Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Deze interpellatie is er in uitgesteld relais maar heeft nog altijd hetzelfde belang want eigenlijk gaat het om een opdracht die wij hebben gekregen die het hele jaar door geldt en die we het hele jaar moeten kunnen uitvoeren. De essentiële taak van het parlement is de uitvoering van de controle op de regering. De opvolging van de uitvoering van de begroting maakt hier een zeer belangrijk onderdeel van uit. De Vlamingen die wij vertegenwoordigen hebben het recht om te weten wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de begroting. De begroting is misschien wel het belangrijkste beleidsinstrument dat politieke keuzes bevat.
Het parlement heeft, onder meer in het kader van de nakende begrotingscontrole, het recht om te weten welke noodzakelijke basisinformatie er was over de stand van zaken van de uitvoering van de begroting. Minister, u gaat er toch altijd prat op dat u objectieve en transparante informatie wilt geven. Dat is noodzakelijk.
Minister, het was dan ook een beetje een teleurstelling en, in mijn ogen, een tekortkoming dat we nog niet in het bezit zijn gesteld van het monitoringrapport voor de uitvoering van de begroting. We krijgen dat altijd rond de 20e van de maand. Nu hebben we het niet gekregen, en het is ook niet te vinden. Ik heb er nu al vier weken naar gezocht en ik heb het niet kunnen vinden.
Waarom krijgen wij in een belangrijke maand, wanneer de begrotingscontrole wordt voorbereid, dat verslag van het monitoringcomité niet? We hebben het de afgelopen maanden altijd rond de 20e gekregen. Minister, daarom vond ik het noodzakelijk u te interpelleren met betrekking tot de huidige ramingen van de inkomsten en uitgaven van de monitoringgroep, die de Vlaamse begroting opvolgt. U weet dat wij altijd geïnteresseerd zijn in de stand van zaken met betrekking tot de inkomsten – de schenkingsrechten en erfbelastingen om het kort samen te vatten – en naar de raming van het monitoringcomité van de mogelijke onderbenutting die is ingeschreven in de begroting.
In hetzelfde kader, maar die informatie hebt u wel verspreid na het indienen van de interpellatie, zit de discussie over de bijkomende overdrachten inzake het verslag van het federaal monitoringcomité van de federale overheid naar de deelstaten. Daarvoor hebben we van u wel de nota van de FOD Financiën gekregen. Ik neem aan, minister, dat u nu iets kunt zeggen over de andere overdracht waar de minister-president zo’n groot spel van heeft gemaakt met betrekking tot het solidariteitsmechanisme in het kader van de vergelijking tussen de oude en de nieuwe Financieringswet.
De minister-president gaat het Vlaamse hervormingsprogramma voorleggen aan Europa. Hebben de nieuwe begrotings- of uitvoeringscijfers een invloed op het ontwerp van Vlaams hervormingsprogramma, dat samen werd opgemaakt voor de begrotingscontrole?
Er bereiken ons onrustwekkende berichten. Hoe zult u bewaken dat de Vlaamse burger niet de dupe wordt van de ‘tegenvallende’ begrotingscijfers? Het is stilaan een techniek aan het worden: men maakt het begrotingstekort eerst groot, waarna het smelt als sneeuw voor de zon.
De tegenvallende begrotingscijfers die werden gespind in de pers waren onder meer te wijten aan te optimistische ramingen van de inkomsten waarover we al dikwijls gediscussieerd hebben en die al maanden geleden en herhaaldelijk naar voren werden gebracht. Minister, hoe hebt u dat opgelost?
Ik haal maar één voorbeeld aan: de discussie over de index van de kinderbijslag is hallucinant. De ene minister zei ja, de andere neen. De volgende dag zegt de ene ‘misschien’, en nog een dag later zegt de andere ‘ja, misschien en we gaan er nog over spreken’. Ik ben bezorgd om de modale Vlaming, die mag niet de dupe worden van die maatregelen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het cijfer van min 500 miljoen euro dat ooit in de pers verscheen, is alleszins geen cijfer van het Ambtelijk Monitoringcomité. Dat comité werkt momenteel conform de omzendbrief 2005.3. In die omzendbrief is enkel in maandelijkse rapportering voorzien in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar. Een ambtelijk rapport ter voorbereiding van de begrotingsaanpassing is momenteel dan ook niet beschikbaar.
U weet dat ik de afgelopen maanden elk monitoringrapport dat beschikbaar was, overgemaakt heb aan het parlement. Dat is nieuw sinds deze legislatuur. Ik vind dat belangrijk, omdat we de zesde staatshervorming hebben en eenmalige afrekeningen door de Financieringswet, maar ook om het monitoren van nieuwe maatregelen op die manier transparanter te maken.
De begrotingsaanpassing 2016 is afgerond. Ik geef de belangrijkste aspecten weer via enkele dia’s.
Het is een echte begrotingsaanpassing en -controle geweest. We hebben gekeken op welke cijfers er variaties zaten en waar we aanpassingen moesten doen. Bij begrotingsaanpassingen zijn er altijd zaken die tegenvallen en zaken die meevallen. Er zijn soms inkomsten die overraamd zijn, maar er zijn soms ook uitgaven die onderraamd of ook overraamd zijn geweest.
Ik geef eerst bij wijze van inleiding toch nog de contouren van deze legislatuur. Tijdens deze legislatuur kantelen de pps-constructies in de begroting van 1,5 miljard euro. De heer Rzoska stelde de vraag al enkele keren: dat is ook Brabo II waar de pps-constructie nog niet rond is.
