Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, het onderwerp is niet nieuw in deze commissie maar het leek me toch aangewezen om bij de minister-president eens te polsen naar een stand van zaken in verband met de hernieuwing van het samenwerkingsakkoord met de Federale Regering inzake coördinatie en vertegenwoordiging in de EU. Ik zal in mijn uiteenzetting een paar keer verwijzen naar het schriftelijk verslag van mijn vragen, want ik veronderstel dat de mensen die het dossier volgen en geïnteresseerd zijn, ook de vraag effectief hebben gelezen. Ik heb in de schriftelijke versie opgenomen wat er in het Vlaams regeerakkoord staat. Ik kan dus onmiddellijk overgaan naar de nota die in juli 2015 kwam, ‘Versterking van de EU-reflex in Vlaanderen’, waarbij drie actieterreinen werden onderscheiden: prioriteitstelling inzake EU-dossiers door de Vlaamse Regering, versterkte beleidsbeïnvloeding en explicitering van de afspraken inzake EU-omzetting van EU-recht naar Vlaams recht.
Het uitgangspunt van de Vlaamse Regering is dat een aanpassing van het huidige samenwerkingsakkoord als noodzakelijk wordt gezien om meer te kunnen wegen op het EU-beleid via standpuntbepaling en versterking van onze vertegenwoordiging. In juli 2015 was er ook de oprichting van de drie technische werkgroepen die een en ander moesten voorbereiden.
De drie technische werkgroepen waren volgens het antwoord van de minister-president op een vraag om uitleg van collega Kennes in de commissie van 9 december 2015 klaar met hun werk. De minister-president stelde: “Het komt er nu op aan om politieke knopen door te hakken. Ik zal niet te veel in detail treden omdat we de onderhandelingen alle kansen moeten geven.”
Ik begrijp dat bij bepaalde onderhandelingen kansen moeten worden gegeven, maar nu is het wel windstil. De afgelopen maanden is er weinig of niets meer rond te doen, vandaar volgende vragen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de concretisering van de nota 'Versterking van de EU-Reflex' in Vlaanderen in het algemeen? Welke initiatieven hebt u nog genomen na de conclusies van de technische werkgroepen rond de herziening van het interfederale samenwerkingsakkoord en wanneer wordt hier eindelijk een politiek akkoord over gesloten? Ik verwijs ook naar het antwoord aan collega Kennes dat het werk van de technische werkgroepen af was en dat er nu nog enkel politieke conclusies moesten worden getrokken.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Op 3 juli 2015 heeft de regering op mijn voorstel een beslissing genomen. Die bestaat uit drie delen. Het eerste deel wordt momenteel uitgewerkt en heeft betrekking op de versterking van onze algemene vertegenwoordiging bij de Europese Unie. Die is al vrij aanzienlijk, maar het voorzitterscollege werkt nu een voorstel uit om nog in het voorjaar in te gaan op de vraag van de regering of, in welke mate en hoe onze vertegenwoordiging moet worden versterkt.
Dit jaar hebben we opnieuw de prioriteiten bepaald, nadat we kennis hebben genomen van het werkprogramma van de Europese Commissie. We prioriteren de dossiers hier. Het kwam hier uitvoerig aan bod in het kader van het gesprek met de Europese Commissie, inzake het landenprogramma. De stukken zijn meegedeeld aan het parlement en we zijn er ook uitvoerig op ingegaan. Het is mijn prioriteit de Europese richtlijnen sneller te doen omzetten. We zijn niet altijd de beste leerling, maar we maken vooruitgang. Er zijn minder procedures, maar er zijn toch nog een aantal met problemen, onder meer voor een deel vanwege de overgang van de federale naar de Vlaamse bevoegdheid. Het federaal niveau was al een tijd in gebreke, Vlaanderen heeft het overgenomen, maar we dreigen in een precaire situatie te komen. Er wordt hard aan gewerkt door de collega’s. Ik heb het voorzitterscollege gevraagd nog voor het zomerreces een omzendbrief te sturen om een aantal procedures en technieken te verbeteren om de richtlijnen nog sneller om te zetten.
Het samenwerkingsakkoord is inderdaad een oud zeer. Ook in de periode 2004-2009 kwam er nooit een overeenkomst tot stand. De samenwerkingsakkoorden zijn sinds de drie laatste staatshervormingen niet meer aangepast. In de vorige legislatuur is toenmalig minister-president Peeters er evenmin in geslaagd tot een oplossing te komen. Ik heb het op het Overlegcomité gebracht, dat het verwezen heeft naar de interministeriële conferentie. Daar werd met werkgroepen gewerkt. De deelstaten zitten in grote mate op dezelfde lijn. We zijn uitgegaan van het rapport van ambassadeur Swinnen, die het voorstel tot aanpassing had uitgewerkt. Op de interministeriële conferentie werd geen akkoord bereikt. De zaak komt deze maand opnieuw op het Overlegcomité.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister-president, ik stel vast dat er vooruitgang wordt geboekt inzake de drie actieterreinen. Belangrijk is echter dat er geen vooruitgang is inzake de herziening of de vernieuwing van het samenwerkingsakkoord.
Dat heb ik niet gezegd.
Toch voor een deel. Dit dossier sleept inderdaad al aan sinds 2004. Wie dacht dat met symmetrische regeringen een en ander vlotter zou gaan, is eraan voor de moeite. Misschien kunt u nog even duiden waar de grootste knelpunten liggen. U zegt deze maand samen te komen met de andere regeringen, maar ik vrees dat er weer weinig vooruitgang zal worden geboekt en dat we hier in de toekomst nog veel vragen zullen over stellen. Ik zou vooral willen weten waar de knelpunten liggen en wie de hernieuwing van het samenwerkingsakkoord blokkeert.
