Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik heb me lang ingehouden. “It takes two to tango.” Dat antwoordde u op 29 oktober van vorig jaar over het afsluiten van een nieuw Damesakkoord. U gaf ook aan het belangrijk te vinden dat deze thematiek regelmatig op de agenda zou worden gezet. U vroeg me om dat te doen, en als u ons zulke dingen vraagt, dan doen we dat.
Collega’s, ik zal de volledige geschiedenis van de problematiek hier niet opnieuw uit de doeken doen, maar ik geef toch nog even de kern van de zaak: het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de wederkerigheid die was ingeschreven in het Herenakkoord van 1991, behouden blijft. Die wederkerigheid tussen Vlaanderen en Nederland bestond erin dat Vlaanderen de kosten draagt voor leerlingen met de Nederlandse nationaliteit die in Vlaanderen schoollopen. Dan hebben we het over zowel het kleuter-, lager en secundair onderwijs als het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs. Ik heb die cijfers in het verleden al opgevraagd: de grootste groep situeert zich in het kleuteronderwijs, het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs. Nederland zou dan de kosten voor Nederlandstalig Onderwijs in het Buitenland (NOB) en de Open Universiteit op zich nemen.
Minister, het oorspronkelijke evenwicht tussen die twee verbintenissen is in de loop der jaren eigenlijk wel zoekgeraakt: Vlaanderen onderwijst steeds meer Nederlandse leerlingen en studenten, terwijl Nederland fors bespaart op zowel NOB als de Open Universiteit. In het verleden zei u dat u uw tanden zou laten zien in deze kwestie. De oorspronkelijke timing voor het Damesakkoord was Pasen, Pasen van vorig jaar welteverstaan. Ondertussen raken die scholen en onderwijsinstellingen in het buitenland die Nederlands geven, steeds meer geïsoleerd. Contracten worden niet verlengd. Je zou kunnen zeggen dat het probleem zich op die manier oplost, maar ik denk dat het probleem alleen maar groter wordt. Met alle respect, ik heb ook de indruk dat u en uw kabinet en de Vlaamse Regering in haar totaliteit, en ook de minister-president, pogingen doen in dit dossier, maar het is overduidelijk dat het probleem eigenlijk aan de andere kant van de Moerdijk ligt. De staatssecretaris heeft dat op een vraag van mij bij de Taalunie ook met zoveel woorden gezegd. Akkoorden zijn er echter uiteraard om te worden gerespecteerd.
Minister, hoeveel contacten zijn er nu eigenlijk concreet sinds oktober 2015 geweest tussen u of uw kabinet en Nederlands minister Bussemaker? Zijn er nu vorderingen in het dossier? Wanneer verwacht u te landen met het Damesakkoord? Welke struikelblokken liggen er eigenlijk nog op tafel?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank u voor de vraag. Dit dossier ligt me ook na aan het hart. We volgen dit nauwgezet op, met de duidelijke ambitie tot een goed akkoord te komen. Zoals u weet, gaat het over de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland op het vlak van onderwijs in het algemeen. Het heeft ook betrekking op de organisatie, toegang en kwaliteit van het onderwijs Nederlandse taal en cultuur in het buitenland.
Ik zie dit akkoord ook als een belangrijke actualisering van de informele afspraken over de wederzijdse mobiliteit van studenten en de gelijke toegang voor Vlaamse kinderen tot het Nederlands onderwijs in het buitenland. Zoals iedereen hier weet, is er een veel grotere stroom van Nederlandse leerlingen en studenten naar Vlaamse scholen en universiteiten dan omgekeerd.
Ik heb collega Bussemaker, de Nederlandse minister van Onderwijs, ontmoet ter gelegenheid van de EU-Raad van de ministers van Onderwijs, op 23 november 2015 en op 24 februari 2016, en in het kader van overleg over de Nederlandse Taalunie. Een laatste gesprek met minister Bussemaker vond plaats op 12 april, aansluitend op de conferentie van de ministers van Onderwijs van de Raad van Europa.
In de tussentijd is er frequent contact, telefonisch en per e-mail, tussen mijn kabinet en het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook onze minister-president heeft contact genomen met Nederlands premier Marc Rutte om dat dossier nog eens onder de aandacht te brengen. Marc Rutte is hier geweest en in de nasleep daarvan heeft de minister-president met hem getelefoneerd. Vervolgens heeft minister Bussemaker met mij gebeld. Het evolueert. We hebben tekstvoorstellen geformuleerd over de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), de digitalisering van het onderwijs en de multilaterale samenwerking, maar eigenlijk vraagt u naar het budgettaire luik.
