Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Volgens het communiqué dat het Vlaams Agentschap voor Innoveren & Ondernemen (VLAIO) op 29 februari jongstleden uitstuurde, zullen de evaluatiecriteria voor de toekenning van O&O-bedrijfssteun ‘verfijnd’ worden. Het woordje ‘verfijnen’ is in dit geval interessant. De nieuwe criteria zullen toegepast worden op O&O-bedrijfsprojecten die ingediend worden vanaf 1 maart. De drempelwaarde waaraan O&O-projecten moeten voldoen om steun te krijgen, wordt met één punt verhoogd.
Vooral voor projecten die zich rond de drempelwaarde bevinden, kan de bijsturing gevolgen hebben. Voor twee criteria worden nieuwe accenten gelegd en er komen ook drie nieuwe criteria bij. Deze bijsturing moet toelaten – en dat vind ik het storende – om “binnen de beschikbare budgetten gerichter te differentiëren” en “aan te sluiten bij beleidsintenties zodat bij selectie de projecten met het beste profiel kunnen gekozen worden”. Daar ben ik het uiteraard mee eens, maar ik houd er het gevoel aan over dat de spelregels hier even, en cours de route, worden veranderd omdat er te weinig geld is. Het lijkt me een botte besparingsmaatregel. Maar misschien zult u me zeggen: besparen om binnen het budget te passen om er niet meer te moeten bijsteken.
Waarom worden de criteria ineens strenger? Op zich ben ik niet tegen strenge criteria, maar het is en cours de route dat u ze strenger maakt. Hoeveel bedroeg het budget in 2015 en hoeveel bedraagt het budget voor 2016? Wat is er gebeurd met de middelen die bespaard werden? Werden ze aangewend voor O&O-doeleinden of economische steun?
Minister Muyters heeft het woord.
In 2015 was 159,3 miljoen euro begroot op de kredietlijn EBO EF101 9999 – dat zijn de projecten bedrijven en samenwerkingsverbanden. Daarvan was 100,3 miljoen euro begroot voor O&O-bedrijfsprojecten. In 2015 was de gerealiseerde vastlegging beduidend hoger. We hebben namelijk 116,8 miljoen euro moeten vastleggen, of 16,5 meer dan het vooropgestelde budget. We hebben dat geregeld. We hebben dus en cours de route niets veranderd.
Voor 2016 – dat is niet en cours de route, dat is duidelijk communiceren op voorhand – heeft het beslissingscomité bij het Hermesfonds de drempelwaarde waaraan een project moet voldoen om steun te krijgen, met één punt verhoogd. Dat is niet en cours de route, dat is zeggen dat we voor de nieuwe projecten, vanaf 2016, iets strenger zullen zijn. We doen dat om een overschrijding van het budget te vermijden, want men kan niet zomaar continu het budget overschrijden.
Bij de begrotingsopmaak 2015 was er, zoals ik al zei, 159,3 miljoen euro; bij de begrotingsaanpassing is dat met 385.000 euro gezakt naar 158,9 miljoen of bijna 159 miljoen. Bij de begrotingsopmaak 2016 is dit bedrag op 158,9 miljoen euro blijven staan. Buiten een desindexatie is er geen besparing op gebeurd. Opnieuw is 100 miljoen euro daarvan voorzien voor O&O-bedrijfsprojecten. Het gaat dus niet om een besparing. Naar de O&O-bedrijfsprojecten is er geen besparing: het was 100 miljoen euro, en het is dat gebleven. De verhoging van de drempelwaarde heeft tot doel om een omvangrijke overschrijding van het beschikbaar budget zoals in 2015 te vermijden in 2016. Dankzij het feit dat de criteria een beetje worden verhoogd, kunnen de kwalitatief goede projecten dus probleemloos op steun blijven rekenen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw verduidelijking. Op zich vind ik het wel heel positief dat er zoveel interesse is voor O&O-bedrijfsprojecten en dat het voorziene budget zelfs wordt overschreden. Ik heb alleen een praktische vraag. Betere projecten krijgen de nodige steun, maar worden de projecten die door de overschrijding en door dat tikkeltje verstrenging uit de boot vallen, opgevolgd? Of is het gewoon een ‘njet’? Elk project dat wordt gesteund, is natuurlijk een stimulans. Hoe wordt gecommuniceerd dat ze uit de boot vallen? Hoe worden de negatieve dossiers verder opgenomen? U gaat er nu waarschijnlijk meer negatieve moeten afleveren.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Met uw beslissing om de criteria te verstrengen, heb ik geen enkel probleem. Het is inderdaad op voorhand beslist, en niet en cours de route. We moeten er wel aandacht voor hebben. Uiteindelijk hebt u zich ook gebaseerd, wat logisch is, op het aanvraaggedrag uit het verleden. We weten niet hoe zich dat nu verder gaat manifesteren. Gaat er nu al wat communicatie rond gebeuren? Ontstaat er misschien wat discussie over binnen de bedrijven? We moeten toch ook wel vermijden dat zeker de nieuwere, kleinere bedrijven, die niet zo vertrouwd zijn met de procedures, afgeschrikt worden door de strengere criteria. We moeten vermijden dat ze daaruit afleiden: er zullen meer dossiers moeten worden geweigerd, dus we zullen dan maar geen dossier indienen. Daarvoor moet u waakzaam zijn. We moeten dit zeer belangrijke dossier continu monitoren. U kunt de evaluatie van de aanvragen monitoren en dan kunt u en cours de route wel kijken wat er eventueel nodig is om toch te zorgen dat de kwalitatief goede aanvragen van bedrijven er niet enkel door de verstrenging naast vallen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
De lat wordt hoog gelegd. We mikken op kwalitatieve projecten. Dat is uiteraard de goede filosofie. Tegelijk was in het regeerakkoord afgesproken om een steuntraject te gaan verlengen om op die manier meerdere fases inzake innovatie en het op de markt brengen van innovatie te gaan ondersteunen. Hoe ziet u dat? Hoe rijmt u dat met de beslissing die hieromtrent is genomen met betrekking tot die verstrenging?