Door de zesde staatshervorming moet er in deze legislatuur 1,7 miljard euro worden weggewerkt door minder budgetten bij de overdracht van bevoegdheden. Deze cijfers zijn over een hele legislatuur genomen, hoewel die 1,7 miljard euro jaarlijks is. De pps-constructie is 1,5 miljard euro en dat is eenmalig. De federale taxshift zal tegen het einde van deze legislatuur, als hij volledig is uitgevoerd, een kleine 600 miljoen euro betekenen voor de Vlaamse begroting.
We hebben een nieuwe bevoegdheid, en door een heel recente uitspraak van Eurostat zitten we nog met een groot debat over de ziekenhuisfinanciering, en we weten niet hoe en wanneer entiteit I zal inkantelen in entiteit II. Ik zet het er hier volledigheidshalve bij. De heer Rzoska heeft er al vragen over gesteld. Ik wil duiden op de volatiliteit in deze begroting.
Als vertrekbasis bij de begrotingsopmaak hadden we een afgesproken tekort van 171 miljoen euro. We zijn streng voor onszelf, we zetten orde op zaken. We nemen een nominaal begrotingsresultaat in plaats van een structureel. We doen bijvoorbeeld geen conjunctuurcorrectie waar sommigen wel voor pleiten. Er valt soms iets voor te zeggen. De sp.a-fractie spreekt daar regelmatig over. De SERV heeft al adviezen gegeven. De moeilijkheid is dat men moet vooruitlopen op de conjunctuur. We werken nog altijd met het nominale begrotingsresultaat. Als we op onze begroting nu een structureel begrotingsresultaat zouden toegeven, zouden we amper nog een tekort hebben, misschien zelfs een licht overschot.
We doen het beter dan de gecorrigeerde norm van de Hoge Raad voor Financiën (HRF). Net vandaag heeft de HRF een nieuw rapport uitgebracht. Wat hier staat, is eigenlijk niet meer juist. Het is achterhaald door dat rapport. Ik zal daar nog op ingaan.
We investeren in infrastructuur. In navolging van deze begrotingscontrole hebben we in de ministerraad ook 160 plus 30 miljoen euro uitgetrokken voor nieuwe schoolgebouwen. Die 160 miljoen euro komt er door de btw-verlaging tot 6 procent waartoe federaal werd beslist. Er komt ook een ondersteuning voor de bouw van rust- en verzorgingscentra, nu ook voor de private spelers.
De impact van de Bijzondere Financieringswet, dus de horizontale solidariteit waarnaar de minister-president heeft verwezen, bedraagt in totaal een kleine 137 miljoen euro. Dat is een eenmalige uitgave, die uiteraard in ons vorderingensaldo komt. In 2018 zullen die eenmalige afrekeningen structureel worden verankerd, zodat men veel duidelijker zal weten wat er gebeurt. Op een bepaald moment stond er immers ook in de kranten dat er 500 miljoen euro extra van de federale overheid naar de gewesten zou gaan, maar na berekeningen zijn we toch op dit uitgekomen. Bij die Financieringswet is er dus inderdaad een transfer naar de entiteiten. Bij die zesde Financieringswet is men ervan uitgegaan dat niemand erop achteruit mocht gaan.
Dan komen we tot het begrotingssaldo van onze begrotingsopmaak 2016. Daar heb je de middelen van de Bijzondere Financieringswet. Exclusief de negatieve afrekening van de overgangsmechanismen geeft dat een plus van 85 miljoen euro. Er is dus sprake van een eenmalige negatieve afrekening: vandaar die kleine 137 miljoen euro waarover ik het had. Bij de fiscale uitgaven is er bij de begrotingsopmaak een overraming met 141 miljoen euro gebeurd. Dat ging over de woonbonus. Er is sprake van een negatieve bijstelling bij de gewestbelastingen, inclusief boetes en fiscale regularisatie, van 230 miljoen euro. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat de schenkbelasting 65 miljoen euro extra zal opbrengen, maar dat de groei die er al jaren was bij de erfbelasting, de successierechten, wordt afgetopt. Sinds 2010, 2011 was er altijd een jaarlijkse groei van 5 à 6 procent, maar nu zien we een stabilisatie. We zien dat ook in Wallonië. In Brussel zien we dat niet, maar aangezien in Brussel de massa kleiner is, kunnen een paar grote erfenissen voor veel grotere schommelingen zorgen in de inkomsten van de erfbelasting. Tijdens deze begrotingscontrole hebben we dat nu dus ook aangepast. De schenkbelasting brengt wel degelijk veel meer op, maar we hebben moeten bijstellen, vooral bij de erfbelasting. Dat is een belasting die we nog niet hebben hervormd. We hebben de ambitie om dat te doen. Ik denk dat deze cijfers ook bewijzen dat we dat moeten doen.
Toen we onze besprekingen hielden, was er sprake van een vervroeging van de indexering van december naar juli, voor 135 miljoen euro. Ondertussen is er ook een beslissing van het Planbureau waardoor dat nog zal worden vervroegd, tot mei. De overschrijding van de spilindex wordt dus voor de eerste keer verrekend in mei. Daarover moeten we binnen de regering echter nog een politiek gesprek hebben.
