Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de vorige legislatuur stond het thema van de Romagemeenschap vaak hoog op de agenda, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Er was een grote instroom van Roma en er waren heel wat problemen. Steden als Gent – maar ook andere – signaleerden problemen. Op Vlaams niveau werd er heel wat werk verricht. Ook de Europese instellingen hebben een beleidskader uitgestippeld voor die groep. Het is niet omdat het probleem minder brandend is en omdat er minder incidenten zijn dat het niet belangrijk is om bij het beleid zoals het ontwikkeld is en uitgevoerd werd, even stil te blijven staan.
Op 8 april vierden de Roma hun ‘International Roma Day’ in De Centrale in Gent. Deze dag stond in het teken van de ‘Europe 2020 dialogue’, die focust op de verdere insluiting van de Roma en meer specifiek in het onlangs door de Europese Commissie gelanceerde programma ‘For Roma, with Roma’. Tot december 2016 lopen een aantal activiteiten die wederzijds leren tussen lokale en regionale overheden over Roma-integratie beogen. Er is onder meer een pan-Europese schooltekenwedstrijd, culturele en sportevenementen voor jongeren, media die bezoeken kunnen doen in acht landen en een ‘twinning’-programma tussen twintig gemeenten over heel Europa.
Dit programma is een van de vele stappen van de Europese Unie om de Roma beter te integreren. In 2011 bijvoorbeeld werd er voor het eerst een ‘Communication on an EU Framework for National Roma Integration Strategies by 2020’ ontwikkeld, dat sindsdien elk jaar een beetje aangepast werd. Het vijf jaar geleden opgerichte plan werpt nu in de meeste lidstaten op verschillende vlakken vruchten af. Zo werd het aantal voortijdige schoolverlaters erg gereduceerd.
Het aantal aanwezige Roma in Vlaanderen en Brussel wordt op zo’n 20.000 geschat. Bepalen hoeveel Roma er exact in Vlaanderen verblijven, is niet meteen mogelijk. ‘Roma’ is immers geen nationaliteit, maar een etnisch begrip. Bovendien hebben een aantal Roma geen wettig verblijf hier in België.
Om de integratie van Roma te bevorderen, stelde de Europese Unie substantiële structurele fondsen ter beschikking, en onder impuls van de vorige minister bevoegd voor de integratie en de inburgering werd een ambtelijke werkgroep geïnstalleerd en een actieplan voor Midden- en Oost-Europese landen (MOE) uitgewerkt met speciale aandacht voor de Roma. Dat actieplan bevatte 42 concrete acties met 9 prioritaire aandachtspunten zoals begeleiding met het oog op inburgering, onderwijs, participatie, correcte beeldvorming en antidiscriminatie.
Een moeilijkheid bij de aanpak is zeker de diversiteit van deze ‘gemeenschap’. Roma zijn geen homogene groep. Ze komen uit vele verschillende landen, onder meer uit de landen van ex-Joegoslavië, Slovakije en Tsjechië, Bulgarije en Roemenië. Ze hebben verschillende tradities, talen, nationaliteiten en religieuze overtuigingen, maar ook heel diverse scholingsgraden, verblijfsstatussen, socio-economische situaties en graden van integratie in Vlaanderen.
Minister, welke stappen hebt u gezet om het antidiscriminatieprogramma van de Europese Commissie ‘For Roma, with Roma’ in concrete activiteiten om te zetten? Hoe wilt u de blijvende achterstelling van deze bevolkingsgroep op de woningmarkt en de arbeidsmarkt aanpakken? Meent u dat het noodzakelijk is nog bijkomende gerichte acties te ondernemen op het gebied van de toeleiding van Roma naar het inburgeringstraject en de organisatie van een traject op maat van deze bevolkingsgroep? Dit zijn twee acties uit het MOE-actieplan. Heeft het overleg met de landen van herkomst in functie van de verbetering van de positie van de Romabevolking reeds positieve resultaten opgeleverd? Welke initiatieven neemt u verder om uitvoering te geven aan de acties uit het actieplan MOE-migranten, die specifiek betrekking hebben op Roma?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, het antidiscriminatieprogramma ‘For Roma, with Roma’ werd actief bekendgemaakt, in brede zin bijvoorbeeld via de nieuwsbrief van het Agentschap Integratie en Inburgering naar relevante organisaties, voorzieningen, lokale besturen, maar ook heel gericht door bijvoorbeeld aan het Departement Onderwijs en Vorming te vragen om de schooltekenwedstrijd binnen de onderwijssector te verspreiden. Ook het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media heeft informatie verspreid over de ‘media seminars’ die worden georganiseerd voor journalisten over discriminatie van Roma. Het departement zal dit opnemen in zijn communicatiekanalen. U hebt zelf verwezen naar het twinning-programma dat gericht was naar lokale besturen. Twaalf Europese landen hebben daaraan deelgenomen. Voor Vlaanderen was dat de stad Gent. In Frankrijk was het Straatsburg en in Italië was het Bologna. Alle aanbevelingen van de Europese Commissie zijn dus opgenomen in het beleid, zowel via de departementen als via de lokale besturen.