Mijn belangrijkste bekommernis is de garantie van de kwaliteit en goede toegang tot het Nederlandse onderwijs in het buitenland. Volgens de laatste gegevens volgen 13.499 kinderen lessen van Stichting NOB. 10 procent daarvan heeft de Belgische nationaliteit. De Nederlandse overheid heeft beslist om vanaf 2017 te besparen op de werking van de Stichting NOB. Tot einde 2017 krijgt het Nederlands onderwijs in het buitenland een jaarlijkse subsidie van de Nederlandse overheid van geraamd 13,3 miljoen euro. Die bestaat uit loonkosten en kosten voor kwaliteitszorg en infrastructuur, in totaal 10 miljoen euro. Dat blijft.
Daarnaast is er 3,3 miljoen euro die als subsidie per leerling wordt uitgekeerd aan de scholen. In 2016 is dit 230 euro per leerling. Het is deze 3,3 miljoen euro die men wil besparen. Als we dat omzetten naar het aandeel Vlaamse kinderen – kinderen met de Belgische nationaliteit, ik veronderstel dat het om Vlaamse kinderen gaat, wat evident is als het om lessen Nederlands gaat – dan gaat het over 10 procent. Dat betekent dat het gaat om 330.000 euro. Voor ons is het van belang dat dit engagement, dat niet spectaculair ingrijpend is, dat die leerlinggebonden financiering zich zal uitdrukken naar de Vlaamse leerlingen die les volgen bij NOB.
De minister begrijpt dat en heeft bepaalde kaderengagementen gegeven, die we nu uitwerken. We zijn er nog niet. We hebben opnieuw teksten uitgewisseld. We zijn er op alle punten door, behalve op de wijze waarop het bedrag aan investeringen voor onze Vlaamse kinderen, de werkingsmiddelen, iets meer dan 300.000 euro dus, in de toekomst gegarandeerd verder zal worden ingezet ten bate van dat onderwijs.
Ik kan daar nog geen uitsluitsel over geven omdat er nog geen finaal akkoord is. Dat is geen reden voor mij om op te geven. We werken eraan. Het ligt in Nederland heel moeilijk, om een aantal redenen. In de Kamer heeft minister Bussemaker van niemand steun gekregen. Men wil dat de besparing op die werkingsmiddelen blijft bestaan. Dat maakt het extra moeilijk om voor de Vlaamse kinderen iets te plannen. Ik heb daar enigszins begrip voor, maar verwacht toch dat er een oplossing komt. Ook de minister-president heeft dat nogmaals gezegd aan Mark Rutte.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u zegt dat u vooral op de kwaliteit en de toegang wilt werken, maar we moeten vooral op het aanbod werken. Dat is het budget dat per leerling wordt vrijgegeven. Op dit moment is dat 3,3 miljoen euro, maar daar is al stevig op bespaard. Dat is niet het oorspronkelijke bedrag.
Over Open Universiteit hebt u niets gezegd, maar ook daarop bespaart Nederland. Het was ook een deel van het Herenakkoord. Ik heb er alle begrip voor dat Nederland een budgettair moeilijke situatie kent. We kennen dat in Vlaanderen ook. Nederland beslist eenzijdig om iets te doen aan het Nederlands onderwijs in het buitenland. We kunnen niets doen aan de Nederlandse kinderen op de universiteiten omdat Vlaanderen aan buitenlandse EU-burgers geen andere bedragen kan vragen dan aan onze eigen studenten. Het is jammer dat Nederland dit niet wil zien omdat het belang van Nederlands onderwijs in het buitenland vooral voor onze expats cruciaal is. Daar zit de bottleneck. Als mensen wordt gevraagd naar het buitenland te gaan en ze hebben kinderen, dan is de eerste vraag: wat met die kinderen? En wat als ze na een, twee of drie jaar terugkomen? Kunnen ze dan nog aansluiten in het onderwijs hier?
Minister, we kunnen allerlei maffe dingen bedenken. We verhogen bijvoorbeeld het inschrijvingsgeld in Vlaanderen naar 1890 euro en we geven elke Vlaming een onderwijscheque van 1000 euro. Dan betalen Vlamingen nog altijd hetzelfde bedrag, maar Nederlanders krijgen de onderwijscheque niet omdat ze hier niet wonen, en dus betalen ze wel meer. Ik zeg heel bewust dat dit een maffe manier van werken is, want dat lukt niet.