Na de technische bilaterale gesprekken moesten een aantal betaalkalenders van niet-fiscale ontvangsten worden bijgesteld. Met betrekking tot de uitbreiding van de OKAN-vervolgcoaches (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers) en de huursubsidies is er een negatieve bijstelling. We hebben bij de afrekening van 2015 gemerkt dat we toch wel degelijk een onderbenutting realiseren met betrekking tot de bevoegdheden van de zesde staatshervorming. Daarom is er sprake van een positieve bijstelling van de onderbenutting ten opzichte van de begrotingsopmaak. Er zijn een aantal ESR-correcties die een positief effect hebben. Er is de uitvoering van een aantal punctuele besparingen die we hadden afgesproken bij de begrotingsopmaak, maar die nog moeten worden gerealiseerd. Een klein deel van de vrije beleidsmarge was niet gerealiseerd. Er komt ook eenmalig 200 miljoen euro voor de bouw van extra sociale woningen. Dat is ESR-8. Ik vermeld daar ook het Klimaatfonds bij, maar dat is ESR-neutraal. Er is de eenmalige afrekening van de overgangsmechanismen en er is de provisie voor asiel voor 2016. Daarvan zeggen we dat het twee eenmalige uitgaven zijn. We houden dus onze begrotingsdoelstelling van een structureel tekort van 171 miljoen euro aan, en bevestigen vooral ook het engagement dat we gaan naar een begroting in evenwicht in 2017.
Bij de successierechten en de erfbelasting zullen we dus ook een hervorming doen. Er zal ook een Vlaamse fiscale regularisatie komen. Op het moment dat de hervorming van de erfbelasting er is, zal de opbrengst daarvan ook daarvoor dienen. Let op, voor die hervorming van de erfbelasting hebben we toch nog wel wat tijd nodig. Bovendien moet ik natuurlijk ook bekijken welke hervorming er federaal gebeurt, om ervoor te zorgen dat de hervorming van het erfrecht en de hervorming die je hier doet in de tarieven, goed op elkaar zijn afgestemd. Als je het ene twee maanden voor het andere doet, zou je immers ook wel eens tot zeer gekke situaties kunnen komen.
Dat is de presentatie die we ook ten behoeve van de pers hebben gedaan.
Dan was er ook een vraag over de bijkomende overdrachten. In het monitoringrapport van de Federale Regering is er sprake van extra overdrachten aan de gemeenschappen en gewesten voor een bedrag van 501 miljoen euro. Dat bedrag is als volgt opgesplitst: 90 miljoen euro gewestbelastingen, 242 miljoen euro gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting en 168,9 miljoen euro dotaties personenbelasting en btw.
Tijdens de interfederale interkabinettenwerkgroep van 10 maart en via aangeleverde bestanden met betrekking tot federale overdrachten, worden deze bedragen als volgt verfijnd: van de in totaal 513 miljoen euro zijn 34,3 miljoen euro gewestbelastingen en 242 miljoen euro gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting. Dit zijn de netto opcentiemen, dus fiscale uitgaven zijn mee verrekend bij de begrotingsaanpassing aan 98,72 procent. Bij de begrotingsopmaak was er gerekend met een 100 procentinning. Dan komt er 168,5 miljoen euro dotaties personenbelasting en btw bij, en 68,1 miljoen euro dotaties nieuwe bevoegdheden en diverse dotaties.
Van die bijkomende federale uitgaven zijn de volgende bedragen bestemd voor de Vlaamse overheid: in totaal 202 miljoen euro gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, 29 miljoen euro dotaties aan de personenbelasting en btw, waarbij min 96,6 dotaties aan de gewesten, plus 125,1 dotaties aan de gemeenschappen, plus 0,4 kleine dotaties, overname van gewestbelastingen, Plantentuin, buitenlandse studenten.
Specifiek voor de Vlaamse begroting die was opgesteld alvorens de federale cijfers van de begrotingsopmaak definitief waren en dus van andere premisses vertrok, betekent dit concreet plus 130 miljoen euro gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, min 40 miljoen euro dotaties personenbelasting en btw, ofwel een netto van 90 miljoen euro.
Hebben de nieuwe begrotingscijfers een invloed op het ontwerp van het Vlaamse hervormingsprogramma? U verwijst naar het hervormingsprogramma dat de Vlaamse Regering op 11 maart goedkeurde en vraagt of de huidige begrotingsaanpassing nog een invloed zou hebben op die engagementen. Op het vlak van het begrotingsbeleid bevat het Vlaamse hervormingsprogramma de volgende passage met betrekking tot de landenspecifieke aanbeveling: “In 2015 en in 2016 een budgettaire aanpassing van ten minste 0,6 procent van het bbp realiseren in de richting van de middellangetermijndoelstelling. Meevallers aanwenden teneinde de schuldquote van de overheid op een passend neerwaarts pad te brengen. De pensioenhervorming aanvullen met het koppelen van de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Overeenstemming bereiken over een afdwingbare verdeling van begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus.”
Voor de Vlaamse overheid wordt daar als volgt op ingegaan: “Door de aangepaste groeicijfers, de verstrengde begrotingsregels, de ESR-2010 en de zesde staatshervorming, stond de Vlaamse Regering bij haar aantreden voor een moeilijke opdracht. De Vlaamse Regering heeft in deze moeilijke context haar verantwoordelijkheid genomen door voor een evenwicht te kiezen tussen budgettair orde op zaken stellen en tegelijkertijd investeren in het economisch en sociaal weefsel. Op die manier geeft de Vlaamse Regering uiting aan haar ambitie om een baken van stabiliteit te zijn in een snel veranderende omgeving. Ze zal zich in de jaren 2016-2019 blijven inzetten op een groeivriendelijk begrotingsbeleid en streeft binnen het meerjarig kader dat door de Hoge Raad voor Financiën is uitgezet, naar een nominaal evenwicht vanaf het jaar 2017.”