Het is alvast mijn mening – en ik hoop dat u ze deelt – dat de integratie van een deel van de Roma – en ik wil niet alle Roma over dezelfde kam scheren – niet echt vlot verloopt. We weten allemaal dat binnen de Romagemeenschap een beetje de cultuur heerst om kinderen ofwel niet ofwel veel te laat naar school te sturen.
We weten ook dat het niet gemakkelijk is voor de Roma om werk te vinden. En we weten ook dat ze een klein beetje weigerachtig staan tegenover de gezondheidszorg die in Vlaanderen wordt aangeboden. Die is absoluut toegankelijk voor de Roma, maar het is heel moeilijk om ze naar een goede gezondheidszorg te leiden.
Ik geef u mee, mijnheer Kennes, dat het integratiebeleid inclusief is. Het moet de bedoeling zijn dat het aanbod toegankelijk is voor iedereen, ook voor de Roma. Dit is voor mij heel duidelijk. Ik wil afstappen van het ontwikkelen van een integratiebeleid per categorie; we moeten dit veel meer horizontaal aanpakken.
Horizontaal wil natuurlijk zeggen dat het de verantwoordelijkheid betreft van meer dan één minister: de ministers van Onderwijs, van Cultuur, van Werk, en vanuit stedenbeleid ben ik zelf natuurlijk ook betrokken.
In de vorige legislatuur werden in het licht van het stedenbeleid door mijn voorgangster de zogenaamde projecten van buurtstewards opgezet. Het ging om 800.000 euro dat werd verdeeld over Gent, Antwerpen, Sint-Niklaas en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). De buurtstewards werden ingezet om een brug te slaan tussen de doelgroep en de reguliere voorzieningen.
Voor werk werden in het licht van het ESF-programma 2014-2020 (Europees Sociaal Fonds) subsidies verleend aan projecten die Roma begeleiden in functie van tewerkstelling. Ze zijn van start gegaan in september 2015. Wat betreft de andere concrete vragen over de tewerkstelling van de specifieke groep Roma, raad ik u aan om ze te stellen aan minister Muyters, want hij zal u wellicht veel meer informatie kunnen geven.
U vraagt of ik het noodzakelijk vind om nog bijkomende gerichte acties te ondernemen ten aanzien van de Roma op het gebied van toeleiding van inburgering. Voor een goed begrip wijs ik nogmaals op het verschil tussen verplichte en vrijwillige inburgering – maar u kent dat, want u bent heel frequent aanwezig in deze commissie. De niet-EU-burgers – dat zijn bijvoorbeeld Roma die afkomstig zijn uit voormalig Joegoslavië – zijn verplichte inburgeraars. Ze volgen sowieso een inburgeringstraject. Er zijn ook heel wat Roma afkomstig van Europese landen zoals Roemenië, Slovakije en zo meer. Zij kunnen niet verplicht worden om een inburgeringstraject te volgen. In 2015 zijn er 3377 zogenaamde MOE-migranten, migranten uit Midden- en Oost-Europese landen, vrijwillig gestart aan een inburgeringstraject. Zoals u al aangaf, kan ik inderdaad niet zeggen hoeveel ervan Roma zijn. Dat is inderdaad geen nationaliteit, maar veeleer een etnisch begrip. Ik vind het alvast goed dat er onder de MOE-migranten toch 3377 mensen vrijwillig in een inburgeringstraject zijn gestapt.
In sommige regio’s in Vlaanderen met een grotere instroom van EU-burgers, zowel Roma als niet-Roma, want ook hier kan ik het onderscheid niet maken, zijn specifieke wervingsacties ondernomen om deze mensen toe te leiden naar het inburgeringsaanbod. Sommige steden organiseren specifieke infosessies Maatschappelijke Oriëntatie op locatie voor Roma. Bijvoorbeeld IN-Gent, het Gentse Agentschap Integratie en Inburgering, gaat actief op zoek naar Roma-sleutelfiguren en zelforganisaties om hen te overtuigen van de zin van het inburgeringstraject. Gent heeft ook een permanent overlegcomité met betrekking tot de Roma. Het bestaat uit verschillende betrokken stadsdiensten, organisaties, politie en het OCMW om de vinger aan de pols te houden en om heel kort op de bal te kunnen spelen. In Antwerpen werd een beleid ontwikkeld om Roma naar vrijwillige inburgering te leiden. De anderen zijn sowieso verplicht. Dat gebeurt vooral door de werkwinkels en het OCMW, maar in het vreemdelingenloket in Antwerpen is er een loket waar de mensen van Inburgering elke dag actief zijn om mensen die niet verplicht kunnen worden, toch te overtuigen van het nut van vrijwillige inburgering.
