van mijn gevoerde beleid.
Men stelt voor om de barometer van het vrouwelijk ondernemerschap te voeden met statistieken van de Nationale Bank van België, het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ) en Febelfin. Er wordt met andere woorden niet naar specifieke inbreng vanuit het Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek gevraagd. In de oproep tot kandidaatstelling voor dat steunpunt werd binnen het luik ‘Ondernemerscultuur in Vlaanderen’ echter bepaald dat opsplitsingen naar socio-demografische kenmerken waar relevant, ook worden meegenomen. Geslacht kan een van die kenmerken zijn. Als het toekomstige steunpunt in de komende jaren dergelijke resultaten oplevert, zal ik die met plezier ter beschikking stellen voor de toekomstige barometer.
Meer algemeen denk ik dat duidelijk mag zijn dat ik het federale plan absoluut toejuich, dat ik in mijn beleid in duidelijke acties voorzie ter bevordering van ondernemerschap bij vrouwen. De initiatieven die op Vlaams niveau uitvoering geven aan deze doelstelling die ook in het federale plan zit, zitten zoals u weet, voornamelijk in de lopende overheidsopdracht rond sensibilisering. Als deze overheidsopdracht finaal gegund is, ben ik uiteraard graag bereid om de specifieke acties en de kritische prestatie-indicatoren (KPI) met betrekking tot vrouwelijk ondernemerschap toelichten.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We moeten geen afzonderlijke trajecten opzetten, maar er zijn wel degelijk specifieke problemen voor vrouwelijk ondernemerschap zoals de combinatie gezin en werk. Er zijn nu een aantal federale maatregelen genomen waarvan ik hoop dat ze een effect zullen hebben. Die genomen maatregelen nemen natuurlijk ook de barrières weg voor Vlaamse vrouwelijke ondernemers. U zegt dat ‘bereik’ hierbij een heel belangrijk knelpunt is. Het is een blijvende uitdaging. In de inleiding van het plan-Borsus staat dat de afgelopen vijf jaar er geen enkele toename van vrouwelijke ondernemers is. Bereik, aanwezigheid in de media – niet alleen met een eenmalig event zoals onderneemster van het jaar – moet er veel meer zijn.
Een specifieke communicatie- of mediacampagne kan daarin wel heel essentieel zijn. Een tweede punt is: meten is weten. Ik weet niet hoe u het steunpunt gaat aanpakken, maar het feit dat u zegt dat u sociodemografische elementen wilt meenemen, is heel belangrijk. Als een ondernemer start, zien we natuurlijk niet als eerste of het een man of een vrouw is, maar het is belangrijk om naar de toekomst toe te beginnen meten, want dan kunnen we effectief zeggen hoeveel van de starters er vrouwelijk zijn. Vandaag zien we vrouwen vooral in de dienstensector. Er kan nog heel wat meerwaarde in andere sectoren worden gerealiseerd, zoals bedrijfsleiders in overheidsbedrijven.
Ik noteer samen met u dat u vandaag hebt bevestigd en dat u bereid bent om meer in te zetten in bereik en communicatie. We kunnen onder andere sociodemografische elementen meten en instrumenten inzetten. Minister Borsus heeft me gezegd dat hij hetzelfde plan van aanpak wil uitvouwen naar een andere groep waar er heel veel opportuniteiten op het vlak van tewerkstelling zijn. We hebben er al een gehad op Vlaams niveau, namelijk een tweede kans voor gefailleerden. Dat is ook een grote groep waar we meer ondernemers kunnen rekruteren. Een derde groep waar nog veel kan worden gedaan, zijn de allochtone ondernemers. Daar zijn ze op federaal niveau blijkbaar ook mee bezig. Ik geef u dat alvast mee, maar ik weet dat het ook in de call zit. Misschien is het interessant, zoals u zelf hebt aangeboden, om als het allemaal gegund is, alles wat de verschillende doelgroepen betreft, te bespreken in de commissie. Hartelijk dank daarvoor. Tandje bijsteken, communicatie en meten.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Een ondernemer is een ondernemer, of het nu een vrouw of een man is, maar de vrouwelijke ondernemers blijven toch wel een onderwerp van toenemende aandacht. In Vlaanderen zijn 33 procent van de vrouwen zelfstandig. Dat is goed. Maar 23 procent is werkgever, dat ligt iets onder het Europese gemiddelde. Er is dus wel nog een beetje werk aan de winkel om het vrouwelijk ondernemerschap voluit te stimuleren. Ontwikkeling van het vrouwelijke ondernemerschap en van ondernemerschap is belangrijk in termen van economie en jobs, maar er zijn nog een aantal bekommernissen die hinderpalen zijn voor vrouwen, zoals mevrouw Turan zegt.
Ik ben al heel lang pleitbezorger van een beter sociaal statuut voor zelfstandigen. Ik weet dat het federale materie is, maar automatisch komt dan weer de focus te liggen op de vrouwelijke zelfstandigen, omdat de combinatie werk en gezin voor die mensen toch wel moeilijk ligt. Ik denk dan nog alleen maar aan een dubbele werkdag die de zelfstandigen draaien. Ook het moederschap is een federale materie, maar hier is toch ook weer de nood aan een langduriger, flexibeler systeem voor jonge moeders, want het is allesbehalve evident om lang weg te blijven van het bedrijf. Ik weet dat in het radioprogramma BEL10 op Radio 1, een aantal vrouwelijke ondernemers u daarover hebben aangesproken. Ik was toen aan het luisteren. U had er toen oor voor om daar zeker aandacht voor te hebben.