De Hoge Raad van Financiën heeft ons traject dat vorig jaar min 756 miljoen euro was voor 2015, 2016 en 2017, aangepast. Onze doelstelling blijft dezelfde, maar het traject ernaartoe wordt bijgepast omdat we in 2015 betere begrotingsresultaten hebben dan was gepland volgens het rapport van de Hoge Raad van Financiën. Voor alle gewesten is men vertrokken vanuit de realisatie van 2015, en op basis daarvan is men naar een nieuw meerjarig traject gegaan voor de gewesten.
We zullen ons blijven inzetten op een groeivriendelijk begrotingsbeleid en we streven binnen het meerjarig kader dat door de Hoge Raad van Financiën is opgesteld, naar een nominaal evenwicht vanaf het jaar 2017. Dan komt daar het debat over de kosten voor de Oosterweelverbinding bij, maar dat resultaat kan iedereen bekijken.
De Vlaamse Regering heeft pas recentelijk in de meerjarenraming de geplande uitgangspunten van het Vlaamse hervormingsprogramma herbevestigd, de zonet toegelichte contouren van de begrotingsaanpassing herbevestigd en ook de al geplande uitgangspunten. Binnenkort zal men kennis kunnen maken met het voorstel van de Vlaamse Regering. Dat zullen we via de geëigende parlementaire weg een behandeling geven.
Het heeft geen zin meer dat ik het vandaag nog heb over het oude traject van de Hoge Raad van Financiën. Het nieuwe traject wijkt sterk af van het traject dat de voorbije jaren is uitgetekend. Men vertrekt van de doelstelling die in 2015 is gehaald omdat ons begrotingsresultaat een heel stuk beter was dan wat de Hoge Raad van Financiën had voorgesteld. Men stelt ook de min 754 miljoen euro die we mochten hebben uit het rapport van maart 2015 bij naar beneden.
Ons einddoel blijft uiteindelijk hetzelfde: dat is de begroting in evenwicht brengen in 2017. Dat is nog altijd strenger dan wat de Hoge Raad van Financiën voorschrijft.
De heer Bertels heeft het woord.
Bedankt, minister, dat u de toelichting die u aan de pers gegeven hebt, met de slides, ook aan het parlement wilt geven. De basisbekommernis blijft dat we als parlement ook recht hebben op transparante en objectieve info, want dat geeft ook een sérieux aan de begrotingsdiscussies en de begrotingsopmaak in de periode dat daar binnen de Vlaamse Regering over nagedacht wordt.
Het geeft ook een sérieux aan de politiek, want u en de andere ministers en politici krijgen het niet uitgelegd dat één minister komt zeggen dat het tekort op federaal niveau groter is omdat er meer geld van de federale overheid naar de deelgebieden moet gaan, waardoor mensen de boodschap krijgen dat Vlaanderen meer krijgt, en dat daarna de minister-president van de Vlaamse Regering zegt dat we in Vlaanderen een groot probleem hebben, omdat we in het kader van de vergelijking van de oude Financieringswet en de nieuwe Financieringswet geld dat we in 2015 te veel gekregen hebben, moeten terugstorten in 2016. Dat we dat geld in 2015 meer gekregen hebben dan wat we voorzien hadden, wordt daar dan niet bij gezegd.
Het is een kwestie van transparantie in het kader van de begrotingsoefening. Dat is geen correcte informatie die wordt gegeven aan de bevolking, die daardoor alleen maar in de war raakt.
Minister, u hebt zelf verwezen naar een versterkte monitoring in het kader van de onderbenutting. U verwijst dan naar de omzendbrief, dat het alleen in het laatste kwartaal van het jaar moet, met betrekking tot het verslag van het monitoringcomité. Waarom kunnen we dan geen cijfers krijgen over de uitvoering van de begroting, die toch, zo neem ik aan, elke maand bijgehouden worden? Waarom kunt u die cijfers niet ter beschikking stellen? Verschuil u toch niet achter een formeel zinnetje in een omzendbrief. Er zijn mensen die de uitvoering van de begroting maandelijks in de gaten houden. Waarom kunnen wij als parlement die cijfers niet krijgen? Geef die cijfers toch, zodat ook het parlement mee de uitvoering van de begroting kan opvolgen. Daardoor zult u een aantal vragen vermijden en hebt u transparantie met betrekking tot de uitvoering van de begroting. Maak het toch niet zo moeilijk. Geef die cijfers gewoon. Die zijn er binnen uw administratie.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Bertels, ik zal beginnen met op uw laatste vraag te antwoorden. Op zich kan ik wel begrip opbrengen voor uw vraag. Ik ben er ook altijd voorstander van om het parlement zo veel mogelijk informatie te geven. Maar op dit punt is het heel duidelijk: om mensen als u niet de kans te geven om blijvend paniek te zaaien over die cijfers. U hebt daarvoor nog maar net het wantrouwen tentoongespreid. U houdt er totaal geen rekening mee wanneer welke opmerking en welke analyse gemaakt is. U gooit de ene uitspraak, dat men meer geld ziet binnenkomen, en de andere uitspraak, dat men ook meer geld ziet binnenkomen, samen op hetzelfde moment, maar u moet daar natuurlijk de tijdslijn naast plaatsen, en dan klopt dat perfect. Dan is het helemaal correct wat er gebeurt. U trekt het hier allemaal op flessen. Ik kan mij echt niet vinden in de manier waarop u dat doet. En dat voor een zelfverklaarde cijferdeskundige of begrotingsdeskundige.
