Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, in juli 2014 publiceerde onderzoekster Sophie Degroote een doctoraatsonderzoek in opdracht van de Universiteit Hasselt en de Universiteit Gent over de kennis van studenten en jongeren omtrent seksueel overdraagbare ziektes. Uit de enquête die ze voerde bij 450 studenten, bleek dat die kennis bij heel wat jongeren rond dit thema nog tekortschiet. Hoewel jongeren volgens de studie op bepaalde aspecten wel een goede kennis hebben, bijvoorbeeld over het condoomgebruik, stelde de onderzoekster vast dat zes op de tien ondervraagde studenten onvoldoende geïnformeerd waren over de manier waarop hiv en andere overdraagbare seksuele aandoeningen worden verspreid. Dat alle jongeren vandaag voldoende kennis hebben over algemene informatie, is dus geen vanzelfsprekendheid.
Ouders, familieleden en het onderwijs dragen nochtans de collectieve verantwoordelijkheid om seksualiteit met jongeren te bespreken en hen voldoende te informeren over de risico’s van onveilig vrijen. Tot dit thema behoren uiteraard ook de overdracht van kennis op het vlak van relationele vaardigheden en het bespreekbaar maken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Immers, seksuele opvoeding gaat verder dan enkel informeren over zuivere seksualiteit.
Dat jongeren zelf vragende partij zijn om kennis te vergaren over seksualiteit en relaties, bewijst de populariteit van de jongerenwebsite www.allesoverseks.be en het succes van de informatiecampagnes van Sensoa. Organisaties zoals Sensoa bieden via diverse kanalen aan jongeren de mogelijkheid om er met hun onzekerheden en vragen terecht te kunnen.
Ondanks die waardevolle initiatieven zijn verschillende specialisten ervan overtuigd dat, naast de andere stakeholders, ook het onderwijs nog beter kan doen op het vlak van seksuele en relationele educatie. Zo stelde Sensoa vorige maand via Het Belang van Limburg vast dat er bij veel leerkrachten nog heel wat schroom is om het thema meer bespreekbaar te maken in de klas. Men pleit er dan ook voor om seksuele en relationele vorming uitdrukkelijker aan bod te laten komen tijdens de lerarenopleiding en zelfs structureel in te bedden. Overigens wil de organisatie dat leerkrachten die vandaag voor de klas staan, meer voorbereid worden op vragen die ze van leerlingen kunnen krijgen of beter kunnen inspelen op probleemsituaties die zich op de speelplaats kunnen voordoen.
De vraag is niet nieuw. In het verleden hebben tal van organisaties ook gepleit om seksuele en relationele vorming duidelijker op te nemen in het curriculum van leerlingen, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Op dit moment zijn ‘Relaties en seksualiteit’ en ‘Sociale vaardigheden’ als vakoverschrijdende eindtermen opgenomen in de tweede graad van het secundair onderwijs, hoewel jongeren op die leeftijd in volle ontwikkeling zijn.
Minister, wat is uw visie op de manier waarop het onderwijs vandaag met relationele en seksuele voorlichting moet omgaan? Kan het onderwijs volgens u beter doen?
Wat vindt u van het voorstel van Sensoa om seksuele en relationele vorming nadrukkelijker in te bedden in de lerarenopleiding?
Plant u extra maatregelen om seksuele en relationele voorlichting in het onderwijs te optimaliseren? Waarop zou u willen inzetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik dank u voor deze interessante vraag.
Los van de inhoud van het antwoord wil ik vooraf even verwijzen naar het debat dat we voeren over de eindtermen. Een deel van de vraag die hier voorligt, sluit aan bij de vraag welke keuzes we willen maken rond de eindtermen en welke net niet.
Naar de inhoud van de vraag om uitleg vind ik het belangrijk dat relationele en seksuele vorming op school op een brede en kwaliteitsvolle manier wordt gebracht, zowel vakgebonden als vakoverschrijdend.
Zo plaats je dat bij voorkeur binnen het breder geheel van het gezondheidsbeleid van de school, waar naast educatie ook structurele maatregelen worden genomen, zoals het aanstellen van een aanspreekpunt binnen het schoolteam. Ook linken tussen verschillende dossiers worden zo makkelijker bewaakt. Ik denk bijvoorbeeld aan de link tussen relationele en seksuele vorming en het gedrag op internet. Niet onbelangrijk daarbij, gelet op uw eerdere vraag om uitleg over sexting, worden er ook het best linken gelegd naar diversiteit, vriendschappen en verschillende gezinsvormen.
Leerkrachten moeten hierin ook voldoende geschoold zijn. Dat is net de reden waarom wij initiatieven ondersteunen om zowel leerkrachten als leerkrachten in opleiding te trainen in dit zeer uitdagende thema. Het is ook de reden waarom we vragen dat lesmateriaal voorhanden is bij de pedagogische begeleidingsdiensten of bij organisaties die ondersteund worden door de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld Sensoa. Dat is hier ook al aan bod gekomen.
