Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, tijdens de eerste zitting van dit werkjaar heb ik al een vraag gesteld over de toekomst van de distributienetbeheerders. Dit is een vervolgvraag.
U liet toen weten, minister, dat er in de sector een opening werd gemaakt voor het aandeelhouderschap door private partners. U gaf toen ook aan dat dit aandeelhouderschap aan bepaalde voorwaarden onderworpen zou moeten zijn: de private deelnemers mogen geen controlerende of blokkerende macht uitoefenen in een intergemeentelijk samenwerkingsverband, de private partners kunnen geen beslissende invloed uitoefenen op de vereniging en de participerende private partner mag geen belangen hebben in de deelsectoren energieproductie en energielevering.
Ondertussen zijn er aantal maanden verstreken en is er al heel wat gebeurd, zeker achter de schermen. Zo heeft onder meer Eandis de zoektocht naar een private partner voortgezet. Volgens de laatste stand van zaken, zou onder meer een Chinees staatsbedrijf kans maken om aandeelhouder te worden van de distributienetten van de Eandis-groep. Ik heb begrepen dat de private partner maximaal een minderheidsaandeel van 14 procent zou mogen bezitten.
Minister, ik heb daarbij de volgende vragen. De activiteiten van de netbeheerder kunnen worden beschouwd als een vorm van publieke dienstverlening. Zowel de private partner, die winstgedreven is, als de gemeenten, die een jaarlijks dividend opstrijken, hebben belang bij een goed financieel resultaat van de netbeheerder. Het jaarlijkse dividend kan via de gemeentelijke begroting de gemeenschap nog wel ten goede komen, maar dit geldt in veel mindere mate, of zelfs niet, voor de dividenduitkeringen aan de private partner. De distributiekost die de netbeheerder aanrekent, wordt dan ook een middel om het privaat kapitaal te dienen ten koste van de burgers, voor een publieke dienstverlening. Is het in een context van stijgende distributiekosten nog maatschappelijk aanvaardbaar en verantwoord dat buitenlandse investeerders winst komen maken op onze energiedistributie?
De zoektocht naar extern kapitaal bood mogelijkheden om de burger nauwer te betrekken bij de energietransitie. Het oprichten van een coöperatief fonds of het openen van een obligatielening waarop burgers kunnen intekenen, zouden alternatieve financieringspistes kunnen zijn. Dat de mogelijke winsten van de distributienetbeheerder zo niet naar het buitenland vloeien, is daarbij een extra troef. Werden er alternatieve financieringspistes in overweging genomen, bijvoorbeeld de oprichting van een coöperatief fonds, zoals dat in Hamburg gebeurde, of de uitgifte van een obligatielening? En indien niet, waarom niet?
Indien de gemeenten hun participaties in energieproductie verder afbouwen en ze bij voorrang verkopen aan burgercoöperaties, komen er meer middelen vrij om het net in eigen handen te houden. Welk standpunt neemt u hierover in? Wordt er bij de zoektocht naar private partners geen voorafname gemaakt van de tariefmethodologie die nog niet op punt staat? Moet er geen debat komen over de vraag of intercommunales wel winst moeten maken en hoeveel die dan moet bedragen? Het maatschappelijke debat daarover is blijkbaar al heel lang geleden gevoerd.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Danen, ik zal proberen om zo goed mogelijk te antwoorden, maar de wijze van financiering van een onderneming is natuurlijk de keuze van de onderneming zelf en de aandeelhouders. In dit geval is dat niet Vlaanderen, maar wel de gemeenten. U vraagt bijvoorbeeld naar mijn standpunt over de participaties in de energieproductie van de gemeenten, bijvoorbeeld in Aspiravi of Electrabel. Ik moet daarop antwoorden dat dit afhangt van de intentie van de gemeenten die in de raad van bestuur zitten inzake de distributienettarieven. De gemeenten zijn al aandeelhouder. Bij een aantal vragen moet ik zeggen: over naar de raad van bestuur, waar de politieke beslissingen worden genomen.
Waarom worden ze opengesteld voor een private financiering? De activiteiten van de distributienetbeheerders moeten worden gefinancierd, zowel de taken die verband houden met de distributie van elektriciteit en aardgas, als de openbaredienstverplichtingen die hun worden opgelegd. Daarbij komt dat de transitie naar een energiesysteem met meer decentrale productie bijkomende investeringen vereist. Zoals bij elke onderneming gebeurt de financiering deels met eigen middelen, en deels met vreemd vermogen. Elke onderneming streeft daarbij een ideale verhouding na.
