Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik wil u een informatieve vraag stellen over de stand van zaken van de provinciale middelen voor jeugd.
In het kader van de interne staatshervorming zullen ten laatste op 1 januari 2017 de provinciale middelen voor jeugd op provinciaal niveau verdampen. Tegen dan moeten zij overgeheveld zijn naar het lokale of Vlaamse niveau.
We hebben daar tijdens een vergadering van de commissie Jeugd op 12 maart 2015 een debat over gevoerd. U hebt toen een heel uitgebreid antwoord gegeven en een duidelijk tijdskader geschetst. Ik citeer uit uw antwoord van toen: “De inventaris zal tegen het einde van deze maand (maart 2015) rond zijn. In april en mei zijn er twee rondes per provincie waarin we de inventaris beoordelen. In de loop van de maand juni moet er een gemeenschappelijk afwegingskader over de provinciegrenzen heen zijn. In de zomer kan dan worden bepaald welke bevoegdheid of welk initiatief naar welke overheid gaat, de lokale of de Vlaamse.” U hebt het verder ook over een derde fase: “In een derde fase worden, na overleg met mijn collega-ministers de ontvangende overheden aangeduid, rekening houdende met het subsidiariteitsbeginsel. De intentie van de regering is nog altijd om deze fase af te ronden voor het zomerreces.”
Minister, ik wil u enkele vervolgvragen stellen op dit antwoord van maart 2015.
Kunt u mij een overzicht geven van de inventarisatie voor jeugd, alsook van de beslissingen welke bevoegdheden/initiatieven naar welke overheden – Vlaams of lokaal – gaan? Kunt u daar ook bij vermelden hoeveel middelen eraan gekoppeld zijn? Dit alles mag uiteraard ook schriftelijk gebeuren.
Wat is het totale bedrag dat in 2013, 2014 en 2015 vanuit de provincie werd begroot voor jeugdinitiatieven? Komt dit overeen met het bedrag na overheveling naar het Vlaamse of lokale niveau? Kunt u daar wat duiding bij geven?
U hebt altijd gezegd dat de provinciale middelen integraal zouden overgaan. Kunt u dit concreet maken aan de hand van de exacte cijfers? Met andere woorden, hoeveel middelen worden er overgedragen en komt dit overeen met het integrale bedrag dat voorheen naar provinciale jeugdinitiatieven ging?
De overheveling heeft niet alleen betrekking op de bijhorende budgettaire middelen maar betreft ook het patrimonium, de personeelsleden, de rechten en verplichtingen. Welke regeling is hiervoor uitgewerkt? Kunt u garanties geven dat er geen initiatieven en bijhorende expertise zullen verdwijnen?
In hoeverre is de Vlaamse Jeugdraad betrokken en op de hoogte van heel de overhevelingsoperatie?
Volgens verschillende bronnen komt er een nieuw regiodecreet waarin vroegere provinciale initiatieven voor jeugd zullen worden ondergebracht. Klopt dit? Is er al duidelijkheid over dit decreet? Wat is de timing? Zullen enkel bovenlokale initiatieven binnen dit nieuwe decreet vallen of ook lokale? Op welke manier wordt de jeugdsector betrokken bij dit nieuwe decreet?
Hoe zit het met de timing? Hoe langer een beslissing over de toekomst van de provinciale jeugdinitiatieven uitblijft, hoe meer onzekerheid er binnen de sector ontstaat. Welk tijdspad hebt u voor ogen?
In de sector heerst er grote ongerustheid over het voortbestaan van de provinciale uitleendiensten. Is er ondertussen een structurele oplossing voor deze voor veel jeugdverenigingen zo belangrijke uitleendiensten? Hoe ziet die eruit?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Annouri, ik zal u een overzicht geven van de opdrachten die de provincies vandaag uitvoeren in het kader van het jeugdbeleid. De opdracht van het exploiteren en ondersteunen van bovenlokale jeugddomeinen wordt toegewezen aan Vlaanderen. Voor het beleidsveld Jeugd gaat het over één instelling, namelijk het vormingscentrum Hanenbos in de provincie Vlaams-Brabant. Dit domein zal met de nodige financiële middelen en personeelsleden worden overgeheveld naar Vlaanderen. Momenteel bekijkt mijn administratie wat de ideale beheersvorm is voor de verdere exploitatie.
De provinciebesturen voeren ook een inclusief beleid voor kinderen en jongeren. In het kader hiervan ondersteunen de provinciebesturen bovenlokale organisaties die werken rond de vrije tijd van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren of kinderen en jongeren met een handicap. Deze taakstelling wordt met de nodige financiële middelen en personeelsleden overgeheveld naar Vlaanderen. Daarvoor wordt een specifieke regelgeving uitgewerkt in het kader van een bovenlokaal jeugddecreet.