In het kader dat we hebben en waarbinnen we moeten functioneren, namelijk dat we de EU-onderdanen niet kunnen verplichten, doen we alles wat we moeten doen. Uiteraard zullen de agentschappen de inspanningen voortzetten om vrijwillige inburgeraars te werven en trajecten op maat aan te bieden. Ik heb daarover geen tegenstrijdige signalen vernomen.
U vroeg ook of het overleg met de landen van herkomst in functie van de verbetering van de positie van de Romabevolking reeds positieve resultaten heeft opgeleverd. Het is inderdaad zo dat mijn voorganger, Geert Bourgeois, in 2013 inderdaad overleg had met onder meer de ambassadeur van Roemenië. Tijdens die gelegenheid heeft de minister-president beklemtoond dat de integratie van MOE-migranten in Vlaanderen niet zo vlot verloopt en dat dit Vlaanderen en sommige lokale besturen voor grote uitdagingen stelt. Hij heeft in dat overleg ook benadrukt dat het belangrijk is dat ook MOE-migranten worden overtuigd van het nut van inburgering. Hij heeft er ook op gehamerd dat landen zoals Roemenië zelf ook de nodige inspanningen moeten doen om de socio-economische integratie van Roma in hun land te verbeteren.
Ondanks het toch wel vruchtbare gesprek in 2013 en ondanks alle inspanningen van de Europese Commissie, ook financiële, worden we nog steeds met grote uitdagingen geconfronteerd. Vanuit Vlaanderen zijn we natuurlijk beperkt in onze mogelijkheden om invloed te kunnen uitoefenen op de landen van herkomst. Het lijkt me een problematiek die een Europese aanpak vergt. Europa moet de herkomstlanden onder druk zetten om ervoor te zorgen dat ze met de Europese middelen die hiervoor ter beschikking worden gesteld, de levensomstandigheden en de integratie van de Roma ter plaatse aanpakken.
Vandaag kunnen we jammer genoeg vaststellen dat de Oost-Europese lidstaten onvoldoende gebruikmaken van de beschikbare Europese fondsen om de Roma te integreren. Onderzoek heeft uitgewezen dat er zelfs lidstaten met veel Roma-inwoners zijn die het minst gebruikmaken van de Europese structuurfondsen. Dat is jammer, want we merken dat een groot deel van de Roma met wie we in Vlaanderen worden geconfronteerd, analfabeet is. En dat is nog niet alles. Ze kunnen niet enkel niet lezen of schrijven, maar vaak kunnen ze ook niet praten. Dan is het jammer dat Oost-Europese lidstaten veel te weinig gebruik maken van de beschikbare Europese middelen om de Roma in hun land van herkomst te integreren en ervoor te zorgen dat, als ze dan emigreren, niet langer analfabeet zijn – wat hun kansen hier natuurlijk ook hypothekeert – maar ook kunnen spreken. Dat is toch ook belangrijk om in een ander land te kunnen integreren.
Zeer jammer is ook dat er misbruiken zijn vastgesteld en dat de Europese Commissie heeft moeten concluderen dat het geld van de Europese structuurfondsen vaak niet wordt aangewend voor de doeleinden waarvoor het bedoeld is en dus niet in de Roma worden geïnvesteerd. Dat is zeer jammer, maar het is natuurlijk wel de Europese Commissie die deze misbruiken moet detecteren en aanpakken. Vanuit Vlaanderen kan ik daar weinig aan doen, behalve het ontzettend betreuren.
Tot slot vroeg u nog welke initiatieven ik nog zal nemen om het actieplan MOE-migranten uit te voeren, mijnheer Kennes. We willen niet langer iedereen in een bepaalde categorie stoppen en zo benaderen. We willen maximaal inzetten op een inclusief integratiebeleid. We gaan geen apart actieplan voor Roma meer uitwerken. We nemen deze mensen uiteraard wel inclusief mee bij de opmaak van het horizontaal integratiebeleidsplan. In dat kader moeten alle betrokken collega-ministers dan binnen hun bevoegdheden inspanningen leveren om de doelgroep te bereiken. Het definitief horizontaal integratiebeleidsplan wordt verwacht in mei 2016. Het heeft een beetje vertraging opgelopen omdat de leidend ambtenaar jammer genoeg lange tijd out is geweest. Nu is ze terug. Binnenkort mogen we een eerste versie van het plan verwachten en in mei kan deze commissie er misschien al over discussiëren.