Vandaag stellen we vast dat sommige netbedrijven veel schuld moeten aangaan om deze taken uit te voeren, waardoor hun solvabiliteit in het gedrang komt. In die omstandigheden kan het raadzaam zijn om het eigen vermogen te versterken. Het is altijd een optie om vanuit de bestaande aandeelhouders of vanuit de gemeenten extra eigen vermogen in te brengen. Maar indien die middelen niet door die historische aandeelhouders kunnen worden ingebracht, is het raadzaam om het eigen vermogen te versterken en daarvoor kan gezocht worden naar externe financiering. Dat is wat in het decreet op de Intergemeentelijke Samenwerking op dit moment toelaat, maar inderdaad onder strikte voorwaarden.
Of die investeerders dan uit het buitenland of uit het binnenland komen, maakt vanuit wetgevend oogpunt geen verschil. We kunnen zelfs wettelijk geen verschil opleggen in een geglobaliseerde wereld.
De vergoeding voor het geïnvesteerde kapitaal wordt op een objectieve manier vastgelegd in de tariefmethodologie van de VREG. Die vergoeding moet marktconform zijn, zo niet zullen de investeerders ervoor kiezen om in andere activa te investeren en blijft het probleem van solvabiliteit acuut. Een ondergefinancierd netbedrijf zal zijn investeringen moeten terugschroeven, wat zich dan ook vertaalt in een daling van de kwaliteit van dienstverlening. Onder strikte voorwaarden kan een externe financiering ook een meerwaarde zijn als de bestaande historische aandeelhouders niet in staat zijn om die financiering te geven. Als je het dan zou verbieden voor private partners, zou je zelfs het omgekeerde perverse effect kunnen hebben dat de historische aandeelhouders zeggen dat ze het niet kunnen of willen dragen, of dat het niet hun kerntaak is, waardoor dan de kwaliteit van de dienstverlening in het gedrang komt.
Belangrijk is dat de wijze van financiering van een onderneming de taak is van de onderneming en van de raad van bestuur waarin de overheid via de lokale besturen heel sterk is vertegenwoordigd. Om de huidige rating A1 te behouden, wordt door het ratingbureau Moody’s vooropgesteld dat er voldoende eigen vermogen moet aanwezig zijn bij de DNB’s. Als dan een verhouding wordt gemaakt tussen ‘net debt’s’ en ‘fixed assets’, dan mag dat niet groter zijn dan 70 procent. Door de uitstap van Electrabel uit het kapitaal van de DNB’s is deze verhouding in 2015 gestegen naar 80 procent, dus boven de norm. De oplossing hiervoor is schulden vervangen door eigen vermogen en er op die manier voor zorgen dat de rating van Moody’s op een hoog niveau blijft.
De VREG gaat in haar huidige tariefmethodologie uit van een verhouding eigen vermogen en totaal vermogen van 45 procent. Na de uitstap van Electrabel bedraagt de verhouding eigen vermogen ongeveer 37 procent van het totaal vermogen. Ik spreek nu voor Eandis. Door de VREG wordt dus ook een hoger eigen vermogen vooropgesteld. Door het aantrekken van een private partner wil Eandis ervoor zorgen dat ze voor dat eigen vermogen, dat ze niet altijd bij de historische aandeelhouders kan halen vanwege keuzes van de historische aandeelhouders, nu een andere opportuniteit heeft.
Door de nood aan eigen vermogen zijn een aantal klassieke financieringsvormen op dit ogenblik geen optie. In het verleden zijn er obligatieleningen uitgegeven voor particulieren. Die zijn echter vreemd vermogen. De kostprijs van de financiering is ook vrij hoog, zeker als je het vergelijkt met een obligatie met uitgiftes voor de professionele markt. De klassieke bankfinanciering of een uitgifte van een obligatielening op de professionele markt, is nog steeds een optie, maar niet voor de volledige financieringsbehoefte. Er was en er is dus nog steeds nood aan bijkomend eigen vermogen. Daarom hebben de gemeentelijke aandeelhouders in de distributienetbeheerders van de Eandis-groep in 2015 al bijkomend eigen vermogen ingebracht. De gemeenten hebben dus al een inspanning gedaan. Via de financieringsintercommunales zal in 2016 bijkomend 100 miljoen euro kapitaal worden ingebracht. Dus zowel via de gemeenten als de financieringsintercommunales werden alternatieve pistes effectief aangeboord.
