Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Oudere werknemers worden na een werkloosheidsperiode van drie maanden verplicht een informatiesessie te volgen. Dat kunnen ze doen bij de VDAB of bij één van de vakbonden. De sessie heeft tot doel de werkzoekenden te informeren over rechten en plichten en om te sensibiliseren voor verdere begeleiding. Nadien kunnen ze op vrijwillige basis doorstoten naar de 50+-clubs voor een trajectbegeleiding.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat de VDAB bijna drie keer meer doorstromers heeft naar 50+-clubs dan de vakbonden. Concreet gaat het om 65,2 procent voor de VDAB tegenover 25,1 procent voor de vakbonden. Het lijkt er dus sterk op dat de vakbonden de werkzoekende 50-plussers onvoldoende zouden doorsturen naar de 50+-clubs voor verdere trajectbegeleiding. Dat is jammer, want het zijn de 50+-clubs die oudere werkzoekenden niet alleen informatie verstrekken, maar hen ook motiveren en sollicitatietraining en attitudeondersteuning geven. Bovendien krijgen de vakbonden jaarlijks ongeveer 2 miljoen euro om hun bijblijfwerking te verzekeren. Dat speelt ook mee in het kader van mijn vraag.
Het is niet de eerste keer dat de vakbonden minder goed scoren dan de VDAB inzake doorstroming naar 50+-clubs. In het verleden werd als verklaring daarvoor onder meer aangehaald dat de vakbonden met een ‘moeilijkere doelgroep’ werken. Indien er objectief vaststelbare verschillen zijn die de resultaten kunnen verklaren, is dat vanzelfsprekend een verschoningsgrond, al moet dat dan wel onderzocht en aangetoond kunnen worden. Mocht anderzijds blijken dat de sessies van de vakbonden hun doel voorbijschieten, is een bijsturing aangewezen. Ondersteuning in het verder uitwerken van hun sessies kan bijvoorbeeld een oplossing zijn, temeer omdat ze een veel groter deel van de oudere werkzoekenden bereiken.
Mijn vragen aan de minister: hoe schat u de verschillen tussen de cijfers van de VDAB en de vakbonden inzake doorstroming naar 50+-clubs door oudere werkzoekenden in? Hoe valt te verklaren dat deze evolutie zich reeds geruimere tijd manifesteert? Zijn er objectief vaststelbare parameters die de verschillen tussen de VDAB en de vakbonden, zoals een ‘moeilijker activeerbaar publiek’, verklaren? Zo ja, welke? Zult u bijsturingen overwegen om de doorstroom van oudere werkzoekenden vanuit de vakbonden en desgevallend ook vanuit de VDAB te verhogen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb de tabellen naar aanleiding van uw vraag nog eens bekeken en ik moet eerlijk zeggen dat ik ze heel moeilijk vind. Ik ga eens vragen aan de VDAB dat men die cijfers eens duidelijker maakt. Ik wil daarmee beginnen, want ik denk dat we verkeerde conclusies trekken, ook doordat het niet duidelijk genoeg is wat de cijfers wel en niet inhouden. Ik heb de vraag aan de VDAB al doorgegeven. Ik stel voor dat, als ik een antwoord of een verduidelijking van de tabellen van de VDAB krijg, ik ze automatisch, als een bijkomend antwoord op uw schriftelijke vraag, ruim buiten de antwoordtermijn, aan u doorstuur en dat we dat antwoord dan ook aan de commissieleden geven.
De tabel kan in elk geval niet worden gebruikt om conclusies te trekken over de doorstroming van een groep werkzoekenden die de infosessies hebben gevolgd naar een 50+-club. De tabel is immers opgemaakt voor de instroom van 50-plussers in de werkloosheid in 2014 en de infosessies en de verdere acties hebben niet noodzakelijk sequentieel plaatsgevonden. Ik geef een voorbeeld: een werkzoekende kan naar een 50+-club gaan zonder een infosessie te hebben gevolgd, of kan naar een infosessie gaan en niet naar de 50+-club, maar naar de begeleiding of de bemiddeling. Het valt dus niet uit te maken voor iemand die naar de infosessie is gegaan, welk spoor hij daarna heeft gevolgd. Dat komt niet tot uiting in deze tabel.
