Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, tien moslimorganisaties hebben u opnieuw gedagvaard wegens het verbod op onverdoofd slachten op tijdelijke slachtvloeren. De aanklagers eisen dat het verbod wordt ingetrokken en vragen elk een vergoeding van 1000 euro. Eerder was al een kortgedingprocedure ingesteld omdat het verbod in strijd zou zijn met de godsdienstvrijheid. Hun eis werd echter in september 2015 afgewezen. De nieuwe zaak werd op 19 februari bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel ingeleid. In afwachting van een eindvonnis pleiten de organisaties voor een voorlopige beslissing van de rechtbank opdat de betrokken gemeenten tegen ten laatste 15 augustus weten waar ze aan toe zijn. Dat is volgens hen nodig om chaos, rechtsonzekerheid en schade tijdens het Offerfeest te vermijden. Minister, u reageerde daarop in de pers met te zeggen dat ‘Vlaamse culturele tradities’, zoals zij het zeggen, niet kunnen worden verdedigd. Dit werd door de moslims niet in dank aanvaard.
Uw beslissing ligt volledig in de lijn van de Europese regelgeving, die duidelijk stelt dat er op tijdelijke slachtvloeren geen onverdoofde slachtingen mogen gebeuren. Wij trekken dat uiteraard niet in twijfel. Het gaat over de dialoog met de moslimgemeenschappen en het feit dat er toch voldoende overleg moet zijn.
Vorig jaar werd er vanuit de moslimorganisaties zelf gecommuniceerd dat moslims voor één keer geen slachting hoefden te doen, waardoor het gevreesde capaciteitsprobleem er niet is gekomen. Het is wel belangrijk om te weten wat er het komende Offerfeest zal gebeuren.
Bij de hoorzittingen had de Moslimexecutieve ervoor geopteerd om een administratief verantwoordelijke af te vaardigen, wat heel jammer was, die geen bevoegdheid had om inhoudelijke verduidelijkingen te geven. Daardoor kom ik nu opnieuw bij u terecht. Ik zou graag verduidelijkt zien hoe het overleg met de Moslimexecutieve nu verloopt. Het is heel belangrijk om te weten waar we staan. Uit het feit dat er niemand aanwezig was, bleek toch opnieuw hoe verzuurd de relatie is tussen u, minister, en de moslimgemeenschap. Ik had alleszins die indruk.
Minister, hoe is het overleg met de moslimorganisaties over het verbod op onverdoofd slachten op tijdelijke slachtvloeren de afgelopen maanden geëvolueerd? Hoe vaak werd er overlegd en wat waren de resultaten? Waren er tijdens het overleg indicaties of concrete aanleidingen dat de moslimorganisaties van plan waren om opnieuw naar de rechter te trekken? Zijn er indicaties dat de moslimorganisaties dit jaar niet meer zullen oproepen om niet te slachten? Zo ja, welke problemen dreigen zich dan te stellen en hoe zult u die ondervangen? Wat zult u ondernemen om de dialoog met de moslimorganisaties opnieuw vlot te trekken?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, in december 2015 heb ik een uitnodiging voor overleg gestuurd naar acht overkoepelende verenigingen van zowel de Marokkaanse als de Turkse gemeenschap. Vier verenigingen hebben daar positief op gereageerd, één vereniging heeft zich verontschuldigd en drie verenigingen hebben niet gereageerd. Daags voor het eerste geplande overleg stuurde de raadsman van de betrokken verenigingen echter een brief met de vraag om het overleg uit te stellen. Ik kon natuurlijk niet anders dan dat ook effectief te doen. Het overleg werd hierop uitgesteld naar maandag 8 februari ‘s avonds. Op het overleg waren zes vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap en hun raadsman aanwezig. Die raadsman heeft het gros van de tijd gesproken en hij deelde mee dat een dagvaarding betekend werd. Deze dagvaarding bleek op vrijdag 5 februari om 18 uur betekend te zijn aan het kabinet van de minister-president. Natuurlijk sta ik open voor elk constructief overleg om tot een zo goed mogelijke oplossing te komen binnen het reglementaire kader. Een dagvaarding sturen één werkdag voor een gepland overleg, lijkt mij niet de meest constructieve opstelling. Daarnaast werd snel duidelijk dat de deelnemers aan het overleg enkel een terugkeer naar het onverdoofd slachten op tijdelijke slachtvloeren als optie zien. We hebben verschillende opties besproken, maar er werd steeds negatief op gereageerd.