Een coöperatief fonds biedt volgens Eandis in vergelijking met een private aandeelhouder minder stabiliteit. Eandis kiest ervoor om het benodigde eigen vermogen aan te trekken bij één partij, met wie ze een duurzame langetermijnrelatie vooropstelt en bijkomende kennis en competenties in de groep kan inbrengen. Nogmaals, het al dan niet aantrekken van een private aandeelhouder hangt af van de intentie van de gemeenten zelf, dus ook politieke verantwoordelijken, weliswaar niet op het niveau van het Vlaams Parlement of de Kamer maar op het niveau van de gemeentebesturen. Er is heel duidelijk geen voorafname op de tariefmethodologie. Die methodologie zal voor een volgende regulatoire periode vanaf 2017 nog verder worden geconsulteerd door de VREG. Samengevat: wij geven de mogelijkheid en het is aan de gemeenten zelf om de keuze te maken.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben niet helemaal tevreden met uw antwoord. Ik was in het begin helemaal niet tevreden. Er werden me woorden in de mond gelegd waar ik niet echt van houd. Ik ben er natuurlijk van overtuigd dat de DNB’s goed gefinancierd moeten zijn om de dienstverlening optimaal te kunnen uitvoeren. Ik ben daar absoluut van overtuigd. Mijn vraag ging er gewoon over of de mogelijkheid onderzocht was om ook coöperatief kapitaal in te brengen. Ik begrijp van u dat dat inderdaad wel mag, maar dat de distributienetbeheerder daar zelf over beslist.
Via het decreet op de intergemeentelijke samenwerking hebt u wel wat hefbomen in handen. Is dat geen instrument om het coöperatief kapitaal wat meer naar voren te schuiven ten opzichte van ander kapitaal? Ik vind het toch wel belangrijk dat een publieke dienstverlening maximaal in handen blijft van de burgers. Het was voor een groot stuk zo omdat de gemeenten daar inderdaad de voornaamste aandeelhouders van zijn. De winsten gaan terug naar de gemeenten en dus naar de burgers. Het is ook bekend dat de winsten relatief royaal waren. Ik begrijp ook dat als je private aandeelhouders aantrekt, je marktconforme tarieven moet hanteren. Dat begrijp ik natuurlijk allemaal wel. Maar ik vind het dan jammer dat die winst of dat geld naar binnen- of buitenland gaat, en alleszins niet bij de burgers zelf blijft. Ik vind dat een gemiste kans. In Duitsland heeft men dat op veel plekken anders aangepakt. Het lijkt me wel een model waar we met veel interesse naar moeten kijken. Ik zou dat graag mogelijk gemaakt zien.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega Danen, u moet een beetje opletten in uw vraagstelling. Het gaat niet om woorden die iemand in uw mond heeft gelegd, maar u schrijft letterlijk dat de distributiekost die de netbeheerder aanrekent, een middel wordt om privaat kapitaal te dienen ten koste van de burgers. Het klinkt bijna als een communistisch manifest. Dat is natuurlijk manifest onjuist. Het feit dat er net kapitaal geïnvesteerd wordt in de netbeheerders, is niet ten koste van de burgers, maar ten dienste van de burgers. U weet net als ik dat het netbeheer voor een enorme uitdaging staat, getransformeerd moet worden naar een decentraal model, dat er over capaciteit nog veel discussies zijn en dat het net ook redelijk verouderd dreigt te geraken.
De minister heeft terecht het volgende aangehaald: ofwel doen de gemeenten afstand van hun dividend of dragen ze bij uit hun begroting, ofwel is er extern kapitaal. De mogelijkheid is gecreëerd in het decreet. Er is inderdaad niet gekozen om restrictief te bepalen op welke manier het kapitaal moet worden opgehaald. Het lijkt me eerlijk gezegd ook een enorme uitdaging om zo’n kapitaal op te halen via coöperatieve constructies. Het moet duurzaam gebeuren zodat niet vandaag iedereen enthousiast is en er massaal op intekent, maar volgend jaar dan weer weg is en het kapitaal uit eigen vermogen opnieuw wordt gereduceerd. Het belangrijkste is dat een kapitaalinjectie een langetermijnperspectief biedt, zodat ook de investeringen langetermijninvesteringen zijn.
U hebt ook de bezorgdheid geuit over de tariefmethodologie. Het is interessanter om na te gaan hoe we de lokale overheden in de toekomst nauwer kunnen betrekken bij het strategisch bepalen van investeringen voor hun lokale netten. Vandaag zitten de gemeenten in de raad van bestuur van de netbeheerders. Ze houden de touwtjes dus wel in handen. De minister verwees naar de expertise die wordt aangetrokken. Een aantal raden van bestuur kunnen best wel zo’n schokje gebruiken om een frisse blik te krijgen op de zaak. Ik zit ook in de raad van bestuur van een netbeheerder, en je kijkt daarnaar met een bril vanuit de politiek. Het is nuttig om daar af en toe iemand te hebben die daarnaartoe kijkt met de bril vanuit een bedrijf. Hoe kan dit bedrijf gezond zijn? Hoe kunnen investeringen gebeuren en hoe kunnen we ervoor zorgen dat het bedrijf op lange termijn niet failliet gaat?