Nederland is ons buurland en een partnerland. De zaken op de spits drijven, lost meestal niets op. Ik maak me wel zorgen dat we in een scenario van doodbloeden zijn terechtgekomen. Als de besparing in 2017 doorgaat, zal er inderdaad minder aanbod zijn en zullen er minder leerlingen zijn. Men zal dan zeggen dat het probleem is opgelost en dat we niet zo veel plaats meer nodig hebben omdat er niet zo veel leerlingen zijn. Dat is natuurlijk een omgekeerde redenering. Ik zou dat zeer betreuren.
Ook wat de Open Universiteit betreft, is er een samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Ik begrijp dat u en de minister-president hierop inzetten en ben u daarvoor dankbaar. Maar als we vanuit het parlement ondersteuning kunnen bieden om dit dossier vlot te krijgen, verneem ik dat graag, minister. Dit is echt pijnlijk voor alle expats en anderen die werken aan dit dossier. Ook ‘Vlamingen in de Wereld’ signaleert dat heel veel vragen daarover gaan. Het zet ons vast in onze export en expats die daar zitten.
Ik moet het de collega’s hier niet uitleggen. België heeft een export van 83 procent. Als wij geen Vlamingen hebben op die buitenlandse beslissingscentra van bedrijven, dan maak ik mij zorgen waar die bedrijven naartoe zullen gaan.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, die 10 miljoen euro blijft natuurlijk wel behouden. Het gaat hier over een leerlinggebonden financiering van 230 euro per leerling. Ik begrijp dat u het wat scherp stelt. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Dat is misschien wel waar. Wij doen soms ook besparingen. Wij hebben het inschrijvingsgeld hier verhoogd, maar dat is geen besparing. We vragen gewoon een hogere bijdrage. In dit geval kan het zich ook vertalen in een bijdrage die aan de mensen wordt gevraagd.
Waarin ik uw zorg volledig deel, is dat het aanbod moet blijven bestaan.
En de wederkerigheid.
Daar volg ik u niet helemaal. Wanneer Nederlandse studenten in Vlaanderen komen studeren, dan hebben wij daar ook voordelen van. Ze leven hier, ze verblijven hier en ze verbruiken hier. Ik vind dat je daar niet zomaar een een-op-eenrelatie van kunt maken.
Wanneer er inspanningen kunnen gebeuren om dat geregeld te krijgen, dan is dat geen probleem. Er zit een mogelijkheid in ons hoofd om dat opgelost te krijgen, maar die kost bloed, zweet en tranen door de harde beslissingen die al zijn genomen in Nederland. Zeker de zorg voor het aanbod en de kwaliteit van het Nederlands onderwijs deel ik volledig. Wanneer dat tot gevolg zou hebben dat allerhande vestigingen worden gesloten, dan is dat een zeer groot probleem. Men weet ook in Nederland dat wij dat niet wensen; het is ook niet hun bedoeling.
Er is een stroming waar ik mijn Nederlandse minister-collega over heb horen spreken. Wanneer men in het buitenland is, kan men ook in de gewone scholen daar les volgen. Ook daarover hebben we al vrij fundamentele discussies gevoerd. Wij vinden dat het aanbod moet blijven bestaan en dat men dan nog kan kiezen wat men doet.
We komen van ver en de context om te onderhandelen is niet zo eenvoudig. Het zal wellicht niet de mirakeloplossing zijn die u voor ogen hebt, maar ik hoop toch dat we ook budgettair tot een consensus kunnen komen.
Minister, het is niet dat ik een een-op-eenrelatie wil, maar het gaat wel over 3,3 miljoen euro voor Nederland en 131 miljoen euro voor Vlaanderen. Dat is de scheeftrekking die zich voordoet. Het klopt wanneer u zegt dat de Nederlandse studenten die hier zijn, hier ook bijdragen. Sommigen onder hen blijven hier ook plakken. Ik heb in het verleden ook al gezegd dat die Nederlandse studenten ambassadeurs voor Vlaanderen zijn. In Nederland regelt men iets via een formele brief; in Vlaanderen gebeurt dat informeel met nadien een formele bevestiging. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het om een meerwaarde gaat, maar ik denk dat de scheeftrekking toch heel groot is.
Ik steun u wanneer u zegt dat het aanbod er moet zijn en dat de mensen zelf een bijdrage moeten leveren. Vraag is natuurlijk hoe groot die bijdrage is.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de Open Universiteit. Ik hoop dat u dat nog doet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.