Het federaal plan voor de bevordering van het vrouwelijke ondernemerschap geeft gehoor aan die bekommernissen. Er zijn ook een aantal facetten in opgenomen, waarbij u en de Vlaamse Regering een belangrijke rol kunnen spelen. Ik denk aan de flexibelere kinderopvang. In het plan wordt daarover een onderzoek naar voren geschoven. Men denkt dan aan langere, ongebruikelijkere uren, of een weekendregeling, die echt van pas komt, zeker voor de startende vrouwelijke ondernemers. Hoe denkt u daarover? U hebt er al een antwoord op gegeven. Misschien kunt u met collega Vandeurzen afstemmen. Ook op het vlak van de dienstencheques als huishoudhulp, als een fiscale stimulans, de opleiding en informatieverstrekking voor de vrouwelijke ondernemers, kan Vlaanderen echt het verschil maken. U hebt net verduidelijkt dat u daar echt werk van maakt. Er is de belangrijke conceptnota ‘ondernemerschap stimuleren’, waarbij Vlaanderen de regio bij uitstek moet worden waar ondernemers ondersteund en begeleid worden in iedere levensfase. Ik wacht dan ook hoopvol op die concrete realisaties van de aangekondigde plannen om onze vrouwen nog meer aan te moedigen tot ondernemerschap, want het is een mooi beroep. Ik hoop dat ze als rolmodel mogen fungeren, vooral voor de startende, jonge vrouwelijke ondernemers.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Mijn twee vrouwelijke collega’s hebben het belang van zo’n plan ter bevordering van het vrouwelijk ondernemerschap al uitgebreid beklemtoond. Ik wacht wel op nog wat steun van de mannelijke collega’s. Behalve de minister heb ik ze eigenlijk weinig gehoord. Jullie durven zeker niet? (Gelach)
Mijn vrouwelijke collega’s hebben terecht de nood en het belang van dat plan beklemtoond. U antwoordde zonet dat u uiteraard enkel zou antwoorden over wat uw bevoegdheden betreft. Dat lijkt me heel logisch. Ik vind het dan ook een beetje jammer te moeten horen dat uw federale collega u niet betrokken heeft bij het opstellen van het plan. Hij spreekt blijkbaar wel over bevoegdheden van andere ministers zonder hen erbij te betrekken. Dat is jammer, en het is verbazingwekkend om te horen dat u alleen maar akte kunt nemen van het federale plan waar toch ook wel heel wat elementen instaan die gevolgen hebben voor Vlaanderen en voor uw bevoegdheden.
Ik wou nog een specifiek punt vermelden ter aanvulling. Mevrouw Remen heeft even verwezen naar de dienstencheques. In Vlaanderen werd de maatregel genomen om vrouwelijke ondernemers te ondersteunen tijdens hun moederschap door hen 105 gratis dienstencheques te geven. Uit een enquête van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) blijkt dat dit zeer positief wordt onthaald. In het plan staat daarover wel een tegenstrijdigheid. In een punt staat dat wordt voorgesteld om de gratis dienstencheques semiautomatisch toe te kennen, en iets lager staat dan dat er zal worden afgezien van een toekenning omdat niet iedereen het aanvraagt. Wat is uw houding daarover? Het wordt positief onthaald. Het is echt wel dat duwtje in de rug voor jonge, vrouwelijke ondernemers, moeders, om toch de combinatie arbeid-gezin te kunnen maximaliseren. Mijn vraag gaat dus specifiek over de toekenning van de dienstencheques in geval van moederschapsrust.
Ik kan alleen vaststellen dat in het federaal plan staat dat een financiering zal worden opgezet om gratis dienstencheques te geven, en dus ook een systeem. Ik ben het niet die dat doet. Ik kan u daar dus niet op antwoorden. Het federaal niveau kan dienstencheques betalen en die toekennen, maar dat is het federaal kader, dat is niet mijn bevoegdheid. Dienstencheques zijn een Vlaamse bevoegdheid. Blijkbaar gaat het federaal niveau dat instrument gebruiken. Dat is prima.
U bent daar niet bij betrokken?
Neen, en ik heb ook geen vraag gekregen.
Een ander punt was of ik een extra accent wil leggen op communicatie, maar dat was ook mijn bedoeling.
Dit dossier moeten we blijven opvolgen. Hopelijk kunnen we tegen het einde van de legislatuur met zijn allen vaststellen dat het vrouwelijk ondernemerschapspercentage tot 50 procent is gegroeid.
Ik heb nog een heel specifieke vraag, omdat ik vind dat u altijd gebruik maakt van het overlegmoment met de banken. Wat de financiering van vrouwelijke ondernemers betreft, is duidelijk gebleken uit de verschillende enquêtes dat vrouwelijke ondernemers moeilijker financiering vinden omdat ze hun dossiers waarschijnlijk anders, veel voorzichtiger, aanpakken, met veel bescheidenheid. Daarvan zegt Ombudsfin dat ze de banken willen sensibiliseren, maar ik denk dat u daar beter voor geplaatst bent. Ik wil u specifiek vragen of u dit op het eerstvolgende highleveloverleg met de banken hoog op de agenda wilt plaatsen.
Voor alle duidelijkheid: ja.
Dan wacht ik op uw reactie. In plaats van dat ik de vraag stel, stel ik voor dat u tijdens de commissievergadering spontaan zegt wanneer dat overleg heeft plaatsgevonden. Wij rekenen daarop als leden van de commissie Economie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.