Het is natuurlijk wel vervelend – en dat verwijt ik aan niemand – dat er een interpellatieverzoek is ingediend over de cijfers en de analyse en dat we door omstandigheden, waar iedereen begrip voor heeft, die interpellatie pas kunnen behandelen nadat die begrotingscontrole al haar beslag heeft gehad. We zitten hier dus in een zeer ambigu debat. Ik zal mij beperken tot de analyse van de cijfers. Ik neem aan dat er dan buiten het kader van een interpellatie een debat komt over de begrotingscontrole zelf.
Ik zag de fiscale regularisatie een paar keer terugkomen in de slides – die we trouwens niet hebben, wat ook een beetje vervelend is. Ik heb gezien dat dat meegerekend was. Hoeveel is dat precies? Hoeveel wordt daarvoor meegerekend? Het zou goed zijn om te weten hoeveel dat precies is. U zegt dat dat wordt meegenomen met de hervorming van de erfenisrechten. Wij hebben dat zelf voorgesteld. We gaan daar dus absoluut mee akkoord. Dat is een goede zaak, maar ik denk dat dat te weinig zal zijn om echt een grondige hervorming te doen. We rekenen inderdaad veel meer op de andere suggestie, namelijk de hervorming van het erfrecht, waar er naar mijn inschatting veel meer ruimte zou zijn. Ik heb daar wel geen cijfers voor. Die hebben we een paar weken geleden aan u gevraagd. U zou daar nog overleg over plegen met de federale collega Koen Geens. Hebt u daar al meer zicht op?
Een andere vraag gaat over de successierechten. Het kan goed zijn dat ik het totaal verkeerd voor heb, maar in mijn ogen kun je de inkomsten van die erfenisrechten alleen maar voorspellen op historische basis. Je kunt niet weten hoeveel mensen er zullen sterven en welke vermogens die mensen zullen hebben. Je kunt dat alleen maar berekenen op basis van het verleden. Het Rekenhof heeft al verschillende keren gezegd dat we moeten opletten met die overschatting. Nu zien we dat het lager uitvalt en stellen we die cijfers ook bij. Ik wil wel eens weten hoe dat precies berekend wordt. Misschien moet dat niet in het kader van deze interpellatie, maar ik wil wel eens weten hoe die rekenkundige formule er precies uitziet. Eigenlijk moet dat pure wiskunde zijn, maar blijkbaar wordt daar toch constant mee gesjoemeld en gedraaid en gekeerd. Dat zou niet mogen. Dat kan niet.
Dan heb ik nog één algemene opmerking. Het is typisch voor België dat de regio’s die het goed doen, worden gestraft. Vlaanderen heeft een economische groei van 1,5 procent, Wallonië en Brussel hebben een lager percentage en door de niet-verarmingsclausule van de Bijzondere Financieringswet komt er een horizontale transfer naar Brussel en Wallonië tot stand die nu zelfs boven 350 miljoen euro ligt, 158 miljoen euro meer dan we hadden ingeschat. Bovendien is het groeitraject zeer onlangs door de Hoge Raad van Financiën nog eens bijgesteld. Ik heb steeds meer vragen bij de geloofwaardigheid van dit alles, zeker wanneer u er na de begrotingscontrole mee afkomt. Het is alsof ik mijn kinderen zou straffen omdat ze snoep eten, op een moment dat die al lang is doorgeslikt. Dat is niet logisch en het is voor u geen manier van werken. Vorig jaar hebben we dat eigenlijk ook meegemaakt. Toen kwamen de cijfers van de federale overheid, maar de situatie was vergelijkbaar en dat zou niet mogen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega Bertels, het moet me toch van het hart dat u nogal fors en met enige regelmaat uithaalt naar de regering alsof ze totaal niet transparant is, cijfers achterhoudt en met geheime formules begrotingen in elkaar knutselt, al naargelang het haar uitkomt. Niets is minder waar. Als ik het me goed herinner, werden de monitoringrapporten vorige legislatuur zelfs helemaal niet aan het parlement bezorgd. Deze regering zet dus belangrijke stappen naar meer transparantie. U kent ook de werkgroep voor een meer leesbare begroting. Ik ben geen cijferdeskundige, ik ben maar een bescheiden jurist, en voor mij – en waarschijnlijk voor 95 procent van de bevolking – is zo’n begroting een bijzondere uitdaging. Ik moet wel zeggen dat het mij een beetje begint te duizelen. Hoge Raad van Financiën, Planbureau, monitoringrapport, begrotingscontrole, bijstellingen en nu vraagt u nog een maandelijkse rapportering. Binnenkort zijn we alleen nog met cijfers bezig. Ik zou vooral graag hebben dat ministers hun regeerakkoord uitvoeren, dat er zaken veranderen en worden gerealiseerd. Een minister van Begroting en Financiën zorgt ervoor dat de uitgaven en inkomsten met elkaar in harmonie zijn zodat de vakministers hun werk kunnen doen. Als u nog meer monitoring wilt, dan laten de ministers hun kabinetten alleen nog maar cijfers opzoeken en komen ze er niet toe hun beleid in de praktijk om te zetten. Ik zou op dat punt toch behoedzaam zijn. Uiteraard heeft het parlement een zeer belangrijke controlebevoegdheid. Het moet de uitvoerende macht bij de les houden, maar dat betekent niet dat het elke maand moet vragen hoever het staat, zodat er uiteindelijk niets gebeurt en men aan het einde van de legislatuur kan zeggen: maar u hebt niets gedaan. Natuurlijk niet, we zijn de hele tijd bezig geweest met het opvragen van cijfers.
