Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de jongste maanden krijgen we goed nieuws wat de werkloosheidscijfers betreft. Minister, we kijken elke maand met een tevreden gevoel uit naar het persbericht dat u verspreidt over de daling van de werkloosheid op onze Vlaamse arbeidsmarkt. Ruim bekeken zien we dat over de jongste twintig jaar het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen is gedaald van meer dan 700.000 tot ongeveer 500.000.
Goed nieuws gaat echter soms gepaard met wat minder goed nieuws. Zo zien we parallel een communicerend vat ontstaan: het aantal arbeidsongeschikte werknemers, langdurig zieken stijgt naar een recordhoogte. Het aantal mensen die arbeidsongeschikt zijn, steeg over een periode van twintig jaar van 168.000 naar 321.573 personen vorig jaar.
Deze groep van langdurig arbeidsongeschikten mag niet als verloren voor de arbeidsmarkt worden beschouwd, wel integendeel. Naast de algemene preventie om op de werkvloer arbeidsverzuim en uitval zo veel mogelijk tegen te gaan, die natuurlijk ook zeer belangrijk is, is ook een activering van die langdurig zieken een belangrijk aandachtspunt. Dan gaat het er niet om mensen te viseren of te stigmatiseren, om de gezondheidstoestand in vraag te stellen van die mensen die inderdaad een probleem van arbeidsgeschiktheid ondervinden, maar binnen die groep bevinden zich ongetwijfeld ook personen die, mits de nodige begeleiding in een traject op maat, alsnog kunnen worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt, en die daar ook vragende partij voor zijn.
Eind december, en ondertussen is daar natuurlijk wat evolutie in gekomen, met de maatregelen die dit weekend zijn aangekondigd, heeft de Federale Regering naar aanleiding van het akkoord van de Groep van Tien een aantal initiatieven genomen. Ze werkt met name aan een re-integratieplan, waarbij aan de langdurig zieken zal worden gevraagd om in de eerste periode van hun arbeidsongeschiktheid na een maand, met een vervolg na zes maanden, dacht ik, erover na te denken, gesteund door hun geneesheer, of ze op een of andere wijze toch nog aan de slag zouden kunnen op die arbeidsmarkt. Daar ligt volgens mij ook een belangrijke taak voor onze Vlaamse arbeidsmarktregisseur, de VDAB. Die kan, zal en moet ter zake een belangrijke rol op zich nemen.
Het is in deze commissie in het verleden al eens aan bod gekomen: de VDAB heeft een samenwerkingsverband met de gespecialiseerde trajectbegeleiding (GTB) voor personen met een arbeidshandicap, de ziekenfondsen en het RIZIV om via vrijwillige trajectbegeleiding langdurig zieken aan het werk te helpen. Die afspraak werd vanaf 1 oktober 2012 vernieuwd, waardoor langdurig zieken, met het akkoord van hun geneesheer, door de VDAB opnieuw individueel naar die arbeidsmarkt kunnen worden begeleid. Uit gegevens die ik een tijd geleden had opgevraagd, blijkt dat die samenwerking van de VDAB met die andere actoren succesvol is: vorig jaar hebben maar liefst 2403 langdurig zieken vrijwillig, dus op eigen initiatief, zonder enige verplichting deelgenomen aan zo’n traject bij de VDAB. Dat waren er maar liefst 40 procent meer dan in 2014.
Ik vind die cijfers zeer bemoedigend. Uiteraard mogen die langdurig zieken immers niet verloren zijn voor de arbeidsmarkt, en bij uitbreiding voor deze samenleving. Dat zijn mensen die dreigen in een isolement terecht te komen. Op deze wijze kunnen ze toch opnieuw aansluiting vinden bij de arbeidsmarkt, en bij een leven dat werkelijk een inhoud en een verdere betekenis kan hebben. Dat is dus een zeer positieve zaak.
Minister, federaal zijn dit weekend een aantal concrete maatregelen aangekondigd, die ook zeer goed zijn en waarbij men de actoren, de werkgevers, de geneesheren, de langdurig zieken toch ook wat zal stimuleren – ik zal niet te veel van ‘verplichten’ gewagen – om deel te nemen aan dergelijke trajecten. Ook naar aanleiding daarvan is mijn vraag natuurlijk of de VDAB daarvoor klaarstaat. Dat lijkt me duidelijk te zijn. Kan uw beleid ter zake mogelijkerwijze nog een extra duwtje in de rug geven?