Ik kan u ook nog meegeven dat het Agentschap Integratie en Inburgering het ondersteuningsaanbod voor MOE-migratie zal voortzetten, bijvoorbeeld door ondersteuning en begeleiding van lokale besturen, organisaties en voorzieningen die een Romabeleid willen voeren, onder andere door het inzetten van brugfiguren. Het agentschap heeft ook een helpdesk rond MOE-migratie.
In het kader van de Europese Commissie kan ik nog volgende initiatieven vermelden. Vlaanderen maakt deel uit van het Nationaal Roma Contactpunt, gecoördineerd door de POD Maatschappelijke Integratie, een federale overheidsdienst dus. Het Nationaal Roma Contactpunt staat in voor de opmaak, de rapportage en de bijsturing van de nationale strategie voor de integratie van Roma, die aan de Europese Commissie moet worden bezorgd. In 2013 werd een Belgisch Nationaal Roma Contactpunt gevormd en nog dit jaar zal bijsturing daarvan worden opgestart, in samenwerking met de stakeholders van het middenveld, via het nog op te richten Nationaal Roma Platform. Ook hier ligt het initiatief bij de federale collega Borsus, die bevoegd is voor de POD Maatschappelijke Integratie.
De heer Kennes heeft het woord.
Hartelijk dank, minister, voor het uitgebreide antwoord met heel wat feitelijke informatie over de initiatieven die Vlaanderen de afgelopen jaren heeft genomen en op het ogenblik nog neemt. In 2013 waren de Roma een hot topic en nam onder anderen minister Bourgeois inderdaad contact met enkele landen in Oost- en Centraal-Europa om hen erop te wijzen dat we hier wel bepaalde problemen kunnen aanpakken, maar dat bepaalde situaties ginds de mensen net deden vertrekken.
Ik begrijp de bezorgdheid om de integratie inclusief te maken, maar de groep waarover we spreken, staat soms weigerachtig tegenover bepaalde voorzieningen, die absoluut wel voor hen open staan. Daarover bestaat geen twijfel, maar Roma aarzelen nogal eens om de stap naar die voorzieningen te zetten. Behalve voor de horizontale integratie, waarbij inderdaad veel ministers betrokken zijn, moeten we ook daarvoor aandacht hebben. Er zijn groepen de gemakkelijker de weg vinden naar onderwijs, gezondheidszorg, integratie en allerlei andere initiatieven dan de Roma, van wie we historisch vaststellen dat ze minder spontaan de weg vinden. Voor hen is er een blijvende nood om drempels weg te werken en hen in die richting te laten evolueren. Het is ook goed dat steden die specifiek met een grotere groep Roma worden geconfronteerd, zoals Antwerpen en Gent, daarop extra inzetten. Dat blijkt ook uit het overzicht dat u hebt gegeven. Actieve toeleiding naar inburgering, veel overleg enzovoort, het lijkt me allemaal heel terecht.
Ik ben ten slotte ook tevreden te horen dat Vlaanderen eveneens een rol speelt in de bestaande Europese initiatieven. Als andere landen dat niet doen, kunnen we dat alleen maar betreuren. We hebben niet zo veel hefbomen om hen op andere gedachten te brengen. Bepaalde ontwikkelingen in Centraal- en Oost-Europa zijn ook zorgwekkend. De Roma zijn met bepaalde evoluties waarschijnlijk ook niet gelukkig, maar wij hebben daar natuurlijk minder impact op.
Globaal ben ik tevreden met het uitgebreide antwoord en ik wil u daarvoor bedanken, minister.
Minister Homans heeft het woord.
Ik dank de heer Kennes voor zijn positieve repliek. Meer zelfs, ik geef hem een nieuwtje mee. Hij kent het project van de buurtstewards. Het werd geïnitieerd in 2012, maar toen werd met de drie lokale besturen en de VGC afgesproken dat de subsidiëring van 800.000 euro in augustus 2016 zou worden beëindigd. De bedoeling was het project op te nemen in het regulier beleid. We hebben diverse projecten bezocht, onder meer in Gent, en ik ken de situatie en de problematiek in Antwerpen. Met het oog daarop heb ik beslist het te verlengen, ondanks de eerdere afspraken.
De heer Kennes heeft het woord.
Terreinbezoeken zijn altijd leerrijk. Ik vind het positief dat de minister daaraan conclusies heeft verbonden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.