De provinciebesturen hebben ook de decretale opdracht om een impulsbeleid te voeren ter ondersteuning van jong artistiek talent. Dit werd door de vijf provinciale jeugddiensten op verschillende wijzen ter harte genomen. Vooral rond muziek en popmuziek in het bijzonder hebben de provinciale jeugddiensten de laatste decennia heel wat boeiende initiatieven opgezet. Zo heeft elke provincie tweejaarlijks een rockconcours en zet elke provincie in op het realiseren van podiumkansen voor jongeren. Deze provinciale taakstelling zal met de nodige financiële middelen en personeelsleden overgeheveld worden naar Vlaanderen. Ik onderzoek of dit niet het best kan worden geïntegreerd in het nieuwe decreet Regionaal Cultuurbeleid.
De vijf provinciale jeugddiensten ondersteunen en geven impulsen aan het lokaal jeugdbeleid in de vorm van het opzetten van regionaal overleg, netwerk- en vormingsmomenten en geven inhoudelijke thematische ondersteuning over evenementen, fuiven enzovoort, en bemiddelen op maat.
De meeste provincies hebben impulssubsidies voor lokale besturen en/of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Ook deze provinciale taakstelling zal met de nodige financiële middelen en personeelsleden overgeheveld worden naar Vlaanderen.
Ik heb akte genomen van de inventarissen die de provincies hebben bezorgd. Mijn administratie bekijkt nu in de jaarrekeningen 2014 wat het over te hevelen bedrag zal zijn en waar er nog mogelijke verschillen zitten tussen de inventarissen en de jaarrekeningen. In de inventarissen werden immers de overheadkosten en de investeringen niet meegenomen.
Na een derde principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet van minister Homans zal ik opnieuw bilaterale gesprekken hebben met de provincies om dit bedrag zo exact mogelijk te benaderen. Ik kan u de bedragen daarom nu nog niet bezorgen. Ik wil eerst met de betrokken actoren verder onderhandelen alvorens bedragen de wereld in te sturen.
Het voorontwerp van decreet, zoals een tweede maal principieel goedgekeurd op 13 november 2015, stelt in artikel 5: “De personeelsleden van de provincie van wie de huidige taken of functie de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening inhouden van de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, worden aan de overheden, vermeld in artikel 4 van dit decreet overgedragen. De personeelsleden vermeld in het eerste lid, worden bij besluit van de Vlaamse Regering overgedragen. Voor elke overdracht aan een gemeente of gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap is voorafgaand overleg met het betrokken bestuur noodzakelijk.”
U hebt wellicht ook artikel 6 van hetzelfde voorontwerp al gelezen. Ik citeer: “De roerende en onroerende goederen van de provincie, zowel van het openbaar als van het privaat domein, die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, worden aan de overheden zonder schadeloosstelling overgedragen.”
Wat uw vraag over de betrokkenheid van de Vlaamse Jeugdraad betreft, kan ik positief antwoorden. Mijn kabinet en ikzelf hebben op regelmatige basis overleg met de Vlaamse Jeugdraad en De Ambrassade. Er werd van hen een insteek gevraagd en er is ook overleg gepleegd over de mogelijke invulling van een bovenlokaal jeugddecreet.
Het klopt inderdaad dat er in overleg met een aantal stakeholders en de provinciale jeugddiensten een eerste ontwerp van nota gemaakt werd waarin de krijtlijnen voor een nieuw decreet Bovenlokaal Jeugdwerk worden uitgetekend. In dit decreet zal een deel van het gevoerde subsidiebeleid van de provincies een plaats krijgen. Het subsidiebeleid dat door de provincies werd ontwikkeld in het kader van het gevoerde impulsbeleid ter ondersteuning van jong artistiek talent, zal een plaats krijgen binnen het decreet Regionaal Cultuurbeleid.
De focus van het decreet Bovenlokaal Jeugdwerk ligt voornamelijk op de verenigingen die werken met kinderen en jongeren met een beperking en maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat er geen initiatieven verloren gaan en dat er op termijn ook een meerwaarde gecreëerd wordt, bijvoorbeeld door het streven naar een betere regionale spreiding van het jeugdwerkaanbod voor kinderen en jongeren met een beperking. Hierbij moet uiteraard ook rekening gehouden worden met de noodzaak een regelgeving te creëren die ook in de toekomst budgettair beheersbaar blijft. Dat is een relatief evident uitgangspunt.