Ik blijf openstaan voor elk verder constructief overleg. Een basisvereiste hiervoor is natuurlijk wel dat iedereen rond de tafel bereid is om het reglementair kader te respecteren, een kader waarover we het in deze commissie kamerbreed eens zijn. Alle vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap die hiertoe bereid zijn, zijn en blijven welkom op mijn kabinet.
Zal men opnieuw oproepen om al dan niet te gaan slachten? Men heeft mij alleszins de indruk gegeven dat men dat niet van plan was. In 2015 werd die oproep slechts drie weken voor het Offerfeest gelanceerd.
In verschillende provincies is het overleg tussen alle betrokken partijen opgestart om het Offerfeest ook in 2016 praktisch te organiseren. Waar dat gevraagd wordt, is dat met betrokkenheid van medewerkers van mijn kabinet.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik vind uw houding zeer positief omdat u blijft openstaan voor overleg met de moslimgemeenschap. Dat is de juiste manier.
U hebt het verloop van het overleg tot in detail geschetst. Een terugkeer naar de vroegere situatie is voor ons – ik ben daar altijd duidelijk over geweest – ook geen optie. Als dat hun enige optie was tijdens het overleg, zijn we zeker bondgenoten. Het is belangrijk dat u blijft openstaan voor dialoog. In het verleden zaten we op dat punt op een andere golflengte. Het is goed dat u nog steeds een constructief overleg wilt.
U kreeg de indruk dat men de oproep om niet te slachten niet zou herhalen. Dat is niet zo’n goed nieuws. We hadden het liever anders gehad. Vorige keer vreesden we voor een capaciteitsprobleem. Het is goed dat het overleg in de provincies al is opgestart. Er is inderdaad nog heel veel werk aan de winkel om het capaciteitsprobleem in september 2016 te ondervangen. Ik hoop dat u daar voldoende zult ondernemen en dat u dat zeer goed opvolgt. De vrees die ik altijd gehad heb, blijft natuurlijk. Met de indruk die u kreeg, is mijn vrees niet weggenomen. Ik hoop – ik vraag – dat u alles zult inzetten om het capaciteitsprobleem zo goed mogelijk te ondervangen.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, ik had een heel betoog uitgewerkt naar aanleiding van uw vraag om uitleg, maar ik ben zeer tevreden met uw repliek. U zegt dat er geen enkel discussiepunt is, dat we op dezelfde lijn zitten. Als het terugdraaien van de beslissing het enige argument is van de Moslimexecutieve om rond de tafel te gaan zitten, hoeft het voor u ook niet. Ik kan enkel maar tevreden zijn dat we daar allemaal aan dezelfde kant staan.
Als men op vrijdag een dagvaarding stuurt als er op maandag een overleg gepland is, dan is er voor mij geen sprake meer van overleg, dan komt men enkel de dagvaarding nog eens toelichten. Minister, u bent geduldig geweest. U bent nog altijd zeer geduldig. U laat bijna met de glimlach met uw voeten spelen, als ik het zo mag zeggen, door de Moslimexecutieve.
Wat mij betreft – maar dat is mijn persoonlijk standpunt, na wat we allemaal gezien en gehoord hebben – hoeft dat overleg zelfs niet meer. U hebt allemaal de hoorzitting bijgewoond over de evaluatie van het Offerfeest. De Moslimexecutieve heeft daarop iemand afgevaardigd die niets kwam vertellen en onze vragen niet beantwoordde. We kunnen ons wel indenken dat het overleg op het kabinet met de executieve op zo’n manier verloopt. Ik ben zeer blij dat we daar op dezelfde lijn zitten.
De heer Sanctorum heeft het woord.
In deze commissie pleiten we altijd voor overleg, ook vanuit mijn fractie. Nu kunnen we ons inderdaad niet van de indruk ontdoen dat het overleg niet altijd serieus wordt genomen door de mogelijke partners. We hebben in het verleden een kritische houding aangenomen ten opzichte van de minister.