Er is gepland dat in de loop van deze regeerperiode extra middelen naar onderzoek en ontwikkeling gaan, en naar innovatie. Is het dan de bedoeling om op dat moment de lat opnieuw een klein beetje lager te gaan leggen of worden die extra middelen voor andere projecten voorzien?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, u stelt het natuurlijk heel breed, en dat is vrij moeilijk. U weet wel dat ik met het clusterbeleid een richting ben ingeslagen. De kmo-groeiportefeuille zal wellicht meer bevraagd worden dan in het verleden. De vier steunmaatregelen die bestonden, groeperen we nu, maar versterken we ook met een kmo-groeisubsidie. Er is ook het aspect van de kmo-portefeuille en het wegvallen van de zuilen. De gemiddelde ondersteuning die daar geboden werd, bedroeg 1000 euro. Er is dus een totaliteit die we zullen blijven monitoren, en een groot stuk van het extra geld gaat daarnaartoe.
Mevrouw Christiaens, ik wil toch wel zeggen: u spreekt over de kleine bedrijven en dergelijke meer. Er zijn verschillende fasen: elk klein bedrijf kan ook al een beroep doen op anderen, ook naar onderzoek en ontwikkeling, via de kmo-portefeuille. Bij degenen die ambitieuzer zijn naar de kmo-groeiportefeuille, met twee keer 25.000 euro, spreken we over projecten van 1 miljoen, 1,5 tot 2 miljoen euro. Dat zijn bedrijven die op onderzoek en ontwikkeling vrij zware programma’s aan het inzetten zijn. Natuurlijk moeten de kmo’s daar ook aan bod kunnen komen, maar om steun van 1,5 tot 2 miljoen euro te kunnen krijgen vanuit Vlaanderen, mogen we op kwalitatief vlak de lat toch wel wat hoger leggen. Mochten we iedereen steun kunnen geven, zou dat schitterend zijn, maar je moet keuzes kunnen maken. Het moet dan ook wel innovatief zijn wat er aan onderzoeksvoorstel wordt voorgelegd. Dat we daar een klein beetje strenger worden, gaat niet ten nadele van een of andere groep zijn. Zeker met de terugvalposities met een kmo-groeisubsidie of een kmo-portefeuille, hebben we genoeg, zeker naar de kleine bedrijven.
Misschien vallen er hier en daar een paar bedrijven meer af. Dat zou kunnen. Wat ik ervaar met bedrijven die afvallen, is dat ze enorm veel hebben geleerd, ook van de evaluatie die ze hebben gekregen. Ze nemen die mee naar de volgende projecten, dus niet alleen om de aanvraag voor steun in te dienen. De basis is niet steun te krijgen. De basis is een goed onderzoeks- en ontwikkelingsproject te hebben, een goed bedrijfsproject te hebben. De evaluatie kan hen helpen in hun project, ook zonder dat ze steun hebben gehad. Dat is voor mij een essentieel punt.
Laat ons er toch alstublieft van uitgaan dat de basis niet is ‘hoe kunnen we zoveel mogelijk steun krijgen’, maar ‘hoe kunnen we innovatief zijn en de beste onderzoeksprojecten hebben’? Wat wij proberen te doen, is het risico wat te verkleinen of de drempel wat te verlagen. Laat ons inzetten op de meest uitdagende projecten, en dat doen we hier.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, het proces van het dossier is ook heel belangrijk. Men klaagt er wel over dat het ingewikkeld is en veel tijd vraagt, maar ik heb liever dat men zegt dat men geleerd heeft uit het proces en dat het stimuleert om het de volgende keer beter en anders aan te pakken dan dat men het gevoel heeft dat men er heel veel tijd heeft ingestoken en dat diegenen met de duurste consultants met de steun gaan lopen. Ik heb al veel geluiden in die zin gehoord. Daar moeten we aan werken en dit moeten we vermijden. Misschien kunnen we vragen aan diegenen die een dossier hebben ingediend om een evaluatieformulier in te vullen. Gebeurt dat al? Dat is goed en dan zal ik daar de cijfers van opvragen.
Ik ben het met u eens dat we niet altijd kunnen blijven stimuleren en financieel ondersteunen. Het moet een proces en een manier van werken zijn. Af en toe een duwtje in de rug moet kunnen maar er hoort ook een meerwaarde te zijn.
Ik zal een vraag stellen over de evaluatie. Het is van toepassing bij u maar even goed van toepassing op alle mogelijke aanvragen en administratieve vereenvoudiging. Als het dan lukt, hebben ze er hopelijk iets uit geleerd en blijven ze niet met negatieve gevoelens zitten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.