Uw bezorgdheid over de tarieven kan ik ergens wel begrijpen. Mochten de tarieven niet gereguleerd zijn, dan zou door de privéaandeelhouders een soort druk kunnen worden uitgeoefend om vooral de winst te maximaliseren en niet de dienstverlening aan het brede publiek. In dezen gaat het over een gereguleerde sector. De privéaandeelhouder kan nooit een blokkeringsminderheid krijgen. Het gaat om participaties die nooit meer dan 24,9 procent mogen zijn. De tarieven zijn gereguleerd, dus ook de winst die het bedrijf kan maken. Het gaat met andere woorden niet over volatiele vergoedingen of bedrijfswinsten, maar over een zeer stabiele, laagrentende vergoeding voor ingebracht kapitaal dat maximaal verankerd is in het bedrijf doordat het een aandeelhouderschap is en geen obligatielening. De opening die wordt gelaten, is de juiste. Ik zou er u bijzonder voor hoeden om het inschakelen van privékapitaal in publieke dienstverlening niet altijd ten koste van de burger te willen suggereren.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Op dit moment vindt elders in het gebouw een persconferentie plaats waar de Bond Beter Leefmilieu een aantal aanbevelingen presenteert voor de weg naar honderd procent hernieuwbare energie. Een van grootste uitdagingen die zij detecteren, is de uitbouw van een netbeheer dat is aangepast in functie van die doelstelling. Het netbeheer is bijzonder belangrijk in het kader van de decentrale productie die samengaat met meer hernieuwbare energie.
Lokale besturen zijn ideale partners en staan garant voor een bottom-upbenadering om de decentrale productie mee vorm te geven. Decentrale productie en het uitdenken en uitwerken van een nieuwe manier van netbeheer vergt heel wat middelen. Op dit moment kunnen we niet verwachten dat de belastingbetaler dit eenzijdig blijft ophoesten. We ondersteunen zeker het idee om een private partner aan te trekken om kapitaal te injecteren in het net noodzakelijk voor de investeringen voor de uitbouw van hernieuwbare energie. Door de regulering die we decretaal hebben vastgelegd, is er een garantie dat er geen overwinsten naar het buitenland vloeien en dat er geen misbruik is van de positie van de private partner.
We ondersteunen dus de zoektocht naar een private partner waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat het liefst niet gaat om een louter financiële partner, maar ook een partner met knowhow op het terrein van netbeheer. Op die manier kan de positie van de Vlaamse netbeheerder, Eandis in dit geval, versterkt worden.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het beste voorbeeld is dat een van twee netbeheerders de ambitie heeft om een private partner aan te trekken en de andere niet. Het is een mogelijkheid en geen verplichting.
U hebt het over het decreet Intergemeentelijke Samenwerking, maar daar verwijs ik u door naar minister Homans. Zij is daarvoor bevoegd. Ik heb opgelijst wat Eandis mij op dit ogenblik als informatie heeft gegeven en wat hun beweegredenen zijn om er voor open te staan.
Ik ben het eens met de heer Schiltz dat het een zeer gereguleerde markt is. Het kan niet de bedoeling zijn om privaat kapitaal te investeren in onze infrastructuur met als doel grote winstmarges. Daarvoor hebben we ook een onafhankelijke regulator die nog altijd facturen moet erkennen die ingediend worden om te verwerken in de prijzen en de tarieven.
De heer Danen heeft het woord.
Natuurlijk erken ik dat de distributienetbeheerders voor heel zware uitdagingen staan. Daarvoor hebben ze een stevige, solide financiële basis nodig.
Ik ben de eerste om dat te erkennen. Ik zou het evenwel ook een goed idee vinden als men ook coöperatief kapitaal zou accepteren. Ik begrijp natuurlijk dat men de keuzevrijheid moeten hebben, maar ik zet me wat af tegen de idee dat coöperatief kapitaal per definitie minder stabiel is.
Dat is niet mijn persoonlijke mening, maar wel de reden waarom Eandis het idee niet heeft in overweging heeft genomen. Eandis gaat voor een privépartner waarmee een langetermijnrelatie kan worden aangegaan. Die kan, zoals de heer Bothuyne zei, externe expertise inbrengen. Volgens Eandis is coöperatief kapitaal minder stabiel.
De raden van bestuur en de aandeelhoudersvergaderingen moeten dat bespreken, maar ik ben het daar absoluut niet mee eens. Ook een externe partner die denkt elders meer geld te kunnen verdienen, zal snel vertrekken. Stabiliteit is minstens zo goed als bij andere financiële partners. Dat wou ik toch nog even inbrengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.