Ik heb niet gezegd dat er geen vooruitgang is geboekt. Ik heb gezegd dat er nog geen akkoord werd bereikt.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, in het verleden heb ik al ettelijke vragen gesteld over deze bijzonder technische materie. Het is moeilijk om buiten deze commissiezaal uit te leggen waar het precies over gaat. Ik vind het bijzonder belangrijk, want wie bevoegdheden heeft, moet ze ook in het buitenland kunnen verdedigen en moet zijn invloed kunnen uitoefenen.
Het verbaast me altijd een beetje dat de grote verdedigers van het Belgisch federalisme, van de Belgische instellingen, op de rem gaan staan wanneer het gaat over het aanpassen van de instellingen aan de bevoegdheidsverdeling die ondertussen al twee, drie staatshervormingen geleden werd afgesproken.
U verwees naar de vorige minister-president, Kris Peeters. Ik mag toch aannemen dat hij in zijn nieuwe hoedanigheid nog steeds dezelfde standpunten inneemt als toen hij hier minister-president was? En met hetzelfde enthousiasme?
Ik heb nog een paar vragen over de werkwijze die gevolgd wordt. We zouden kunnen denken dat er een akkoord moet zijn met de federale overheid, maar in deze omstandigheden moeten we een akkoord hebben met drie, vier, vijf of zes partners. Welke werkwijze wordt gevolgd? Wat is het standpunt van de andere deelentiteiten? Zitten we op dezelfde lijn?
En dan is er de belangrijke vraag of we tot één politiek akkoord zullen komen over het geheel van de drie samenwerkingsakkoorden. Of wordt er per samenwerkingsakkoord met deelakkoorden gewerkt? Worden er koppelingen gemaakt in de richting van het protocol van de minister-president, in de richting van de verdeling van Europese boetes en dwangsommen? Kunt u daar wat meer uitleg over geven?
Ik weet dat het allemaal heel moeilijk is, maar is het even uitzichtloos als op het einde van de vorige legislatuur? Of schijnt er op het einde van de lange tunnel dan toch een beetje licht en kunnen we over afzienbare tijd toch tot een akkoord komen?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, binnen de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) zijn een aantal werkgroepen aan de slag gegaan. Ik neem aan dat Vlaanderen daarin ook zijn rol kan spelen. Zit er een verschil in het ritme waarmee de verschillende werkgroepen vorderingen maken? Zou het kunnen dat we inzake het assessorschap sneller tot een doorbraak komen dan voor de indeling in categorieën? Of acht men het niet mogelijk dat er in trapjes wordt gewerkt en wil men alles samenhouden? Wil men een totaalakkoord voor alle verschillende dossiers, niet alleen inzake de vertegenwoordiging, maar ook inzake de andere samenwerkingsakkoorden? Wat zal de strategie zijn? Willen we getrapt toch wat successen binnenhalen waar dat lukt? Of blijft men mikken op het geheel? Het lijkt me interessant om dat te weten in dit heel lang aanslepende dossier. De vorige regering is er inderdaad niet in geslaagd om een doorbraak te forceren. Tot op heden zorgt ook de nieuwe politieke constellatie niet voor een doorbraak. Wat zal de strategie zijn? Wat zal ons dichter bij successen brengen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb niet gezegd dat er geen vooruitgang is geboekt. Ik zei dat er nog geen akkoord is, maar er is wel al vooruitgang geboekt. Ik ga, neemt u dat mij niet kwalijk, niet in detail treden. In grote lijnen kan ik zeggen dat we veel dichter bij een akkoord zijn wat de internationale vertegenwoordiging betreft dan wat betreft de EU, want daar zit de grootste moeilijkheidsgraad, zeker als het gaat over verschuivingen van de categorieën.
Mijn standpunt is, en dat wordt sinds de laatste ICBB gedeeld door de andere partners, dat we moeten streven naar een totaalakkoord over de drie onderdelen. Met wat inspanningen zouden we tot een deelakkoord kunnen komen voor het internationale, maar het belangrijkste deel is natuurlijk de vertegenwoordiging in de EU. Ik hoop dat we tot een akkoord kunnen komen voor de drie onderdelen.
We zijn inderdaad met meerdere partijen. Ik kan herhalen dat het zo is dat Vlaanderen en Wallonië in grote mate op dezelfde lijn zitten. Dat is een positief gegeven om naar de finale discussies te kunnen gaan. Ik ga echter niet in detail zeggen welke posities worden ingenomen wat betreft elke categorie. Dat zou op dit ogenblik contraproductief zijn.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw bijkomende antwoorden. Zoals de heer Van Overmeire zegt, is dit een heel technische materie. Het gaat natuurlijk ook over de politieke wil of onwil van sommigen. Hij heeft gelijk dat sommige politici in een andere hoedanigheid soms andere standpunten innemen.
Dit is een lang aanslepend dossier, dat weet iedereen die het volgt. Een totaalakkoord zou misschien inderdaad een betere keuze kunnen zijn dan deelakkoorden, want die zouden de zaken wellicht alleen maar vertragen. We zullen moeten afwachten.
Ik weet dat u eigenlijk niet meer mag antwoorden, maar ik probeer het toch. Hebt u enig zicht op de timing voor een totaalakkoord? We kunnen natuurlijk elke vijf of zes maanden een vraag stellen naar de stand van zaken, waarop u kunt antwoorden dat vooruitgang werd geboekt, maar dat er nog geen totaalakkoord is …
De vraag om uitleg is afgehandeld.