We hebben u gevraagd wanneer het overleg heeft plaatsgevonden. U hebt daar uitgebreid op geantwoord. In dezen hebben de moslimorganisaties ook een grote verantwoordelijkheid. Zoals de heer Engelbosch zei, hebben we gezien dat de Moslimexecutieve eigenlijk afwezig was op de hoorzitting in het Vlaams Parlement. Ik vind dat zeer straf. Als het parlement de moslimorganisatie bij uitstek uitnodigt, en die stuurt haar kat, dan neem ik daar echt aanstoot aan.
Als de moslimorganisaties naar de rechter stappen, van alles ondernemen om het overleg uit te stellen, en dan nog snel een dagvaarding versturen vóór het overleg, dan nemen ze het overleg niet serieus. Ik betreur dat ten zeerste.
Minister, ik ben blij om te vernemen dat u halsstarrig op dat overleg wilt blijven inzetten. Alles wat we al meegemaakt en gehoord hebben, moeten we allemaal op onze manier interpreteren, maar iedereen heeft ook zijn en haar verantwoordelijkheid. Ook als overheid hebben we onze verantwoordelijkheid. Ik ben dan ook blij dat we blijven openstaan voor overleg en erop blijven inzetten. Ik ben ervan overtuigd dat wij in dezen maximaal de rol van bruggenbouwer moeten blijven invullen, niet polariserend werken, maar effectief tot oplossingen komen, ook al is de oplossing en de weg ernaartoe bijzonder moeilijk. Ik heb begrepen dat u wilt blijven inzetten op dat overleg, in welke moeilijke wateren het zich ook zou bevinden.
Anderzijds is er wel een dagvaarding, minister. Ik stel mij de vraag hoe het dan zit met de timing en het debat, ook in aanloop naar het toekomstige Offerfeest. We proberen om naar oplossingen te gaan, ook inzake de capaciteit en dergelijke meer, maar zo’n dagvaarding fietst daar dan even tussendoor. Ik ben dan ook benieuwd naar de timing, en hoe het overleg en het zoeken naar oplossingen daardoor doorkruist kan worden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog even verduidelijken dat bij de verenigingen die ik op die vergadering heb ontvangen, de Moslimexecutieve niet vertegenwoordigd was. Dat was ook uitdrukkelijk de vraag van de betrokken organisaties. Het gaat concreet over die organisaties die vorig jaar aanklaagden dat ze niet gehoord waren en die stelden dat ze zich zeer constructief zouden opstellen als ze gehoord zouden worden. Daarom heb ik mijn oproep ook in eerste instantie tot hen gericht. Aanvankelijk had ik hen apart gevraagd, vervolgens wilden ze dat samen. Dan is er nog wat andere communicatie aan voorafgegaan. Uiteindelijk heb ik hen dan ontmoet in februari.
Ik heb ook de Moslimexecutieve gevraagd om nog eens te praten, maar daar heeft men laten weten dat men op die vraag zou antwoorden. Men heeft dus geantwoord dat men zou antwoorden.
Wat wel belangrijk en heel relevant is, is de timing met betrekking tot de juridische procedure. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat men speciaal gewacht heeft: eerst het uitstellen van het overlegmoment zelve, om vervolgens de vrijdag voor het overleg, dat op maandag zou plaatsvinden, een dagvaarding te laten betekenen, een dagvaarding die luidens eerdere communicatie eigenlijk al in augustus of september bestond. Men stuurt daarbij dan uitdrukkelijk aan op voorlopige maatregelen en een tussenvonnis. Ondertussen is de zaak op 19 februari ingeleid bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel. Men vraagt ook expliciet om ten laatste tegen 15 augustus een voorlopige beslissing van de rechtbank te treffen.
Men creëert via die juridische procedure dus een tijdschaarste. En ik wil niet dat men dan in augustus zal zeggen dat men dan pas duidelijkheid heeft. Voor mij zijn de zaken nu al heel duidelijk. Ik heb dat ook in alle beleefdheid en vriendschap gezegd. Dat waren trouwens geen vijandige gesprekken, verre van. Maar ik heb duidelijk gezegd dat het parlement heel duidelijke krijtlijnen heeft getrokken.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Wat de timing betreft, geef ik u uiteraard gelijk, minister. Ik vind het goed dat het overleg met de provincies en zo al plaatsvindt en dat men zich al volop aan het voorbereiden is op het komende Offerfeest.
U hebt er niet echt op geantwoord, maar ik ga ervan uit dat u vanuit uw bevoegdheid als minister al het mogelijke zult doen om het eventuele capaciteitsprobleem zo goed mogelijk te ondervangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.