Voor en na 2014 is er trouwens een groot verschil. Na 2014 is het voor de groep tot en met 59 jaar niet meer relevant om te kijken wat er na de infosessie gebeurt. Voor iedereen tot 60 jaar is het verplicht om na de infosessie iets verder te volgen: de 50+-club, de bemiddeling of de opleiding. Iedereen heeft dus eigenlijk een na-traject, of dat nu bij de VDAB of bij de vakbonden is. We moeten tot een systeem komen dat, buiten degenen die rechtstreeks een job vinden, er 100 procent doorstroming na de infosessie is. Eigenlijk is er doorstroming voor iedereen tot 60 jaar en is het niet meer relevant om te gaan kijken of de VDAB het beter doet dan de vakbond. Iedereen moet daarna iets doen, tenzij hij een job heeft gevonden. Zoals ik al zei, is de doorstroom naar de 50+-club maar één van de mogelijke acties. In januari 2014 werd de activeringsaanpak bijgestuurd en moet er dus sowieso doorstroming zijn naar een of andere actie.
Daarnaast is er nog een groep ‘spontanen’. Zij vallen niet onder de verplichte aanpak. Het gaat over werkzoekenden die vrijwillig de weg naar VDAB of naar de vakbond vinden en die 60 jaar of ouder zijn. Het kan ook gaan om langdurig werkzoekenden die niet onder de verplichte preventieve activeringsaanpak vallen. Die werkzoekenden zijn over het algemeen sterk gemotiveerd, want ze gaan vrijwillig naar de VDAB. Mijn conclusie is dus: in het verleden, toen de doorstroom na de informatiesessie naar een actie nog vrijwillig was – dus tot 2014 – kwamen evaluaties inderdaad uit op een verschil in het voordeel van VDAB. Maar na de invoering zouden alle werkzoekenden die een infosessie hebben gevolgd, dat traject moeten volgen.
Zoals ik al zei, de cijfers zijn zeer moeilijk te interpreteren. De studiedienst van de VDAB is bezig om een tabel met duidelijker cijfergegevens op te stellen. Zodra we daar resultaten van krijgen, zal ik u die overmaken.
Wat uw laatste vraag betreft, kan ik zeggen dat ik net zoals bij de andere bestaande acties met werkgeversorganisaties en vakbonden of sectoren, momenteel bezig ben met de bijsturing van het begeleidingsaanbod voor 55-plussers.
Ik ben zelf met de vakbonden gesprekken aan het voeren over hoe we de taken van de bijblijfwerking kunnen moderniseren. Ik ga ervan uit dat vakbonden, die al jaren zo’n bijblijfwerking hebben, al geleerd hebben uit wat ze doen en voorstellen kunnen doen om nog meer efficiënte begeleiding te kunnen bieden aan 55-plussers en misschien ook aan andere doelgroepen. Ik heb hen gevraagd mee na te denken over de werking in de toekomst, uitgaande van vier basisprincipes: er wordt resultaatgericht gewerkt, de acties moeten meetbaar zijn, alle taken moeten complementair met de markt zijn en de taken moeten een meerwaarde zijn voor de VDAB-werking. Ik ben ervan overtuigd dat dit moet kunnen. Vakbonden hebben een zeer specifieke rol, die anders is dan die van de overheid. Ze zouden op een andere manier mensen moeten kunnen benaderen dan een overheidsdienst zoals de VDAB.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, wat de lezing van de tabellen betreft, kijk ik uit naar het antwoord dat we zullen krijgen over de interpretatie door de specialisten van de VDAB. Het is van belang dat we zicht hebben op de doorstroming. De kloof die nu blijkt uit de lezing van de tabellen, lijkt me, zelfs met enige nuance, er wel op te duiden dat er wellicht een verschil is en dat we dit nauwgezet moeten opvolgen. De activeringsfilosofie, die bij de VDAB heel goed ingebakken is, moeten we bij de vakbonden zeker ook stimuleren. In het verleden hebben we al eens de idee geopperd om voor de vakbonden met incentives te werken, zoals met tenders, bijvoorbeeld. We kunnen hen dan bovenop de standaardvergoeding een supplementaire vergoeding geven bij succesvolle afhandeling. Er zijn verschillende manieren om dat te optimaliseren.