Hoe duidt u het stijgende aantal langdurig arbeidsongeschikten, en wat is de impact daarvan op de Vlaamse arbeidsmarkt? In hoeverre bent u betrokken bij het uitwerken van het federale wetgevend kader voor de re-integratietrajecten? Zal de VDAB een actieve rol spelen en blijven spelen bij de uitvoering van de re-integratietrajecten, en is die dienst daartoe voldoende uitgerust? In hoeverre zet het Vlaamse activeringsbeleid reeds in op langdurig zieken? Welke specifieke maatregelen worden er reeds ten aanzien van die doelgroep genomen, en in hoeverre kunnen die worden versterkt of afgestemd op de toenemende groep van de langdurig zieken?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, de erkenning van arbeidsongeschiktheid is niet mijn bevoegdheid, dit is een federale bevoegdheid. Ik heb dus niet de mogelijkheid om de stijging van het aantal erkenningen te duiden. De impact op de Vlaamse arbeidsmarkt laat zich voelen door hoger absenteïsme, vervroegde uittrede enzovoort. Het is niet zo dat werkloosheidsuitkeringen en ziekte-uitkeringen communicerende vaten zijn. Een vergelijking van de activiteitsgraad van 2000 en 2014 toont een stijging van 66,4 procent naar 69,9 procent. Er zijn ook altijd meer mensen, van diegenen die aan het werk kunnen zijn, aan het werk.
Ik ben niet betrokken geweest bij de federale wetgeving over re-integratie.
De VDAB en haar partners zullen inderdaad moeten instaan voor een groot deel van de uitvoering van de bepalingen over re-integratie. Op dit moment bestaat er een samenwerkingsakkoord tussen het RIZIV en de VDAB. Op jaarbasis zijn er ongeveer 2500 arbeidsongeschikt erkende personen begeleid door de VDAB of haar partners. Het samenwerkingsakkoord zal opnieuw worden onderzocht.
De mate waarin en de manier waarop een langdurig zieke geactiveerd wordt – en u kent mijn moto: maatwerk –, hangt zeer sterk af van de competenties van die mensen maar ook van het uitkeringsstatuut. Het is namelijk zeker niet zo dat alle langdurig zieken een uitkering van het RIZIV krijgen. Je vindt langdurig zieken in alle statuten terug, bijvoorbeeld ook in de werkloosheid. Bij de begeleiding van langdurig zieken is het noodzakelijk om rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen die eigen zijn aan het specifieke statuut. Zo moet de adviserende geneesheer bij personen met een uitkering van het RIZIV toestemming geven vooraleer stappen naar werk kunnen worden gezet, maar is er ook de mogelijkheid van progressieve tewerkstelling, waarbij men naast de ziekte-uitkering beperkt kan bijverdienen, wat dan weer heel wat potentieel biedt om mensen te activeren. De VDAB kan een beroep doen op verschillende gespecialiseerde partners om deze personen op een gepaste manier te activeren naar werk. Ook sommige teams van de VDAB zelf worden versterkt. Op deze manier kan er rekening worden gehouden bij de bemiddeling met gezondheidsproblemen. De VDAB hanteert bij de bemiddeling een brede kijk op werk: “Werken betekent dat men participeert aan een arbeidscontinuüm dat kan variëren van onbetaald naar betaald werk, van een activiteit in het sociaal economische naar een activiteit in het normaal economische circuit, van enkele uren per week naar een voltijdse job.” Deze brede kijk is bij personen met een gezondheidsprobleem nodig. Want door hun soms ernstige gezondheidsproblemen zijn zij, ondanks goede opleidingen en begeleidingen, zeker niet altijd meer in staat om voltijds, betaald of in het normaal economisch circuit te werken.
Enerzijds kunnen langdurig zieken deelnemen aan de reguliere dienstverlening van de VDAB. Anderzijds zijn er de specifieke acties via de samenwerkingsovereenkomst tussen het RIZIV, de mutualiteiten, de gespecialiseerde trajectbegeleiding en de VDAB in het kader van het traject naar werk van een arbeidsongeschikt erkend persoon.
Tijdens het traject behoudt de persoon de uitkering en zijn er terugkeermodaliteiten, de persoon moet evenwel het nodige engagement aan de dag leggen en er is een duidelijke opvolgingsprocedure. De invulling van deze trajecten gebeurt in functie van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt, met oriëntatie en competentieversterking. De intensiteit van het traject wordt afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van de arbeidsongeschikte persoon. Een traject bestaat uit twee modules: een oriënterende en uitvoerende module. In de oriënterende module wordt een eerste screening gedaan, alle info wordt verzameld, er volgt een eventueel psychologisch onderzoek en er wordt een advies opgemaakt met betrekking tot de tweede, uitvoerende module. In deze uitvoerende module wordt het traject opgestart. Dit kan ofwel een basis- ofwel een opleidingstraject zijn, afhankelijk van de persoon. Voor arbeidsongeschikten die reeds over competenties beschikken die aansluiten bij de criteria van de vacatures op de arbeidsmarkt zal een basistraject voorstaan. In dit traject wordt voornamelijk begeleiding voorzien bij het solliciteren en worden andere tewerkstellingsondersteunende maatregelen aangeboden. Sommigen personen hebben echter meer begeleiding nodig. Voor hen wordt dit basistraject dan aangevuld met een opleidingstraject met het doel nieuwe competenties te verwerven. Dit kan bijvoorbeeld via stages en opleidingen in een opleidingscentrum of op de werkvloer.