Uit de interpellatie en het antwoord van de minister heb ik bepaalde zaken onthouden die eigenlijk een constante zijn. Er worden extra investeringen gedaan, niet gigantisch groot, maar wel volgehouden, we hebben bepaalde inkantelingen gehad, de Bijzondere Financieringswet is uitgevoerd. U mag dat bejubelen of betreuren, mijnheer Diependaele, maar Vlaanderen kan met meer bevoegdheden aan de slag gaan en daar horen budgetten bij. Er zijn geen extra belastingen ingevoerd, ondanks de taxshift van de federale overheid. De resultaten van een volgend monitoringrapport zullen het moeten uitwijzen, maar deze regering lijkt met haar begroting volledig op het spoor te zitten dat ze eerder heeft uitgezet.
De heer Rzoska heeft het woord.
De vraag van collega Bertels ging over monitoring. Ze werd ingediend op een ogenblik dat we nog niet zo veel informatie hadden. Als antwoord kregen we de powerpointpresentatie van de begrotingscontrole. De laatste cijfers, van februari, zijn ook terug te vinden op de website van het departement van Financiën. Minister, u presenteert hier vandaag een begrotingscontrole waarover u net voor de paasvakantie hebt gecommuniceerd. De vraag van de heer Bertels was eigenlijk simpel, collega’s, en ik zou dat allemaal niet zo opblazen: wat was de startpositie van de Vlaamse Regering? Dat is eigenlijk de enige vraag. Zoals de begrotingscontrole nu wordt gepresenteerd, kan je ze moeilijk ergens tegen afzetten. Er worden maatregelen genomen – en ik spreek me niet uit over de kwaliteit of de inhoud ervan – en de cijfers staan op een rij, maar die zijn zeer moeilijk of eigenlijk niet te interpreteren omdat we de startpositie niet kennen. Ik vind het dan ook moeilijk om nu op de cijfers commentaar te geven.
Het is al een vooruitgang, minister, dat u de powerpoint die u voor de paasvakantie aan de pers hebt gepresenteerd, nu ook in het parlement is gepresenteerd en ik ga ervan uit dat het nu een parlementair document is. Wanneer komen echter de documenten achter de begrotingscontrole ter beschikking? Ik weet natuurlijk wat er in het decreet staat, namelijk eind april. We hebben nu de powerpoint gekregen en ik heb tijdens de paasvakantie heel geregeld maar zonder resultaat gecheckt of er al documenten beschikbaar waren. Er is een politiek akkoord en ik nodig u dan ook uit zo snel mogelijk de documenten achter de begrotingscontrole ter beschikking te stellen om het ons mogelijk te maken niet in het ijle te discussiëren, maar goed te zien wat er beslist is, welke budgettaire impact dat heeft en vanuit welke startpositie we vertrekken.
Ten derde, ik sluit me aan bij de opmerking van de heer Diependaele in verband met de successierechten, maar niet wat deze in verband met de staatshervorming betreft. Het is een weerkerende discussie in deze commissie, niet alleen ingegeven door de oppositie, maar eveneens in het Rekenhof, die er geregeld opmerkingen bij heeft gemaakt.
Ik weet ook wel dat we vandaag geen antwoord zullen krijgen, maar het is wel interessant te vernemen of er inderdaad wat dat betreft een overraming van de inkomsten was. Ik druk me voorzichtig uit, maar als dat het geval blijkt te zijn, dan vormt dit aanleiding tot politieke discussie. Er is immers meermaals op gewezen door meerdere leden van de commissie van diverse partijen en door de budgettaire waakhond van het parlement, zijnde het Rekenhof. Een overraming van de inkomsten vormt voor mij alleszins aanleiding tot ernstige bedenkingen bij het begrotingswerk van de Vlaamse Regering en de minister van Financiën, maar daarvoor moeten we de cijfers afwachten.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, daarnet ging het over ‘structureel’ en ‘nominaal’. Ik heb altijd begrepen dat we die oefening hadden opgelost door ons te conformeren aan het traject van de Hoge Raad van Financiën. Die legt een doelstelling op en als Vlaanderen die haalt, kan de entiteit ‘nv België’ verklaren een voldoende inspanning te doen. Zo heb ik het althans begrepen en daarmee was de discussie over al dan niet een eigen structurele norm gedaan. We hebben dat werk grotendeels uitbesteed aan de Hoge Raad van Financiën, die naar mijn oordeel voor Vlaanderen steeds billijke en correcte inspanningsvoorstellen heeft gedaan. In 2015 hebben we het een pak beter gedaan.
Bij deze begrotingscontrole doen we het minder goed dan we hadden gehoopt, ook al zijn daarin diverse eenmalige bewegingen begrepen. Zelf hebben we een snelle berekening gemaakt, maar ik verneem dat de Hoge Raad van Financiën zijn doelstelling voor dit jaar verscherpt en zou Vlaanderen een nominaal tekort moeten halen van ongeveer 500 miljoen euro. Volgens de tabellen gaat het nu om 400 miljoen. We zijn er dus niet meer zo ver van verwijderd. Ik heb er zelf voor gepleit bepaalde elementen erbuiten te houden, maar dat neemt niet weg dat er op het vlak van de inkomsten grote onverwachte spelingen zijn, dat bepaalde economische indicatoren de voorbije twee maanden snel negatief zijn beginnen kleuren, dat we de uitkomst van bepaalde ESR-dossiers nog moeten afwachten en ook dat we jammer genoeg niet meer kunnen rekenen op rentemeevallers.