Recent zijn er wijzigingen aangebracht inzake de activering van oudere werkzoekenden, met het federaal normatief kader voor de aangepaste beschikbaarheid van oudere werkzoekenden. Werd de samenwerking met de vakbonden omtrent die doorstroming van 50-plussers ook afgestemd op de doorgevoerde aanpassingen?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Bij de vraag van mevrouw Talpe had ik er ook de tabel bij gehaald. Als dat anders moet worden gelezen, zou ik graag ook die verduidelijking krijgen.
Zoals de vraag is gesteld, is het ook wel zo dat er voldoende financiering is om effectief resultaten te halen uit die bijblijfwerking. Het is hier daarnet al gezegd, iedereen moet langer werken en daarom is het belangrijk dat zowel de VDAB als de vakbonden die taak ter harte nemen en resultaten afleveren. Ik denk wel dat dit ook gebeurt. De sociale partners hebben zich geëngageerd in dat activeringsverhaal. We mogen van hen verwachten dat er voldoende output is.
Minister, u haalde het zelf ook aan dat de vakbonden hieraan moeten bijdragen. Ik denk dat het klopt dat zij een ander publiek kunnen bereiken, en misschien kunnen zij dat soms nog beter dan de VDAB. Als zou blijken dat hun werking op dat gebied geen meerwaarde kan bieden, moeten we nadenken over mogelijk te treffen maatregelen.
Minister Muyters heeft het woord.
De 50+-club is maar één van de mogelijkheden na de infosessie. Er is ook nog de bemiddeling of de opleiding als mogelijkheid. Eigenlijk moeten die drie samen worden vergeleken. Als je na de infosessie een opleiding gaat volgen, dan is dat even goed. Niet iedereen moet naar de 50+-club. Als je die drie mogelijkheden samen neemt, zou je bij 100 procent moeten uitkomen, voor iedereen tot en met 59 jaar. Dan zou er geen verschil mogen zijn tussen de vakbond en de VDAB. Ik denk ook niet dat er een verschil is. Tot en met 59 moet iedereen, anders dan vroeger, de tweede stap zetten na de infosessie. Het is niet langer vrijwillig en dat wou ik nog even benadrukken.
Collega Talpe, u verwees naar de federaal aangepaste beschikbaarheid van oudere werkzoekenden. Dat is, samen met een andere manier van werken die ik nastreef, één van de elementen waarom ik met de vakbonden samen wil bekijken hoe we in de toekomst zullen werken. Er is afgesproken dat we in 2016 gaan bestendigen wat vandaag bestaat. In 2017 wil ik van start gaan met een nieuwe filosofie. De vakbonden mogen met voorstellen komen. Collega Van Eetvelde, zoals u zegt, is dit een positief aanbod. Ik ben er zeker van dat met de kennis die zij hebben van de doelgroepen die zij beter kunnen bereiken dan wij, zij met een origineel voorstel zouden moeten kunnen komen rond wat hun specifieke bijdrage en hun meerwaarde kan zijn inzake competentie en talent.
Aan de werkgevers heb ik gevraagd om met nieuwe voorstellen te komen inzake de bestaande projecten. De werkgeversorganisaties zijn dat aan het doen. Ik zou bij de vakbonden hetzelfde willen bereiken. Dat is de stand van zaken. De hele filosofie, ook die op federaal niveau, zal in ogenschouw moeten worden genomen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Het zou natuurlijk goed nieuws zijn mochten de tabellen op een andere manier kunnen worden geïnterpreteerd. We wachten op de verduidelijking. Het is zeker niet de bedoeling om te bashen op de vakbonden, maar het mag gezegd worden als het beter kan met het oog op betere resultaten. De doelgroep van de oudere werklozen vormt een grote uitdaging en daar moet iedereen zijn steentje aan bijdragen. Is het nu de VDAB of de vakbonden: we staan allemaal voor dezelfde uitdaging.
De vraag om uitleg is afgehandeld.