Wat het voorstel van Sensoa betreft, is het van belang om een onderscheid te maken tussen basiscompetenties en andere competenties. Het is niet mogelijk dat leraren alle kennis, kunde en vaardigheden die we van hen verwachten, bezitten op het einde van de initiële lerarenopleiding. Er kunnen ook binnen de aanvangsbegeleiding en zeker ook binnen de verdere professionalisering van leerkrachten nog elementen aan bod komen. Maar de basiscompetenties moeten uiteraard wel aanwezig zijn. Die basiscompetenties maken deel uit van de huidige opleiding. Het valt namelijk onder de basiscompetentie van de leraar als opvoeder, als het bevorderen van de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen, en ook van de leraar als inhoudelijk expert.
Ik verwijs hierbij naar de conceptnota over de toekomst van de lerarenopleiding die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd op 25 maart. Een van de acties die daarin werden opgenomen, is dat binnen de basiscompetenties duidelijke startcompetenties zullen worden bepaald. We moeten eens bekijken op welke manier we die startcompetenties op dat punt goed kunnen omschrijven.
Plan ik nu extra maatregelen? Ik heb er ook in mijn vorige antwoord op gewezen dat er een samenwerking is met Welzijn, Jeugd en Sport. Zo ontstaat er een platform waarop we onze expertise samen kunnen inzetten.
Uiteraard zullen de eindtermen nog een impact hebben op het antwoord waar de plaats precies is: vakoverschrijdend of vakgebonden, en hoe we dat zullen omschrijven.
Op vraag van het veld wordt er vandaag samen met Sensoa, de onderwijsverstrekkers, de drie ouderkoepelverenigingen en de Vlaamse Scholierenkoepel ook al werk gemaakt van een ‘vlaggensysteem’. Het Sensoa Vlaggensysteem is een methodiek om seksueel gedrag van kinderen en jongeren correct in te schatten en om er gepast op te reageren. Men ervaart dit als een zeer dankbaar instrument om daarmee in de scholen zonder veel extra ondersteuning aan de slag te gaan. Het kan grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken en het geeft de gelegenheid om de onderlinge reacties op elkaar af stemmen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U zult wel gezien hebben dat ik ook in mijn vorige vraag heel veel belang hechtte aan het feit dat het thema relaties en omgaan met seksualiteit in het secundair onderwijs absoluut belangrijk is. Dat heb ik natuurlijk voor een deel vanuit mijn voorgeschiedenis. Ik heb de evolutie gezien, in die zin dat het vanuit loutere kennisoverdracht breder werd getrokken. U geeft zelf ook aan dat dingen die met seksualiteit te maken hebben breder moeten worden benaderd, zowel vakoverschrijdend en – uiteraard – vakgebonden als in samenspraak met andere domeinen.
Het Sensoa Vlaggensysteem moet ik eens bekijken, want het is mij onbekend. Het doet mij wel plezier dat er vanuit meerdere invalshoeken sterk wordt ingezet op seksualiteit en de hele thematiek daarrond.
Minister, het adagium ‘herhaling helpt’ speelt ook hier. Dit is niet iets dat in een bepaald leerjaar of in een bepaalde graad wordt aangeboden. Voor de thematiek van seksualiteit moet het hele secundair onderwijs lang aandacht zijn. Ik sta er nog altijd versteld van hoe zwak de kennis van leerlingen soms is. Ze denken wel dat ze er heel veel van kennen en weten, maar als je er toetsen over laat maken of vragen over stelt, is het toch een ander verhaal. We moeten er dus zeker aandacht voor blijven hebben, zeker ook voor zaken die kunnen worden uitgewisseld op internet en voor dingen die over relaties kunnen worden gezegd en die pestgedrag in de hand werken.
Op basis van uw antwoord kan ik heel tevreden zijn dat er vanuit de overheid wordt gepoogd om zoveel mogelijk structureel te verankeren.
Minister, uit het onderzoek bleek ook dat voor heel wat leerkrachten nog altijd het element schroom speelt. We kunnen hier misschien een beroep doen op senior leerkrachten of mentoren. Misschien kunnen wij die mensen de nodige ondersteuning geven, om het diegenen die zich wat minder geroepen voelen om ermee om te gaan, wat comfortabeler te maken.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik zal het Vlaggensysteem bij het verslag laten voegen. Per leeftijdscategorie van de kinderen beschrijven groene, gele, rode en zwarte vlaggen wat normaal tot eerder afwijkend gedrag is. Het is heel interessant om te lezen, misschien kunt u nog iets bijleren. Het lijkt eenvoudig genoeg om snel dingen bespreekbaar te maken in de scholen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.