Zowel het basis- als opleidingstraject worden individueel en op maat van de werkzoekende uitgewerkt. Het aantal inschrijvingen in elk van deze trajecten is het laatste jaar sterk toegenomen. Sinds de opstart van het nieuw afsprakenkader op 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2015 werden in totaal 7006 trajecten opgestart, gefinancierd door het RIZIV. Dit is mede te danken aan de verbeterde samenwerking en betere communicatie tussen de VDAB, GTB, de ziekenfondsen en het RIZIV, maar de stijging toont ook aan dat langdurig zieken meer gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan, aangezien deelname aan het traject op vrijwillige basis is.
Bovendien zorgen deze activeringstrajecten ervoor dat de kans op werk voor arbeidsongeschikten gevoelig verhoogt. Voornamelijk het opleidingstraject leidt ertoe dat meer arbeidsongeschikten uitstromen naar werk. Zo was in 2015 niet minder dan 61 procent na het beëindigen van een opleidingstraject opnieuw aan het werk, wat ik een positief resultaat vind. Het is dan ook mijn bedoeling om hier in mijn beleid verder op in te zetten om ervoor te zorgen dat arbeidsongeschikten opnieuw duurzaam aan werk geraken.
Tijdens het traject behoudt de persoon de uitkering en zijn er terugkeermodaliteiten. De persoon moet evenwel het nodige engagement aan de dag leggen en er is een duidelijke opvolgingsprocedure. De intensiteit van het traject wordt afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van de arbeidsongeschikte persoon. Een traject bestaat uit twee modules. Er is een oriënterende module met een eerste screening. En er is een uitvoerende module. In de uitvoerende module wordt het traject opgestart. Dit kan ofwel een basis- ofwel een opleidingstraject zijn, afhankelijk van de competenties van de persoon. In het traject wordt voornamelijk in begeleiding voorzien bij het solliciteren en worden andere tewerkstellingsondersteunende maatregelen aangeboden. Sommige personen hebben echter veel meer begeleiding nodig. Voor hen wordt dit basistraject dan aangevuld met specifieke opleidingstrajecten. Dit kan bijvoorbeeld via stages en opleidingen in een opleidingscentrum of op de werkvloer. Zowel het basis- als opleidingstraject worden individueel en op maat van de werkzoekende uitgewerkt.
Het aantal inschrijvingen in elk van deze trajecten is de laatste jaren sterk toegenomen. Sinds de opstart van het nieuw afsprakenkader op 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2015 werden in totaal 7006 trajecten opgestart, gefinancierd door het RIZIV. Dit is mede te danken aan de verbeterde samenwerking en betere communicatie tussen de VDAB, de gespecialiseerde trajectbegeleiding, de ziekenfondsen en het RIZIV, maar de stijging toont ook aan dat langdurig zieken meer gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan. Dat is een positieve wending. U zei het ook al.
Bovendien zorgen deze activeringstrajecten ervoor dat de kans op werk voor arbeidsongeschikten gevoelig verhoogt. Voornamelijk het opleidingstraject zorgt ervoor dat meer arbeidsongeschikten uitstromen naar werk. Zo was in 2015 niet minder dan 61 procent na het beëindigen van een opleidingstraject opnieuw aan het werk, wat ik een heel goed resultaat vind. Het is dan ook mijn bedoeling om hier in mijn beleid verder op in te zetten om ervoor te zorgen dat arbeidsongeschikten opnieuw duurzaam aan werk gaan. Het is in veel gevallen vrijwillig, zoals u zelf zei. Als ze kunnen worden geholpen en zelfs 61 procent aan het werk geraakt, moeten we hierop blijven inzetten.
De heer Hofkens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vind dit een succesverhaal. Als er 61 procent van die 7006 trajectvolgers werk vindt, is dat een ongelooflijk succes.
Het gaat natuurlijk over begeleiding op maat. Een werkloze wordt geacht arbeidsgeschikt te zijn en moet kunnen werken. Een arbeidsongeschikte niet altijd. Er zijn bepaalde categorieën, die de laatste jaren zijn toegenomen zoals bijvoorbeeld mensen met burn-out, die vaak ook in het stelsel van arbeidsongeschiktheid zitten. Het is een specifieke groep. Het Vlaams beleid is voor hen van toepassing op het moment dat zij al uit de arbeidsmarkt zijn gestroomd en al een hele tijd in het stelsel van arbeidsongeschiktheid zitten. We mogen hen niet vergeten.
Met de federale maatregelen zal de druk op de ketel een beetje worden verhoogd om de mensen aan te zetten om aan zulke trajecten deel te nemen. Ik ga ervan uit dat de cijfers die u hebt genoemd, de komende jaren alleen nog maar zullen stijgen. Ik vraag u dat de VDAB dit beleid voortzet en de nodige initiatieven blijft ontwikkelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.