Het decreet zal zich niet alleen beperken tot de subsidiëring van initiatieven die vandaag door de provincies gefinancierd worden. Het is ook de bedoeling een decretaal kader uit te werken voor een meer structurele ondersteuning van de bovenlokale jeugdhuizen die vandaag projectmatig ondersteund worden. Mogelijk krijgen ook de sterk geprofessionaliseerde werkingen met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren een plek in deze regelgeving. Ik geef u een aantal richtingen en krijtlijnen. Dit is nog geen beslist beleid.
Tot op heden werd hierover al meerdere malen overleg gepleegd met provinciale jeugddiensten, maar ook met Uit De Marge, Demos en Formaat. Het oprichten van een reflectiegroep door de afdeling Jeugd met een grotere betrokkenheid van verschillende stakeholders en de Vlaamse Jeugdraad staat ook nog gepland dit voorjaar. Verder zullen gesprekken gevoerd worden met verschillende verenigingen die vandaag door de provincies ondersteund worden om zo nog een beter zicht te krijgen op hun werking en een optimaal ondersteuningsbeleid te kunnen uitwerken.
Ongeacht hoe het dossier van de afslanking van de provincies zich verder ontwikkelt binnen de Vlaamse Regering, zal van dit decreet werk gemaakt worden, al zal de focus in eerste instantie liggen op het jeugdhuiswerk en de Werking Met Kansarme Jongeren (WMKJ).
Wat de uitleendiensten betreft, waarvan ik voorstel om ze te behouden bij de provincies, is er momenteel binnen de Vlaamse Regering nog geen beslissing genomen. Ik heb er uiteraard alle begrip voor dat er grote ongerustheid heerst bij de jeugdsector, of toch bij een deel ervan, over dit hele dossier en wellicht niet alleen over het voorbestaan van de uitleendiensten. De overheveling van taken en bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse Gemeenschap en de financiering ervan wordt door de Vlaamse Regering met de nodige zorg voorbereid.
Ik dank u voor uw luisterbereidheid en misschien ook voor uw begrip.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u alvast voor uw antwoord. Het is inderdaad een uitgebreid antwoord.
Ik ben blij dat u in het antwoord meteen verwijst naar de kwetsbare jongeren en dat de organisaties die werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren, meteen als prioriteit worden genomen. Dat is een heel goede zaak.
Ik begrijp uw reactie op vraag twee en drie. Ik snap het, er kan nog geen duidelijkheid over komen, maar het zijn wel de twee meest cruciale vragen. Ik breng er begrip voor op en ik zal geduld oefenen, maar ik hoop dat we zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen krijgen. We zullen dit zeker blijven opvolgen en er vragen over blijven stellen om te weten te komen of er al meer duidelijkheid over is voor ons, parlementsleden, maar ook voor de sector.
U hebt geantwoord op de vraag wat de personeelsleden en het patrimonium betreft.
Het is goed dat er overleg is. U zei dat u heel actief aan het overleggen bent met de Vlaamse Jeugdraad en de betrokken actoren. Dat toont aan dat u ze serieus neemt en ze erbij betrekt.
Ik ben blij dat u bevestigt dat er werk wordt gemaakt van een nieuw regeldecreet, dat er een nota voorligt en dat u werk wilt maken van de bovenlokale jeugdhuizen. Ik ben benieuwd naar de verdere evolutie en de resultaten.
Ik kan u eigenlijk gewoon bedanken voor uw antwoord. Voor de antwoorden op de belangrijkste vragen zal ik inderdaad nog even geduld oefenen. We zullen ze op het juiste moment nog eens stellen. Ik kijk uit naar de verdere ontwikkelingen. We volgen dit zeker mee op.
Ik heb hier een technische vraag over, minister. U vermeldt uitdrukkelijk de bovenlokale jeugdhuizen en WMKJ’s. Die zitten in de overdracht van de Vlaamse overheid aan de lokale besturen. Mijn vraag komt misschien te vroeg, maar ik zou graag weten hoe dit zich dan verhoudt tegenover elkaar.
Het is een pertinente vraag, mijnheer Caron, maar ze komt inderdaad nog wat te vroeg. We zullen die kwestie inderdaad moeten oplossen.
Mijnheer Annouri, ondanks het feit dat ik u geen exacte bedragen meegeef, zijn we al heel ver gevorderd in het bijna exact bepalen van de bedragen. Ik wil de provinciale gesprekspartners honoreren in de open dialoog. Ik wil eerst met hen de laatste loodjes bespreken. Ik zal de bedragen hier dus niet al als een absoluut gegeven vernoemen. Er is al heel veel huiswerk gedaan. Dat was ook nodig.
We zijn beiden ongeduldig in dezen. Dat verbindt ons.
De heer Annouri heeft het woord.
Mijnheer Caron, over de toekomst van de organisaties die werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren, heb ik net een vraag om uitleg voorbereid. Ik zal ze vandaag indienen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.