Gelet op die context, schurken we stilaan tegen de doelstelling van de Hoge Raad van Financiën aan. Vooraleer we de schuld doorschuiven, moeten we voor eigen deur vegen. We moeten ervoor waken dat we, net als in 2015, voldoende marge houden. Voor mij is de bodemkoers de doelstelling van de Hoge Raad van Financiën. We halen die en we hebben nog marge, maar die is substantieel kleiner dan vorig jaar. Bij de controle moeten we vaststellen dat, al dan niet eenmalig, toch weer een buffer verdwenen is. Ik roep de regering dan ook op om voorzichtig en waakzaam te zijn in de loop van het jaar, zodat we de doelstelling van de Hoge Raad ook dit jaar kunnen waarmaken.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De begrotingscontrole is verlopen zoals we gedacht hadden. We leven in economisch niet gemakkelijke tijden en ik acht het dan ook goed dat een overheid de schroeven niet hard aandraait en ruimte laat voor investeringen. Ik ben ook blij dat extra investeringen worden ingeschreven, zoals 200 miljoen euro voor de sociale woningbouw en de volledige honorering van de verlaging van het btw-tarief voor de scholenbouw, waarvoor extra 30 miljoen euro wordt vrijgemaakt. Dat bewijst dat de regering op het investeringspad zit en dat blijft ondersteunen.
We weten allemaal dat er niets zo moeilijk is als het maken van economische prognoses. Als ik hoor spreken over maandelijkse monitoring, dan wil ik daarbij het volgende kwijt. Vorige week zag ik in de krant een mooie tabel van de voorspellingen van het Planbureau met betrekking tot de volgende indexsprong. Wie dat leest, beseft ook dat het alsmaar opschuift. Tot twee maanden geleden ging het nog om juli of augustus en nu wordt dat plotseling nog eens met twee of drie maanden opgeschoven. Laten we toch ernstig blijven. Maandelijks monitoren op basis van volatiele gegevens, is eerder doen aan zelfbezigheidstherapie dan ernstig werk leveren.
Dat betekent niet dat we alles maar zo moeten laten. We moeten de zaak ernstig nemen tijdens de begrotingsopmaak in het najaar en de begrotingscontrole in het voorjaar, op basis van betrouwbare cijfers, en transparant aangepakt.
Tot slot is er nog de zesde staatshervorming. Ik heb het de heer Diependaele al elfendertig keer uitgelegd. Geregeld hoor ik van hem en van zijn partijgenoten dat de zesde staatshervorming een affront voor Vlaanderen is. Het cijfer van de niet-verarmingsclausule toont aan dat de nieuwe Financieringswet beter is dan de oude. Dat cijfer vat de winst samen die Vlaanderen boekt dankzij de nieuwe wet. In 2015 ging dat over minstens 137 miljoen euro. Dat is het bedrag waarvoor we minder solidariteit met de andere gewesten betonen, in vergelijking met de toestand onder de oude wet. De niet-verarmingsclausule slaat immers op de relatie tussen de situaties onder de oude en de nieuwe wet, en die geldt voor 10 jaar. Met de zesde staatshervorming zorgen we voor een geleidelijke afbouw. Dat cijfer toont dus duidelijk welke winst Vlaanderen boekt dankzij de nieuwe Financieringswet.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijn punt is dat de basis waarvan men vertrekt beter is voor Vlaanderen. Vlaanderen hervormt, versterkt zichzelf en zorgt voor meer economische groei, maar wordt daarvoor gestraft. Het is een perverse logica: men moet het slecht doen om iets te krijgen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben het eens met diegenen die stellen dat het vervelend is dat het rapport van de Hoge Raad voor Financiën wordt gepubliceerd nadat de begrotingscontroles van de federale en de Vlaamse overheid zijn uitgepuurd. We zitten in dat verband met een dynamiek die ons in uitvoering van het Rekendecreet wordt opgelegd. De publicatie kan niet worden vervroegd omdat men slechts kan beginnen te werken op het ogenblik dat het Planbureau de cijfers heeft bezorgd. In september kregen we slechts heel laat de economische cijfers, zodat we pas erg laat aan de begrotingsopmaak zijn kunnen beginnen te werken. De timing blijft dus een moeilijke zaak. Het pad van de Hoge Raad voor Financiën bewandelen we beter, maar het wordt aangepast omdat we het in 2015 beter hebben gedaan dan de Hoge Raad voor Financiën ons had gevraagd. De heer Van Rompuy heeft gelijk: het betreft een belangrijk advies. Maar er is de politieke besluitvorming en er is het Rekendecreet, en ook een bijhorende dynamiek.
In verband met de fiscale regularisatie van het erfrecht ben ik het eens met wat is gezegd. Ik vind dat het gebruik van de opbrengsten van de regularisatie voor de hervorming van de erfbelasting een goede zaak is, maar dat zal niet volstaan. Maar zo geven we wel een goede maatschappelijke bestemming aan een fiscale regularisatie voor ontdoken belastingen. Ik ben het ook eens met de noodzaak het erfrecht te hervormen. Op federaal niveau werkt men daar gestaag aan verder. Maar men zegt me ook dat het nog te vroeg is om al in te schatten wanneer de werkzaamheden zullen worden afgerond in de vorm van een wetsontwerp. Ik vind wel dat beide moeten samengaan en op elkaar worden afgestemd, zo niet zou er wel eens een totaal ander resultaat uit de bus kunnen komen.
We hebben de geschatte inkomsten uit de erfbelasting moeten bijstellen. Ik zal dat toelichten wanneer we de begrotingsaanpassingen bespreken. Onze trendberekening is aangepast, op basis van het geüpdatete model van de Universiteit Gent. We zullen de komende maanden nagaan of die macro-economisch gefundeerde berekeningswijze beter aansluit bij de realiteit. Belangrijk is wel dat de hervorming van de schenkbelasting voor extra inkomsten zorgt. Bij de negatieve bijstelling van de Gewestbelasting zit een heel belangrijke som: 138 miljoen euro. Want het INR heeft de begrotingsregels in de loop van 2015 aangepast, wat voor dat jaar voor een positief effect zou zorgen, maar natuurlijk voor een negatief effect in 2016. Het betreft de aanrekening na de kohiering met de getransactioneerde kas.
Conform het Rekendecreet komen de documenten op 30 april naar het Vlaams Parlement. Een aantal zaken in de vragen van de heer Bertels betreffen de begrotingsaanpassing en de monitoring. Als er een monitoringsrapport is, dan geef ik het aan het Vlaams Parlement. Maar maandelijks met cijfers komen, gaat niet. De fluctuaties zijn te groot.
Ramingen blijven altijd ramingen. Je ziet dat nu ook in de plussen en de minnen. Bij de woonbonus hebben we te hoog geraamd. Bij iets anders ben je dan soms iets te optimistisch in de raming. Bij een goede begroting heffen de twee elkaar enigszins op. Wij doen dat op deze manier, goed wetende dat we met de Bijzondere Financieringswet in het kader van de zesde staatshervorming nog wat volatiliteit hebben, met bewegingen die vaak uit de modellen komen maar waarvan ik zeker ben dat 2018 een belangrijk moment is om een nieuw ijkpunt te maken, waardoor de eenmalige afrekeningen er zullen worden uitgefilterd voor de komende jaren.
Voorzitter, met deze begrotingsaanpassing houden wij onze begroting op koers. We blijven de begroting conform houden met wat de Hoge Raad voor Financiën ons vraagt. We blijven extra investeren, denk maar aan de 190 miljoen euro voor scholenbouw. Dat is investeren in infrastructuur, in bakstenen voor mensen. Die investeringen zijn belangrijk om de economische groei te schragen. Wij werken met een investeringsnorm. Een van de vragen ging erover. We zullen die vraag volgende week behandelen. Daar zullen we merken dat we echt wel een investeringsregering zijn. Het is ook de taak van de gewestregering om die investering vorm te geven.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik dank de heer Rzoska, die heel duidelijk heeft gemaakt wat de insteek was van mijn vraag: weten wat de stand van zaken is vooraleer we de discussie over de begrotingscontrole en de begrotingsaanpassingen beginnen. Maar de meerderheid is die discussie gestart. Ik heb mij in mijn vraag heel strikt gehouden aan de zaken die ik heb gevraagd in mijn interpellatie van 22 maart, die wegens de droevige dag toen niet is kunnen doorgaan.
Ik vind het van essentieel belang voor de controletaak van dit parlement dat we die startpositie kennen voor de begroting. We moeten kunnen zien welke evolutie de cijfers hebben doorgemaakt tijdens het conclaaf van de regering. Dat resulteert dan in een ontwerp van begrotingsaanpassing, dat zal worden ingediend in het parlement binnen de tijdslijn van het Rekendecreet, zoals u, minister, hebt gezegd. Dat is niet, mijnheer Diependaele, aan paniekzaaierij doen. Dat is weten waar we vertrekken en hoe de Vlaamse Regering is geëindigd.
Mijnheer Schiltz, ik neem aan dat u niet wilt zeggen dat we de uitvoeringscijfers van een begroting geven. We geven gewoon een stand van zaken van de inkomsten en de uitgaven op dat moment. Dat is niet noodzakelijk alle economische parameters aanpassen. Dat is niet de vraag. Dat belet de vakministers niet om beleid te voeren. Ik neem aan dat de minister van Begroting weet wat ongeveer de stand van zaken is van de begroting. De cijfers worden daar bijgehouden.
Dan is er de discussie over de begrotingscontrole. We zullen effectief moeten kijken naar de benutting, zoals ze ook is opgenomen in de slides van de minister die we nu hebben gezien. We zullen moeten bekijken of hetgeen buiten de begroting wordt gesteld eenmalig is of niet. De heer Van den Heuvel heeft terecht gewezen op het tienjarige overheidsmechanisme. Ik neem aan, minister, dat we uw toelichting zullen krijgen bij de cijfers. Hetzelfde geldt voor de index, waar de cijfers in het rood staan en waar we niet weten wat daarmee gaat gebeuren.
Minister, u hebt zichzelf genuanceerd, en terecht in mijn ogen, los van de discussie over de opportuniteit van de fiscale regularisatie: ik neem aan dat wij geen hervorming van de successierechten gaan doen met eenmalige inkomsten van de regularisatie, want dan zijn we echt wel onszelf in het riet aan het rijden.
Voorzitter, ik houd mij het recht voor om, zoals gebruikelijk bij een interpellatie, een motie in te dienen binnen de geplande tijdsschema’s.
De interpellatie is afgehandeld.